ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3687

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378774 / FT-EA 10-410
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing faillissementsverzoek wegens misbruik van recht

Op 4 november 2010 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak van PEDICUREPRAKTIJK [X.] B.V. betreffende een verzoek tot eigen faillietverklaring. De rechtbank overwoog dat, op grond van artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet, voor een faillissementsverzoek sprake moet zijn van pluraliteit van schuldeisers en dat de schuldenaar in een toestand van opgehouden betalen verkeert. In deze zaak was het crediteurensaldo van verzoekster slechts € 2.616,83 met in totaal 11 crediteuren. De bestuurder van de verzoekster verklaarde dat de onderneming geen activa had en ook in de toekomst niet zou kunnen beschikken over enige activa. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen uitzicht was op voldoening van de faillissementskosten.

De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin werd gesteld dat er een redelijk belang bij faillietverklaring moet zijn. In dit geval ontbrak een zwaarwegend belang van de verzoekster, waardoor de rechtbank oordeelde dat het faillissementsverzoek misbruik van bevoegdheid opleverde op grond van artikel 3:13 BW. De belangen van de schuldeisers om hun vorderingen betaald te krijgen, waren niet opgewogen tegen de kosten die een curator zou maken zonder uitzicht op enige uitkering.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot faillietverklaring moest worden afgewezen, omdat het belang van de verzoekster niet opwoog tegen de andere betrokken belangen. De beslissing werd genomen door mr. C.W.D. Bom en uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.M.J.W. Robeerst, griffier.

Uitspraak

rekestnummer: 378774/FT-EA 10.410
uitspraakdatum: 4 november 2010
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
PEDICUREPRAKTIJK [X.] B.V.
verzoekster,
heeft aangifte gedaan strekkende tot eigen faillietverklaring.
Verzoekster is bij monde van haar bestuurder, zijnde mw. [X.], in raadkamer gehoord.
Namens verzoekster heeft de bestuurder desgevraagd verklaard dat de onderneming thans niet over enig actief kan beschikking dit in de toekomst ook niet anders zal zijn.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 6 lid 3 Faillissementswet dient er - wil een faillissementsverzoek slagen - sprake te zijn van pluraliteit van schuldeisers en dient de schuldenaar in kwestie te verkeren in de toestand van opgehouden te betalen.
In lijn met de uitspraken van deze rechtbank van 3 augustus 2005 (JOR 2006/191), 11 april 2007 (LJN BA2958), 29 september 2009 (LJN BJ9971) en meest recentelijk 27 juli 2010 (RI 2010/74) kan de rechtbank van een verzoeker van een faillissement in situaties waarin niet de verwachting bestaat dat er enig actief vergaard zal worden, dan wel zal vrijkomen om de faillissementskosten mee te kunnen voldoen, verlangen dat er daarnaast ook sprake is van een redelijk belang bij faillietverklaring. Bij deze vraag wordt het belang van de verzoeker afgewogen tegen het belang dat de curator heeft om de faillissementskosten voldaan te zien. Indien er een dergelijk zwaarwegend belang ontbreekt kan er sprake zijn van misbruik van bevoegdheid op grond van artikel 3:13 BW, wat in dat geval leidt tot het afwijzen van het faillissementsverzoek.
In casu heeft de bestuurder van verzoekster verklaard dat de onderneming thans niet over enig actief beschikt en zij niet verwacht dat de onderneming in de toekomst over enig actief zal kunnen beschikken. Uitzicht op enige mogelijkheid tot voldoening van de faillissementskosten is er niet. Verzoekster heeft noch in haar verzoekschrift noch ter zitting een zwaarwegend belang naar voren gebracht, waardoor eerdergenoemde belangafweging ten faveure van verzoekster zou moeten uitvallen. Daarbij komt nog dat uit de overgelegde stukken blijkt dat het crediteurensaldo van verzoekster (slechts) € 2.616,83 bedraagt met totaal 11 crediteuren. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een onevenredigheid tussen het belang van verzoekster, het belang van een curator anderzijds verschoond te blijven van niet verhaalbare kosten en de belangen van de schuldeisers om hun vordering betaald te zien, wat bij het uitspreken van het faillissement van verzoekster zou leiden tot misbruik van bevoegdheid op grond van artikel 3:13 BW. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat het belang dat in wezen door het faillissement zou moeten worden gediend, namelijk een verdeling van de boedel onder de schuldeisers, vanwege het geringe aantal schuldeisers, het betrekkelijk geringe (gemiddelde) bedrag van hun vorderingen en het uitzicht dat zij naar een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen uitkering zullen ontvangen, niet opweegt tegen de andere betrokken belangen. De rechtbank concludeert dan ook dat het verzoek tot faillietverklaring afgewezen dient te worden.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van:
PEDICUREPRAKTIJK [X.] B.V.
Gewezen door mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2010 om 16.00 uur, in tegenwoordigheid van mr. B.M.J.W. Robeerst, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.
afwijzing faillissement
L35