ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2958

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
285052/FT-EA 07.35
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot eigen faillietverklaring wegens ontbreken van baten en redelijk belang

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 11 april 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot eigen faillietverklaring van de aangever, geboren in Iran en momenteel woonachtig in Nederland. De aangever heeft verklaard dat hij geen bezittingen heeft die verhaal zouden kunnen bieden aan zijn schuldeisers en leeft van een bijstandsuitkering. Hij heeft ook aangegeven dat hij regelmatig wordt gegijzeld vanwege CJIB-vorderingen van circa € 3.000,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever in een situatie verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen en dat er geen baten zijn die een curator zou kunnen onderzoeken.

De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de vaste rechtspraak dat een aanvrager van een faillissement een redelijk belang moet hebben bij de faillietverklaring. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat het de curator is die een onderzoek instelt naar de baten, en dat de rechter pas na kennisneming van dit onderzoek kan beoordelen of er sprake is van misbruik van bevoegdheid of een redelijk belang. In dit geval is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de aanvraag tot faillietverklaring moet worden afgewezen, omdat de kosten voor de curator niet in verhouding staan tot de marginaal te verwachten baten.

De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen op basis van de onevenredigheid tussen het belang van de aangever bij de uitoefening van zijn bevoegdheid en de niet-verhaalbare kosten van de curator. De beslissing is genomen in het kader van de Europese insolventieverordening, waarbij de rechtbank bevoegd is om deze procedure te openen, gezien het centrum van de voornaamste belangen van de aangever in Nederland ligt. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R. Becker.

Uitspraak

rekestnummer: 285052/FT-EA 07.35
uitspraakdatum: 11 april 2007
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[aangever],
geboren op [geboortedatum 1985] te [geboorteplaats] (Iran),
postadres [adres],
aangever,
heeft aangifte gedaan strekkende tot eigen faillietverklaring.
Aangever is op 11 april 2007 in raadkamer gehoord.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van aangever in Nederland ligt.
Aangever heeft verklaard in de toestand te verkeren dat hij heeft opgehouden te betalen.
Bij de beoordeling van het verzoek wordt het volgende overwogen.
Dat een aanvrager van een faillissement bij de faillietverklaring een redelijk belang moet hebben is vaste rechtspraak.
Aangever heeft desgevraagd verklaard dat hij geen enkele bezittingen heeft die verhaal zouden kunnen bieden aan schuldeisers; hij heeft voorts geen werk, en leeft van een bijstandsuitkering. Vanwege CJIB-vorderingen van circa € 3.000,-- wordt hij regelmatig gegijzeld.
De vraag is of de aangever onder de gegeven omstandigheden bij de faillietverklaring een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW.
De rechtbank oordeelt als volgt:
De Hoge Raad heeft in de beschikking van 10-11-2000 (NJ 2001/249 m.o P.v.S), in navolging van die van 10-05-1974 (NJ 1975/267) geoordeeld dat het de curator is die een onderzoek instelt naar de baten en dat de rechter in beginsel eerst na kennisneming daarvan kan beoordelen of sprake is (geweest) van misbruik van bevoegdheid dan wel een redelijk belang.
In casu staat volgens de aangever zelf vast dat er geen bezittingen zijn, zodat redelijkerwijs ervan uit mag worden gegaan dat er geen baten zijn. Een eventuele boedelbijdrage ten laste van de uitkering van aangever zal dermate marginaal zijn, dat dit niet in verhouding staat tot de kosten die een curator zal moeten maken. Ten gevolge hiervan kan in redelijkheid niet worden verwacht dat een curator wordt belast met een onderzoek, waarvan deze zelf de kosten moet dragen. Er is derhalve sprake van onevenredigheid tussen het belang van de aangever bij de uitoefening van zijn bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, zijnde de niet-verhaalbare kosten van de curator.
Voorgaande feiten en omstandigheden op zich en in onderling verband beschouwend komt de rechtbank tot het oordeel de aanvraag dient te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot eigen faillietverklaring van:
[aangever],
geboren op [geboortedatum 1985] te [geboorteplaats] (Iran),
postadres [adres].
Gewezen door mr. M.P. de Valk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2007 om 9.25 uur, in tegenwoordigheid van R. Becker, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een procureur binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.