ECLI:NL:RBROT:2025:9673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
ROT 23/6397
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een boete wegens overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2025 uitspraak gedaan over de oplegging van een boete van € 18.900,00 aan eiseres, een logistiek bedrijf, vanwege overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet). De minister had deze boete opgelegd naar aanleiding van een ongeval op 4 februari 2022, waarbij een werknemer van eiseres van een stapel staalplaten viel en een verbrijzelde hiel opliep. De rechtbank oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar matigde deze ambtshalve vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Eiseres had aangevoerd dat er geen sprake was van een onveilige werkwijze en dat de werknemer in strijd met de instructies had gehandeld. De rechtbank concludeerde echter dat de werkwijze niet veilig was, omdat werknemers op hoogte werkten zonder valbescherming en terwijl er staalplaten werden gehesen. De rechtbank heeft de boete verlaagd tot € 17.955,00, maar het beroep van eiseres verder ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om veilige werkomstandigheden te waarborgen en de meldingsplicht bij arbeidsongevallen na te leven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6397
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2025 in de zaak tussen
[naam eiseres], uit [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M. Verhagen),
en
[naam verweerster]
(gemachtigde: mr. A.D. Brouwers-Wozniak),
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over de oplegging van een boete vanwege overtredingen die zijn gepleegd volgens de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet). [naam verweerster] heeft met het besluit van 27 maart 2023 een boete ter hoogte van € 18.900,00 opgelegd aan eiseres vanwege een overtreding van artikel 7.26, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) en artikel 9, eerste lid, van de Arbowet. De rechtbank is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd en dat er geen reden is tot matiging van de boete op grond van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (de beleidsregels). Wel matigt de rechtbank de boete ambtshalve vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Procesverloop
2. Met het besluit van 27 maart 2023 (het primaire besluit) heeft [naam verweerster] een boete van in totaal € 18.900,- opgelegd. Deze boete bestaat uit een boete van € 16.200,- vanwege overtreding van artikel 7.26, eerste lid van het Arbobesluit en een boete van € 2.700,- vanwege overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Arbowet.
2.1. Met het besluit van 11 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) heeft [naam verweerster] het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is [naam verweerster] bij het primaire besluit gebleven.
2.2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. [naam verweerster] heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [persoon A] , Manager Terminal Operations bij eiseres, en de gemachtigde van [naam verweerster] .
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres is een logistiek bedrijf. Zij houdt zich bezig met laad-, los- en overslagactiviteiten voor de zeevaart op de Maasvlakte in Rotterdam. Er worden door eiseres werkzaamheden verricht die bestaan uit het laden van goederen in een schip.
3.1. Op 4 februari 2022 omstreeks 16:30 uur heeft een ongeval plaatsgevonden waarbij één van de werknemers van eiseres (de werknemer) [1] van een stapel staalplaten is gevallen. De werknemer stond op een stapel staalplaten. Tijdens het aanhoeken van een staalplaat stond de werknemer met beide benen over de hijsketting heen. Vervolgens werd de ketting op aangeven van de toezichthouder strak getrokken door de hijskraan. Hierdoor werd de werknemer door de hijsketting van de stapel staalplaten geduwd waardoor hij op de grond viel. De werknemer heeft als gevolg van het ongeval een verbrijzelde linkerhiel opgelopen. Hij is gedurende een nacht opgenomen geweest in het ziekenhuis. Vervolgens is hij op 23 februari 2022 nogmaals opgenomen geweest in het ziekenhuis vanwege een operatie.
3.2. Het ongeval is op 12 april 2022 door een derde bij de Nederlandse Arbeidsinspectie (de Arbeidsinspectie) gemeld. Naar aanleiding van deze melding heeft de Arbeidsinspectie een onderzoek ingesteld. De inspecteur heeft, zoals volgt uit het boeterapport van 14 oktober 2022 en het aanvullend boeterapport van 6 maart 2023, geconstateerd dat overtredingen zijn gepleegd volgens de Arbowet. Met de kennisgeving van 8 maart 2023 is eiseres op de hoogte gesteld van het voornemen tot het opleggen van een boete. Zij is ook in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Eiseres heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
3.3. [naam verweerster] heeft met het primaire besluit een boete ter hoogte van € 16.200,- opgelegd aan eiseres vanwege overtreding van artikel 16, tiende lid, van de Arbowet, juncto artikel 7.26, eerste lid, van het Arbobesluit. Aan deze boete heeft [naam verweerster] ten grondslag gelegd dat de stuwwerkzaamheden verband houdende met het laden van staalplaten op een schip niet op een veilige en ordelijke wijze zijn uitgevoerd. [2] Ook is aan eiseres een boete ter hoogte van € 2.700,00 opgelegd, omdat eiseres het arbeidsongeval van 4 februari 2022, dat heeft geleid tot een ziekenhuisopname, niet heeft gemeld bij de Arbeidsinspectie. [3] Dit is een overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Arbowet.
3.4. Met het bestreden besluit heeft [naam verweerster] de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en heeft het primaire besluit in stand gelaten. [naam verweerster] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat uit getuigenverklaringen en bevindingen van de inspecteur volgt dat op de dag van het ongeval de werknemers op de stapel staalplaten stonden terwijl de bovenste staalplaat werd gehesen. Dit is volgens [naam verweerster] geen veilige en ordelijke werkwijze en daarmee is sprake van een overtreding van artikel 7.26, eerste lid, van het Arbobesluit. Volgens [naam verweerster] heeft eiseres niet alles gedaan wat in redelijkheid van haar kon worden gevergd om de overtreding te voorkomen. Van verminderde verwijtbaarheid is niet gebleken. Evenmin is [naam verweerster] gebleken van andere omstandigheden die zouden moeten leiden tot een verminderde verwijtbaarheid. Over de overtreding van artikel 9, eerste lid, Arbowet concludeert [naam verweerster] dat eiseres verplicht was om het arbeidsongeval direct na de gebeurtenis te melden bij de Arbeidsinspectie. Dit heeft eiseres niet gedaan, zodat dit een overtreding oplevert. Niet is gebleken van verminderde verwijtbaarheid en evenmin is aanleiding gezien om de boete te matigen.
Het beroep van eiseres
4. Eiseres heeft aangevoerd dat geen sprake is van een onveilige werkwijze, dat de werknemer in strijd met de instructies heeft gehandeld en dat ten onrechte is aangenomen dat er te vroeg gehesen zou zijn. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er redenen zijn om de boete te matigen, omdat geen sprake is van een onveilige werksituatie. Eiseres geeft werkinstructies mee, er worden toolboxmeetings gehouden en er is adequaat toezicht op de werkvloer. Ten aanzien van het niet melden van het arbeidsongeval voert eiseres aan dat zij er niet mee bekend was en er ook niet op bedacht hoefde te zijn dat sprake was van een ziekenhuisopname. Een andere werknemer van eiseres is meegereisd naar het ziekenhuis en heeft geconstateerd dat de werknemer na behandeling weer naar huis kon. Eiseres had tot slot geen redenen om aan te nemen dat sprake was van blijvend letsel.
Relevante wet- en regelgeving
5. De relevante wet- en regelgeving en beleidsregels zijn te vinden in een bijlage bij deze uitspraak. De bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank dient te beoordelen of [naam verweerster] de boete ter hoogte van € 18.900,- terecht heeft opgelegd. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden.
Is het bepaalde in artikel 7.26, eerste lid, van het Arbobesluit overtreden?
6.1. Eiseres betoogt in de eerste plaats dat geen sprake is van een overtreding van artikel 7.26, eerste lid, van het Arbobesluit. Volgens eiseres is sprake van een beproefde en veilige werkwijze. Doordat het slachtoffer in strijd met de instructies de ketting tussen zijn benen had toen de hijs werd strak gezet, heeft het ongeval kunnen gebeuren. De last was op deugdelijke wijze aangeslagen en kon veilig worden gehesen. De stuwadoors konden veilig overstappen op de volgende staalplaat en alleen vanwege het feit dat het slachtoffer de ketting tussen de benen had, heeft het ongeval kunnen plaatsvinden.
6.2. Op grond van artikel 7.26, eerste lid, van het Arbobesluit dient het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip, te geschieden op veilige en ordelijke wijze, rekening houdend met de aard van die goederen of materialen en de verpakking daarvan.
6.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam verweerster] terecht aan de overtreding ten grondslag mogen leggen dat geen sprake was van een veilige en ordelijke werkwijze vanwege de omstandigheid dat er door werknemers werd gewerkt op een hoogte van 2 tot 5 meter zonder dat hiervoor maatregelen waren genomen. Daarnaast werden de staalplaten gehesen terwijl er werknemers op de staalplaten stonden. De combinatie van valgevaar en het hijsen, terwijl er mensen op de staalplaten stonden, maakt dat [naam verweerster] een overtreding van artikel 7.26, eerste lid, van het Arbobesluit heeft aangenomen. Uit de getuigenverklaringen van het slachtoffer, de aangewezen toezichthouder en de kraanmachinist volgt dat de werknemers op de dag van het ongeval op de staalplaten stonden terwijl de bovenste plaat werd gehesen. Daar komt bij dat is verklaard dat werd gewerkt op een hoogte van 2 tot 5 meter waarbij geen valbescherming werd gedragen. Op zitting heeft eiseres nader verklaard dat is berekend dat de hoogte waarop ten tijde van het ongeval werd gewerkt 2,7 meter bedroeg en dat vanaf 2,5 meter valbescherming vereist is. Deze was niet aanwezig. Ook is door eiseres op de zitting toegelicht dat de werkwijze die gehanteerd is niet de juiste werkwijze is. In de werkinstructies voor ‘werken met een hijskraan’ staat namelijk ook dat het verboden is mee te liften met de kraan/hijs. Verder volgt uit de verklaringen van getuigen dat alle personen eerst van de staalplaat af moeten met een ladder voordat deze kan worden gehesen. Deze werkwijze is echter tijdrovender. Makkelijker is het om op de staalplaat een stukje mee te liften en dan over te stappen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam verweerster] zich onder deze omstandigheden terecht op het standpunt mogen stellen dat geen sprake is van een veilige en ordelijke werkwijze. Als eiseres een veilige en ordelijke werkwijze had gehanteerd dan was het ongeval niet gebeurd. De beroepsgrond dat de werknemer tegen de instructies in de ketting tussen zijn benen had toen de ketting werd strakgetrokken, kan daarom niet slagen. Verder is het causaal verband tussen het (ontstaan van het) ongeval en het al dan niet volgen van de gebruikelijke werkwijze hierbij niet belang.
6.4. Het betoog van eiseres dat geen overtreding van artikel 7.26, eerste lid van het Arbobesluit is begaan, omdat sprake is van een veilige werkwijze, slaagt daarom niet.
Bestaat er aanleiding om de boete van € 16.200,- te matigen?
6.5. Partijen verschillen van mening over de vraag of er aanleiding bestaat om deze boete te matigen.
6.6. [naam verweerster] voert beleid over het matigen van het boetebedrag. Dit beleid is te vinden in de beleidsregels. Als de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht die zijn gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, kan dit leiden tot matiging van het boetebedrag. In artikel 1, elfde lid, van de beleidsregels zijn vier inspanningen genoemd die elk kunnen leiden tot een matiging van 25%. Het gaat om a) of de risico’s voldoende zijn geïnventariseerd, b) de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor een veilige werkwijze, c) er adequate instructies zijn gegeven en d) of er adequaat toezicht is gehouden.
6.7. Volgens eiseres moet de boete worden gematigd. Vanwege de verscheidenheid aan type ladingen is het voor haar onmogelijk om alle ladingen te inventariseren. Zij heeft wel in het algemeen geïnventariseerd hoe er veilig gewerkt kan worden. Ook stelt zij aan haar personeel alle persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking en geeft zij instructies aan haar personeel en zorgt zij ervoor dat de werkzaamheden volgens de werkafspraken kunnen worden uitgevoerd. Er was daarnaast adequaat toezicht op de werkzaamheden. Eiseres mag ervan uitgaan dat wanneer er een toolboxmeeting is geweest de stuwers op voldoende wijze zijn geïnstrueerd en geïnformeerd over de situatie en dat zij de instructies begrijpen.
Risico-inventarisatie
6.8. Uit de beleidsregels volgt dat als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbowet, er aanleiding bestaat de boete te matigen met 25% (artikel 1, elfde lid, sub a, van de beleidsregels).
6.9. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij heeft voldaan aan de voorwaarden voor deze matigingsgrond. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij de risico’s voor deze concrete werkzaamheden (de hijswerkzaamheden en het aanslaan van lasten op hoogte) voldoende heeft geïnventariseerd en geëvalueerd. Daarnaast is ook van een ontwikkeling van een eenduidige veilige werkwijze niet gebleken. Immers uit verklaringen van getuigen volgt dat de instructies die zijn verkregen inhouden dat je niet met je benen over de ketting moet gaan staan. Ook wordt er geen voorlichting gegeven over valgevaar en was er geen valbescherming aanwezig. Uit de verklaring van de toezichthouder op het werk volgt verder dat hij zelf de instructie heeft gegeven voor de werkwijze zoals deze is uitgevoerd op de dag van het ongeluk. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat de werknemer tegen de instructies in heeft gehandeld, heeft de rechtbank al geoordeeld dat de op de dag van het ongeval gehanteerde werkwijze, waarbij de werknemers zich hoog op de stapel staalplaten bevonden terwijl de plaat werd gehesen, niet als veilig en ordelijk is aan te merken. De instructie dat men niet met de benen over de ketting moet staan, kan niet als een veilige werkwijze worden gezien. Werknemers mogen immers helemaal niet op de stapel met staalplaten blijven staan als er wordt gehesen. Dit was, aldus het beroepschrift, wel de beproefde werkwijze van eiseres.
Randvoorwaarden, toezicht en instructies
6.10. Zoals [naam verweerster] ter zitting terecht heeft aangegeven kan, als niet is voldaan aan de matigingsgrond van artikel 1, elfde lid, sub a, van de beleidsregels ook niet zijn voldaan aan de andere matigingsgronden in artikel 1, elfde lid, sub b, c en d van de beleidsregels. Omdat er geen veilige werkwijze is ontwikkeld, kan er, gezien de samenhang van de matigingsgronden, ook geen sprake zijn van het creëren van noodzakelijke randvoorwaarden voor deze veilige werkwijze en kunnen er ook geen adequate instructies zijn gegeven om de overtreding te voorkomen. [4] Als er geen sprake is van een veilige werkwijze, kan logischerwijs ook geen sprake zijn van adequaat toezicht daarop. Het houden van adequaat toezicht ziet namelijk op het naleven van een veilige werkwijze, zodat zonder die veilige werkwijze ook geen sprake kan zijn van adequaat toezicht. Dit volgt ook uit de getuigenverklaringen. Uit deze verklaringen blijkt immers de onveilige werkwijze, het gebrek aan instructies om veilig te werken en dat de toezichthoudende werknemer op de dag van het ongeval zelf de opdracht voor deze onveilige werkwijze. De beroepsgrond dat de boete gematigd diende te worden, slaagt niet.
Boeteoplegging vanwege schending van de meldingsplicht
6.11. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat zij er niet bedacht op hoefde te zijn dat sprake was van een ziekenhuisopname en van (mogelijk) blijvend letsel waarmee het een arbeidsongeval betrof dat op grond van artikel 9, eerste lid, van de Arbowet direct had moeten worden gemeld, oordeelt de rechtbank dat eiseres vanaf 18 februari 2022 in ieder geval op de hoogte had behoren te zijn van een ziekenhuisopname dan wel van (mogelijk) blijvend letsel. Vanaf die datum had eiseres in ieder geval een melding van het ongeval moeten doen bij de Arbeidsinspectie. Op 18 februari 2022 is telefonisch contact geweest met de gemachtigde van de werknemer en eiseres. Uit de belnotitie van de gemachtigde van de werknemer volgt dat is geadviseerd om melding te doen bij de Arbeidsinspectie omdat de werknemer ook in het ziekenhuis heeft verbleven. Verder is eiseres op deze datum per
e-mail door de gemachtigde van de werknemer aansprakelijk gesteld voor het ongeval van de werknemer. De e-mail van 18 februari 2022 die in het dossier zit, bevat weliswaar het onjuiste e-mailadres, maar uit de e-mail van 8 juni 2022 van [persoon B] aan [persoon C] en uit hetgeen op zitting is verklaard, volgt dat eiseres op 18 februari 2022 inderdaad aansprakelijk is gesteld en deze e-mail heeft ontvangen. Dat in deze e-mail niet expliciet is vermeld dat de werknemer opgenomen is geweest in het ziekenhuis, doet niets aan de meldingsplicht af. In deze e-mail staat namelijk wel dat de werknemer een verbrijzelde hiel heeft opgelopen als gevolg van het ongeval. Dit had bij eiseres in ieder geval de vraag moeten oproepen of sprake was van mogelijk blijvend letsel. De e-mail in combinatie met het gevoerde telefoongesprek tussen de gemachtigde van de werknemer en [persoon B] , zijn het naar het oordeel van de rechtbank, voldoende om aan te nemen dat eiseres op de hoogte was, dan wel had behoren te zijn, van de ziekenhuisopname en eventueel blijvend letsel. De telefoonnotitie en de e-mail, beiden van 18 februari 2022, zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende grond om aan te nemen dat eiseres in ieder geval zo spoedig mogelijk na 18 februari 2022 een melding bij de Arbeidsinspectie had moeten doen. En anders had het in ieder geval vanaf dat moment op de weg van eiseres gelegen om te onderzoeken of sprake was van een meldingsplicht. Dit heeft eiseres niet gedaan en daarom heeft [naam verweerster] de boete terecht opgelegd.
