ECLI:NL:CRVB:2015:3796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- M. ter Brugge
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 5 november 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep oordeelt over het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die haar beroep ongegrond had verklaard. De intrekking van de bijstand is gebaseerd op het standpunt van het college dat appellante een gezamenlijke huishouding voert met haar ex-partner L, wat zij niet heeft gemeld. De Sociale Recherche heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij waarnemingen en huisbezoeken zijn uitgevoerd. De Raad concludeert dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende bewijs bieden voor de stelling dat appellante en L in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van appellante gegrond. Het besluit van het college tot intrekking van de bijstand wordt herroepen, en het college wordt veroordeeld tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de na te betalen bijstand. Tevens worden de proceskosten van appellante vergoed.