ECLI:NL:RBZWB:2017:4275

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
15/4317
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht gegeven informatiebeschikking wegens schending administratieplicht bij belanghebbende V.O.F. met betrekking tot naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de belanghebbende V.O.F. en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een informatiebeschikking die aan de belanghebbende is gegeven in verband met een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012. De inspecteur heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet voldeed aan de administratieplicht, omdat er geen dagelijkse kasadministratie werd bijgehouden, ondanks de omvangrijke kasstromen. De rechtbank oordeelt dat de informatiebeschikking terecht is gegeven, omdat de administratie van de belanghebbende ernstige gebreken vertoonde en niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De rechtbank heeft geen nieuwe termijn verleend voor het voldoen aan de administratieplicht, omdat de gebreken onherstelbaar zijn. De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigt de informatiebeschikking van de inspecteur.

Uitspraak

Rechtbank zeeland-west-brabant

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
zaaknummer: BRE 16/4317
uitspraak van 17 juli 2017
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] V.O.F., gevestigd te [plaats X],
belanghebbende
(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Met betrekking tot een op te leggen naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 heeft de inspecteur aan belanghebbende een informatiebeschikking gegeven.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de informatiebeschikking bezwaar gemaakt.
1.3.
Belanghebbende heeft de inspecteur bij e-mailbericht van 30 mei 2016 in gebreke gesteld als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.4.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 juni 2016 de informatiebeschikking gehandhaafd en het verzoek om toekenning van een dwangsom afgewezen.
1.4.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij brief met dagtekening 5 juni 2016, ontvangen bij de rechtbank op 6 juni 2016. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334.
1.5.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017.
Van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.
Dit beroep is gelijktijdig behandeld met de beroepen met de zaaknummers BRE 15/7002, BRE 15/7003, BRE 15/7004, BRE 15/7898, BRE 15/7899, BRE 16/4318, BRE 16/4319, BRE 16/4320, BRE 16/4321 en BRE 16/4322.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende is gevestigd op het adres [adres] te [plaats X]. Haar bedrijfsactiviteiten bestaan uit de handel in en het verhuren van nieuwe en gebruikte personenauto’s en bedrijfsauto’s. Firmanten van belanghebbende gedurende het jaar 2012 zijn [H] (H) en diens zonen [A] en [C].
2.2.
Op 3 december 2014 is de inspecteur begonnen aan een boekenonderzoek bij belanghebbende, van welk onderzoek hij op 2 december 2015 een concept controlerapport heeft uitgebracht (bijlage 10 bij het verweerschrift). In het controlerapport is onder meer het volgende vermeld:

3.3 Kasadministratie
De kasadministratie valt onder verantwoordelijkheid van [H].
Tijdens de controle is vastgesteld dat er binnen de onderneming een omvangrijke stroom contant geld om gaat zonder dat hiervoor een kasboek wordt bijgehouden. Dit is, gezien de aard van de onderneming en het aantal kasmutaties, vereist dat belastingplichtige dagelijks een gedegen kasadministratie bijhoudt en ook regelmatig controleert. (…) De kasbescheiden die er waren worden pas veel later ingeboekt door de adviseur. Hieruit blijkt dat contante uitgaven niet op juiste data geboekt kunnen zijn. Hierdoor geeft de kasadministratie geen getrouw beeld weer van het aanwezige kasgeld op een bepaald moment. (…)
3.3.1
Negatieve kassaldo’s
In de administratie komen negatieve saldo’s voor.
(…)
2012
In 2012 is de hoogste negatieve kas op 30-04-2012 een bedrag van € 140.981,64. Om deze negatieve kassaldo’s in 2012 weg te werken zijn er (…) tijdens het afwerken van de administratie van 2013, diverse voorafgaande journaalposten gemaakt die hun oorsprong vinden in boekjaar 2012. De gesaldeerde uitkomst van deze voorafgaande journaalposten verklaren dat er in 2012 € 49.722,- meer ontvangsten zijn geweest. Per saldo is er daarna nog een correctie nodig om de resterende negatieve saldo’s van totaal € 91.259,64 in de kas te voorkomen. (…)
4.2
Huuropbrengsten auto’s
Er worden auto’s verhuurd aan derden, uit de administratie blijkt ook dat deze auto’s gebruikt/ verhuurd worden op tijdstippen waarvoor er in de administratie geen (omzet) factuur is terug te vinden. Er worden boetes betaald voor auto’s terwijl er geen huur opbrengst van deze auto’s zijn. Kilometerstanden, vermeldt op aanwezige huurcontracten sluiten niet op elkaar aan. Gezien het feit dat er door de onderneming geen sluitende verhuur administratie is bijgehouden is het waarschijnlijk dat de daadwerkelijke huur ontvangsten niet volledig verantwoord zijn. (…)
5.2.6
Vjp (…) omzetbijtelling zonder Btw
In 2012 wordt er een voorafgaande journaalpost geboekt (…). Geboekt wordt, meer omzet (…) € 105.202,- over deze geboekte omzet is geen btw afgedragen. De vorige boekhouder, (…), heeft verklaard dat deze bijboeking van omzet is gedaan om het negatieve kassaldo op te heffen.”
2.3.
Met dagtekening 2 december 2015 heeft de inspecteur de onderhavige beschikking gegeven. Belanghebbende heeft tegen de informatiebeschikking bezwaar gemaakt. Op 30 mei 2016 heeft belanghebbende de inspecteur in gebreke gesteld van het doen van uitspraak op bezwaar en een beroep gedaan op de dwangsomregeling van artikel 4:17 van de Awb. Op 2 juni 2016 heeft de inspecteur uitspraak op het bezwaar gedaan en daarbij tevens beslist dat hij geen dwangsom heeft verbeurd.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de informatiebeschikking terecht is gegeven. Tevens is in geschil of de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingebracht. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken en het verhandelde ter zitting.
3.2.
Belanghebbende concludeert, naar de rechtbank begrijpt, tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking.
3.3.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

Vooraf: reikwijdte van het beroep
4.0.
Op grond van artikel 4:19, eerste lid, van de Awb heeft een beroep tegen een uitspraak op bezwaar mede betrekking op een beschikking tot vaststelling van een dwangsom bij niet tijdig beslissen, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist. Nu van een dergelijke betwisting niets is gebleken heeft het onderhavige beroep niet mede betrekking op de onder 2.3 genoemde dwangsombeschikking. Overigens ligt een betwisting van de dwangsombeschikking ook niet in de rede nu de inspecteur de ingebrekestelling heeft ontvangen op 30 mei 2016 en de uitspraak op bezwaar is gedaan op 2 juni 2016, zodat er geen grond is voor verbeurte van een dwangsom (artikel 4:17, derde lid, van de Awb).
De op de zaak betrekking hebbende stukken
4.1.
De stelling van belanghebbende dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd wordt verworpen, nu belanghebbende niet voldoende concreet heeft gesteld welke bestaande stukken ontbreken die van enig belang kunnen zijn (geweest) voor de besluitvorming in deze zaak. De opmerking van belanghebbende dat de aanleiding van een inval en het onderzoek niet in de gedingstukken is terug te vinden, is daartoe onvoldoende.
De informatiebeschikking
4.2.
Op grond van artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) dient een administratie te worden gevoerd naar de eisen van het bedrijf en op zodanige wijze dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de ondernemer en de voor de heffing van belastingen van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Wordt aan deze verplichting niet voldaan dan kan de inspecteur, op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Awr, dit vaststellen bij een informatiebeschikking.
4.3.
Uit de bevindingen van het door de inspecteur bij belanghebbende ingestelde boekenonderzoek zoals opgenomen in het concept controlerapport van 2 december 2015 (bijlage 10 bij het verweerschrift), komt onder meer naar voren dat er geen dagelijkse kasadministratie is bijgehouden terwijl er in de onderneming een omvangrijke stroom contant geld omgaat. Tevens is vastgesteld dat – evenals in 2011 – in 2012 sprake is van hoge negatieve kassaldi. Ook is geconstateerd dat primaire gegevens en vastleggingen onder meer met betrekking tot de verhuur van auto’s, ontbreken. Gegeven deze bevindingen moet worden geoordeeld dat de administratie niet naar de eisen van het bedrijf is gevoerd en dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen daaruit duidelijk blijken. Hetgeen belanghebbende daarover heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een andersluidend oordeel te komen. De informatiebeschikking is dus terecht gegeven.
4.4.
De stelling van belanghebbende dat de informatiebeschikking pas in de beroepsfase is gegeven, mist feitelijke grondslag. Belanghebbende bedoelt kennelijk op de beroepsfase betreffende de naheffingsaanslag omzetbelasting voor tijdvakken in het jaar 2011. De informatiebeschikking is echter gegeven met betrekking tot een nog op te leggen naheffingsaanslag omzetbelasting voor tijdvakken in het jaar 2012. Het standpunt van belanghebbende dat de informatiebeschikking moet worden opgelegd in de fase waarin de vermeende schending van de administratieplicht wordt geconstateerd, wordt verworpen onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 2 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:2895). Van strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur is voorts geen sprake. Al hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.5.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, wordt het beroep ongegrond verklaard.
4.6.
Op grond van artikel 27e, tweede lid, van de Awr stelt de rechtbank bij een ongegrondverklaring van het beroep een nieuwe termijn voor het voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichtingen in situaties waarin daar nog gevolg aan kan worden gegeven. De rechtbank is van oordeel dat aan de administratie van belanghebbende dusdanige ernstige gebreken kleven, dat zij niet alsnog gevolg kan geven aan de in artikel 52 van de Awr opgenomen administratieplicht. De rechtbank zal belanghebbende daarom geen termijn geven om te voldoen aan de in de informatiebeschikking bedoelde verplichting.

5.Proceskosten

Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.A.P. van Roij, voorzitter en mr. drs. M.H. van Schaik en mr. R.C.H.M. Lips, leden, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2017.
De griffier, De voorzitter,
H. van Lingen mr. W.A.P. van Roij
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.