Ambtshalve beoordeling overschrijding redelijke termijn
6.12. Wanneer een boete wordt opgelegd, wordt ambtshalve getoetst of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6.13. Volgens vaste rechtspraak [5] geldt bij punitieve sancties als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als, behoudens bijzondere omstandigheden, de rechtbank niet binnen twee jaar nadat deze termijn is aangevangen uitspraak doet. De termijn vangt aan op het moment dat het bestuursorgaan een handeling heeft verricht waaraan eiseres de verwachting kon ontlenen dat het bestuursorgaan haar een boete zou opleggen; dit is in de regel het moment van het voornemen tot boeteoplegging. Voorts geldt dat de boete wordt verminderd met 5% per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, met een maximum van in het algemeen € 2.500,-.
6.14. In dit geval is de redelijke termijn aangevangen op 8 maart 2023 met het uitbrengen van het voornemen. De redelijke termijn verstreek dus op 8 maart 2025. Op het moment van deze uitspraak is de redelijke termijn met ruim vier maanden overschreden. De rechtbank ziet in deze overschrijding aanleiding om de boete van € 18.900,- te matigen met 5% tot een bedrag van € 17.955,-.
Conclusie en gevolgen
7. Uit al het voorgaande volgt dus dat [naam verweerster] terecht de bestuurlijke boete heeft opgelegd, maar dat het boetebedrag wordt verlaagd omdat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden.
7.1. Omdat de rechtbank het boetebedrag verlaagt, wordt het bestreden besluit in zoverre vernietigd en het primaire besluit in zoverre herroepen. De rechtbank neemt deze beslissing met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is dus gegrond.
7.2. Omdat eiseres zelf geen beroep heeft gedaan op overschrijding van de redelijke termijn en de rechtbank dit ambtshalve heeft overwogen, en het beroep voor het overige niet slaagt, krijgt eiseres geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit, voor zover dat ziet op de hoogte van de boete;
  • stelt de hoogte van de aan eiseres opgelegde boete vast op € 17.955,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Hage, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2025.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Arbeidsomstandighedenwet

Artikel 9. Melding en registratie van arbeidsongevallen en beroepsziekten
1.
De werkgever meldt arbeidsongevallen die leiden tot de dood, een blijvend letsel of een ziekenhuisopname direct aan de daartoe aangewezen toezichthouder en rapporteert hierover desgevraagd zo spoedig mogelijk aan deze toezichthouder.
[…]
Artikel 16. Nadere regels met betrekking tot arbeidsomstandigheden alsmede uitzonderingen op en uitbreidingen van toepassingsgebied[…]
10. De werkgever, dan wel een ander dan de werkgever bedoeld in het zevende, achtste of negende lid en de werknemers zijn verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van dit artikel, artikel 20, eerste lid, en artikel 24, negende lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voorzover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald
[…]
Artikel 33. Overtredingen
1.
Als overtreding wordt aangemerkt het niet naleven van de artikelen 3, 4, eerste lid, 5, 6, eerste lid, eerste volzin, 8, 9, eerste en tweede lid, 10, 11, 13, eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met vierde lid, zevende lid, onder b, negende en tiende lid, 14, eerste lid, tweede lid, onder a tot en met f, derde lid, tweede zin, vierde en vijfde lid, 14a, tweede en derde lid, 15, eerste en derde lid, 18 en 19.
2. Als overtreding wordt tevens aangemerkt het niet naleven van de artikelen 6, eerste lid, tweede volzin, en 16, tiende lid, voor zover het niet naleven van de in die artikelleden bedoelde voorschriften en verboden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als overtreding.
Artikel 34. Hoogte bestuurlijke boete en recidive
[…]
10 Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld. Artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een artikel gesteld bij of krachtens deze wet op grond waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.
