Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
De amendementen strekken ertoe de in het wetsvoorstel opgenomen omschrijving van de gevallen waarin het ontbreken van een zogenoemd «nieuw feit» (wegens een ambtelijk verzuim van de inspecteur) niet in de weg staat aan de bevoegdheid tot navorderen te vervangen door een omschrijving waarin de term «te kwader trouw» voorkomt. Met de nieuwe formulering wordt aangesloten bij het advies van de Hoge Raad (d.d. 14 januari 1987) over het toenmalige voorontwerp van wet, dat aan het onderhavige wetsvoorstel ten grondslag heeft gelegen. De Hoge Raad gaf destijds in overweging om de huidige navorderingsbevoegdheid aldus uit te breiden, dat de belastingplichtige «te kwader trouw» geen beroep meer kan doen op het ontbreken van een nieuw feit.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag ib/pvv 2007 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.604 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 29.121 en vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- vermindert de aanslag ib/pvv 2008 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.379 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 89.288 en vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- vermindert de aanslag ib/pvv 2009 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 53.644 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 337.451 en vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- vernietigt de beschikkingen verzuimboeten;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.732;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: