In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2017, wordt de zaak behandeld van een eiser die beroep heeft ingesteld tegen de beëindiging van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank oordeelt dat de overdracht van bevoegdheden aan een gemeenschappelijke regeling niet betekent dat het grondgebied van de deelnemende gemeenten als één gemeente moet worden beschouwd. De eiser, die in [plaats1] woont, heeft aangevoerd dat hij zijn hoofdverblijf in zijn eigen woning heeft en dat de beëindiging van zijn uitkering onterecht is. De rechtbank stelt vast dat de eiser nog steeds woonplaats heeft in de gemeente waar hij bijstand ontving, ondanks dat hij ook tijd doorbrengt in de woning van zijn partner in [woonplaats moeder]. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het dagelijks bestuur, herroept het primaire besluit en bepaalt dat de eiser recht heeft op bijstand als alleenstaande inwoner van de gemeente [plaats1]. Tevens wordt het dagelijks bestuur veroordeeld tot schadevergoeding en vergoeding van proceskosten aan de eiser.