[…]

Arbeidsomstandighedenbesluit

Artikel 7.26. Verwerken van goederen of materialen
1. Het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip, geschiedt op veilige en ordelijke wijze, rekening houdend met de aard van die goederen of materialen en de verpakking daarvan.
[…]

Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgevingArtikel 1. Boeteoplegging

1. In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen overtredingen, te weten:
a. Een zware overtreding (ZO), oftewel een overtreding die in de bijlage als ZO is aangemerkt en waarvoor direct een boete wordt gegeven;
b. Een overtreding met directe boete (ODB), oftewel een overtreding die in de bijlage als ODB is aangemerkt en waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt gegeven; en
c. een overige overtreding (OO), oftewel een overtreding die in de bijlage als OO is aangemerkt en waarvoor eerst een waarschuwing of een kennisgeving van een eis tot naleving wordt gegeven, of een eis tot naleving wordt gesteld, en pas nadat dezelfde of een soortgelijke overtreding opnieuw wordt geconstateerd, wordt overgegaan tot boeteoplegging.
2. Hiernaast geldt in deze beleidsregel als overtreding met directe boete de overtreding die de directe aanleiding is geweest voor een arbeidsongeval als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet.
3a. Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, en artikel 34 van de Arbeidsomstandighedenwet worden zeven categorieën normbedragen onderscheiden, te weten:
1°. het 1e normbedrag € 340;
2°. het 2e normbedrag € 750;
3°. het 3e normbedrag € 1500;
4°. het 4e normbedrag € 3000;
5°. het 5e normbedrag € 4500;
6°. het 6e normbedrag € 9000;
7°. het 7e normbedrag € 13500;
[…]
8. De in het derde lid genoemde normbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes voor bedrijven of instellingen met 500 of meer werknemers. Voor bedrijven of instellingen van geringere omvang geldt het volgende:
a. bedrijven of instellingen met minder dan 5 werknemers betalen 10 procent;
b. bedrijven of instellingen met 5 tot en met 9 werknemers betalen 20 procent;
c. bedrijven of instellingen met 10 tot en met 39 werknemers betalen 30 procent;
d. bedrijven of instellingen met 40 tot en met 99 werknemers betalen 50 procent;
e. bedrijven of instellingen met 100 tot en met 249 werknemers betalen 60 procent;
f. bedrijven of instellingen met 250 tot en met 499 werknemers betalen 80 procent.
Een al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerd normbedrag is het uitgangsbedrag voor eventuele verdere boeteberekening.
[…]
10. Bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn en leiden tot verhoging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde boetenormbedrag:
[…]
c. bij een arbeidsongeval dat leidt tot een ziekenhuisopname worden de boetenormbedragen voor de daaraan ten grondslag liggende overtreding of overtredingen met het volgende getal vermenigvuldigd, waarbij onder het begrip ‘nacht’ wordt verstaan het tijdvak gelegen tussen 24.00 en 06.00 uur;
[…]
3°.bij een ziekenhuisopname van minder dan twee nachten met drie;
11.
Indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, kan dit leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:
a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;
c. als er adequate instructies zijn gegeven;
d. als er adequaat toezicht is gehouden.
[…]

Voetnoten

1.Werknemer in de zin van artikel 1 van de Arbowet.
2.Aan een overtreding op grond van artikel 7.26, eerste lid, van het Arbobesluit is een boetenormbedrag van de zesde categorie gekoppeld. Het boetenormbedrag bedraagt € 9.000,-. Op grond van artikel 1, achtste lid, van de beleidsregel wordt dit bedrag gecorrigeerd naar de omvang van de onderneming. Eiseres had ten tijde van de overtreding een bedrijfsgrootte van 122 werknemers. Om die reden is het normbedrag met 60% gecorrigeerd. Dit resulteert in een boetebedrag van € 5.400,-. Het bedrag is vervolgens met 3 vermenigvuldigd omdat sprake is van een ziekenhuisopname van minder dan twee nachten.
3.Aan een overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Arbowet is een boete van de vijfde boetecategorie gekoppeld. Het boetenormbedrag bedraagt € 4.500,-. Gezien de bedrijfsgrootte van eiseres is dit bedrag met 60% gecorrigeerd.
4.Vergelijk de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1112 en van 13 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2277.
5.Zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1261 en de uitspraak van het College voor het Beroep en bedrijfsleven van 16 januari 2017, ECLI:NL:CBB:2017:32.