Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
,ontvangen bij de rechtbank op 13 november 2015, beroepen ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven van € 45.
2.Feiten
€ -/- 64.600 € -/- 190.400
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
offences against a law relating to taxation (…), but not in connection with non-criminal investigations or proceedings relating thereto”. De inspecteur heeft deze informatie dan ook onbevoegdelijk dan wel onrechtmatig verkregen, aldus belanghebbende.
Voor wat betreft de stelling van de inspecteur dat voor een deel van de gedeclareerde kosten geen werkzaamheden in China zijn verricht, overweegt de rechtbank het volgende. In de bijlagen van de facturen van [een Chinese Ltd A] die bij de aangifte VPB 2010/2011 in aftrek zijn gebracht zijn 166 namen twee keer vermeld. Dit betekent dat ter zake van de desbetreffende personen twee keer het overeengekomen bedrag voor een "application" is gefactureerd. Gelet op hetgeen partijen hierover hebben gesteld, acht de rechtbank aannemelijk dat 166 "applications" geen betrekking hebben op de aanvraag van een TWV in China, maar op verlengingen of wijzigingen in eerder afgegeven TWV en dat hiervoor geen feitelijke werkzaamheden in China zijn verricht. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat voor de aanvraag van een TWV ter zake van één persoon slechts éénmaal papieren uit China moeten worden geregeld zodat [een Chinese Ltd A] alleen voor die "application" werkzaamheden in China heeft moeten (laten) verrichten. De enkele verklaring van belanghebbende dat bij iedere ontvangst van een "application" standaard aan [een Chinese Ltd A] wordt verzocht om alle stukken uit China op te vragen en dit, indien achteraf blijkt dat het geen aanvraag van een TWV betrof, werd hersteld, acht de rechtbank reeds vanwege het ontbreken van creditnota's, niet geloofwaardig. Het is immers niet aannemelijk dat een opdrachtgever kosten accepteert voor werkzaamheden die voor de desbetreffende "application" niet nodig waren. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat de 166 "applications" betrekking hebben op andere procedures dan de aanvraag van een TWV (zoals verzoeken tot verlenging en/of wijziging van de reeds verleende TWV) en [een Chinese Ltd A] voor deze procedures geen feitelijke werkzaamheden in China heeft verricht. De facturen ontberen naar het oordeel van de rechtbank in zoverre dan ook bewijskracht zodat de inspecteur het ter zake van deze 166 "applications" gefactureerde bedrag van € 290.500 (166 maal € 1.750) terecht niet in aftrek heeft toegelaten.”. De omkering van de bewijslast brengt in die procedure met zich mee dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de aanslag Vpb, en daarmee de correctie van de kosten van € 1.142.787 (is € 1.207.387 minus € 64.600), tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: