Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 13 december 2016 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser], [woonplaats eiser], eiser,
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
organenvan andere lidstaten. In navolging daarvan heeft de HR op 2 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:2904) geoordeeld dat in het geval er sprake is van een rijnvarende en het Rijnvarendenverdrag van toepassing is, geen betekenis kan worden toegekend aan een door Luxemburg afgegeven E106-verklaring. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dat oordeel ook te gelden voor een E101-verklaring en zij verwijst daarbij tevens naar een uitspraak van de HR van 11 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2013:CA0827). Besluit no. 4 van 27 maart 1990 van het Administratief Centrum voor de Rijnvarenden, waarnaar eiser heeft verwezen, maakt dat niet anders. Daarin zijn slechts afspraken gemaakt over het gebruik van modelformulieren. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding om af te wijken van voormelde rechtspraak en de Svb alsnog gebonden te achten aan de afgegeven E101-verklaring.