Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, woonachtig in Malta, en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag kansspelbelasting. De inspecteur had aan de belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 77.526 voor het tijdvak van 1 februari 2008 tot en met 30 september 2008, welke later werd verminderd tot € 70.363. De rechtbank diende te beoordelen of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, of er sprake was van omkering van de bewijslast, en of online pokerspelen als kansspelen in de zin van de Wet KSB konden worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van omkering van de bewijslast, omdat aan de belanghebbende geen aangiftebiljetten waren uitgereikt en er geen informatiebeschikking was gegeven. Tevens werd vastgesteld dat online pokerspelen als kansspelen moeten worden aangemerkt, ondanks de argumenten van de belanghebbende dat de uitkomst door vaardigheid en kennis beïnvloed kon worden. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht had opgelegd, omdat de prijzen die de belanghebbende had gewonnen, hoger waren dan de drempel van € 454, en dat de wetgeving op dat moment geen rekening hield met inzetten.
Daarnaast werd het beroep van de belanghebbende op voorkoming van dubbele belasting verworpen, omdat hij niet had aangetoond dat de gewonnen prijzen in Las Vegas aan een gelijksoortige belasting waren onderworpen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag niet leidde tot een individuele en buitensporige last voor de belanghebbende, en verklaarde het beroep ongegrond.