ECLI:NL:RBSGR:2007:BA2958
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot eigen faillietverklaring wegens ontbreken van baten en redelijk belang
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 11 april 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot eigen faillietverklaring van de aangever, geboren in Iran en momenteel woonachtig in Nederland. De aangever heeft verklaard dat hij geen bezittingen heeft die verhaal zouden kunnen bieden aan zijn schuldeisers en leeft van een bijstandsuitkering. Hij heeft ook aangegeven dat hij regelmatig wordt gegijzeld vanwege CJIB-vorderingen van circa € 3.000,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever in een situatie verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen en dat er geen baten zijn die een curator zou kunnen onderzoeken.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de vaste rechtspraak dat een aanvrager van een faillissement een redelijk belang moet hebben bij de faillietverklaring. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat het de curator is die een onderzoek instelt naar de baten, en dat de rechter pas na kennisneming van dit onderzoek kan beoordelen of er sprake is van misbruik van bevoegdheid of een redelijk belang. In dit geval is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de aanvraag tot faillietverklaring moet worden afgewezen, omdat de kosten voor de curator niet in verhouding staan tot de marginaal te verwachten baten.
De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen op basis van de onevenredigheid tussen het belang van de aangever bij de uitoefening van zijn bevoegdheid en de niet-verhaalbare kosten van de curator. De beslissing is genomen in het kader van de Europese insolventieverordening, waarbij de rechtbank bevoegd is om deze procedure te openen, gezien het centrum van de voornaamste belangen van de aangever in Nederland ligt. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R. Becker.