Op 15 april 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) vernietigd, omdat op de naheffingsaanslag geen tijdvak van naheffing was vermeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd op 31 oktober 2013, en de rechtbank oordeelde dat de vermelding van het tijdvak van naheffing een essentieel onderdeel van de aanslag is. De rechtbank stelde vast dat het aanslagbiljet geen informatie bevatte over wanneer en in welke vorm zich belastbare feiten hebben voorgedaan, waardoor de aanslag niet in stand kon blijven.
Daarnaast heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1.005 en het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 328. Tevens is de Minister van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan de belanghebbende tot een bedrag van € 500, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de indiening van het bezwaarschrift meer dan twee jaar was verstreken, wat resulteerde in een overschrijding van de redelijke termijn met een half jaar.
De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. I. van Wijk. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak een rechtsmiddel kunnen aanwenden.