ECLI:NL:RBSHE:2008:BD9909
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Kort geding
- J.H.W. Rullmann
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis in kort geding met betrekking tot ontruiming van onroerende zaken
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 augustus 2008 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, [eiser], had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 17 maart 2005, waarbij hij bij verstek was veroordeeld tot ontruiming van onroerende zaken. De dagvaarding was niet aan hem persoonlijk betekend, wat leidde tot de vraag of hij op de hoogte was van de rechtszaak en de daaropvolgende veroordeling. De rechter oordeelde dat de eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzet, omdat het rechtsmiddel van verzet niet openstond tegen het vonnis als bedoeld in artikel 140, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In plaats daarvan kon de eiser alleen hoger beroep instellen, zoals ook blijkt uit artikel 335, lid 2 Rv. De rechter merkte op dat artikel 339 Rv, dat de termijnen voor hoger beroep regelt, geen uitzondering maakt voor gedaagden die geen kennis hadden van de dagvaarding. Dit kan in strijd zijn met het beginsel van hoor en wederhoor, zoals vastgelegd in artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechter besloot dat de eiser niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzet en werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 781 werden begroot. De uitspraak benadrukt de noodzaak van kennisgeving en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de toegang tot rechtsmiddelen.