In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de naheffingsaanslag BPM voor 39 ingevoerde personenauto's. De inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd omdat de B.V. ten onrechte de afschrijvingstabel voor gebruikte auto’s had toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto’s, die een lage kilometerstand hadden en geen sporen van gebruik vertoonden, als nieuwe personenauto's moesten worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de leeftijd van de auto’s niet relevant was voor de kwalificatie als gebruikt of nieuw. De B.V. had in de periode van 13 september 2012 tot en met 22 januari 2013 aangifte gedaan voor de BPM van de invoer van deze auto’s, maar de inspecteur betwistte de toepassing van de afschrijvingstabel. De rechtbank volgde de inspecteur in zijn standpunt dat de auto’s niet als gebruikt konden worden aangemerkt, omdat ze niet voldeden aan de criteria van gebruikssporen en kilometerstand. Daarnaast werd ook het beroep van de B.V. op het gemeenschapsrecht verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de Alfa Romeo, waarover ook geschil bestond, als nieuw moest worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van de B.V. ongegrond en bevestigde de naheffingsaanslag.