Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggave van omzetbelasting door een belanghebbende die zonnepanelen had laten installeren. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot teruggave niet tijdig was ingediend, omdat het verzoek buiten de termijn van artikel 31 van de Wet OB 1968 was gedaan. De belanghebbende had zich op 28 maart 2014 als ondernemer voor de omzetbelasting gemeld, maar het verzoek om teruggave was pas op 16 april 2014 ingediend, terwijl het verzoek uiterlijk voor 1 oktober 2013 had moeten worden gedaan. De rechtbank stelde vast dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, ook niet door de omstandigheid dat de staatssecretaris van Financiën pas later duidelijkheid had gegeven over de gevolgen van het Fuchs-arrest.
De rechtbank overwoog verder dat de vraag of de staatssecretaris het Fuchs-arrest ten onrechte als nieuwe rechtspraak had aangemerkt, niet ter toetsing stond van de belastingrechter. De belanghebbende kon ook geen beroep doen op het arrest Salomie, omdat deze zaak niet ging over de termijn voor teruggave van voorbelasting. De rechtbank concludeerde dat de driemaandstermijn voor het indienen van een verzoek om teruggave voldoende ruimte biedt voor ondernemers om hun recht op aftrek te effectueren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en zag zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.