ECLI:NL:RBROT:2025:643

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
ROT 24/7713, ROT 24/8430, ROT 24/8822, ROT 24/8855
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroep tegen contactbeperkingen en verstrekking van BRP-gegevens

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in vier beroepen van eiser, die zich richtten tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht. Eiser had contactbeperkingen opgelegd gekregen vanwege ernstig overlastgevend gedrag, wat inhield dat hij aanvragen enkel via een specifiek e-mailadres mocht indienen. Eiser heeft echter zijn aanvragen naar een ander e-mailadres gestuurd, wat door het college als niet-ingediend werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat eiser geen recht had op beroep wegens niet-tijdig beslissen, omdat het college niet in gebreke was. Daarnaast verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van beroep 4, omdat er geen schadeveroorzakend besluit was. De beroepen 2 en 3 werden niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht, aangezien eiser herhaaldelijk kansloze pogingen deed om zijn adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) te wijzigen. De rechtbank benadrukte dat het grievende taalgebruik van eiser ook een reden was om hem kwade trouw tegen te werpen. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Dingemanse, in aanwezigheid van griffier mr. R. Stijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/7713, ROT 24/8430, ROT 24/8822, ROT 24/8855

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwijndrecht, het college.

Inleiding

1. Op 8 augustus 2024 heeft [eiser] beroep ingesteld wegens verondersteld niet-tijdig beslissen door het college op zijn verzoek om openbaarmaking van 30 mei 2024 (beroep 1).
2. [eiser] heeft beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van 18 juli 2024 (beroep 2). Bij dat besluit heeft het college zijn besluit van 21 maart 2024 om een uittreksel van gegevens van [eiser] uit de Basisregistratie Personen (BRP) te verstrekken aan een advocatenkantoor herroepen. Daarbij is het verzoek van [eiser] om toepassing te geven aan artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen.
3. [eiser] heeft beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van 11 september 2024 (beroep 3). Daarbij heeft het college zijn besluit van 3 april 2024 om een aanvraag tot inschrijving van postadres in het BRP niet in behandeling te nemen herroepen en in plaats daarvan de aanvraag afgewezen. Daarbij is het verzoek van [eiser] om toepassing te geven aan artikel 7:15, tweede lid, van de Awb afgewezen.
4. Op 20 september 2024 heeft [eiser] beroep ingesteld wegens verondersteld niet-tijdig beslissen door het college op zijn verzoek om een drietal schadebesluiten te nemen (beroep 4).
5. Omdat de bestuursrechter onbevoegd is dan wel de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Onbevoegd: de beroepen 1 en 4
6. Met betrekking tot beroep 1 stelt de rechtbank vast dat het college [eiser] vanwege zijn ernstig overlastgevende gedrag contactbeperkingen heeft opgelegd. Daarbij is onder meer bepaald dat [eiser] uitsluitend nog aanvragen kan indienen via e-mailadres [e-mailadres] (het mailadres). [eiser] heeft in zijn aanvraag vermeld dat hij al het beleid van het college wenst te ontvangen ten aanzien van het mailadres en andere ‘communicatiefrustrerende maatregelen en werkwijzen’ die het college hanteert. Omdat [eiser] zijn aanvraag in afwijking daarvan heeft gezonden naar een ander mailadres (met een c.c. aan het bepaalde emailadres), heeft het college de aanvraag als niet ingediend beschouwd en heeft het [eiser] daarvan op 24 juni 2024 op de hoogte gesteld. [eiser] heeft vervolgens op 16 juli 2024 op precies dezelfde wijze opnieuw zijn verzoek ingediend. [eiser] heeft in zijn berichten van 30 mei 2024 en van 16 juli 2024 vermeld dat hij het bepaalde mailadres heeft geblokkeerd en dat het college met hem per reguliere post dient te communiceren. Het in weerwil van de contactbeperkingen indienen van aanvragen via een niet toegestaan emailadres – ook na een waarschuwing –
brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat [eiser] geen aanvraag heeft ingediend.
7. Gelet hierop is het college niet in gebreke besluiten te nemen en staat het rechtsmiddel van beroep wegens niet tijdig beslissen niet open (artikel 6:2, aanhef en onder b, in verbinding met artikel 6:12, van de Awb), zodat de bestuursrechter gelet op artikel 8:1 van de Awb niet bevoegd is kennis te nemen van beroep 1 (vgl. ECLI:NL:RVS:2014:1717; ECLI:NL:RVS:2015:1502; ECLI:NL:RVS:2015:2884; ECLI:NL:RVS:2017:481;
8. Onder verwijzing naar haar eerdere uitspraak van 30 april 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:3838) tussen partijen, verklaart de rechtbank zich voorts onbevoegd om kennis te nemen van beroep 4 wegens verondersteld niet tijdig beslissen. Reeds omdat er in deze zaak geen schadeveroorzakend besluit als bedoeld in artikel 8:88 Awb valt aan te wijzen, is er geen reden om het beroep te converteren in een verzoekschrift.
Misbruik van recht: de beroepen 2 en 3
9. Omdat [eiser] misbruik maakt van recht is zijn beroep op betalingsonmacht afgewezen. Omdat [eiser] niet alsnog het griffierecht heeft betaald, is hij in verzuim het verschuldigde griffierecht te voldoen. Daarom zijn de beroepen niet-ontvankelijk.
10. In dit verband overweegt de rechtbank dat niet valt in te zien welk belang [eiser] heeft bij het instellen van beroep 2. De gronden die hij heeft aangevoerd raken niet aan de beslissing op bezwaar waarbij het besluit tot verstrekking van de BRP-gegevens van [eiser] aan een andere partij in overeenstemming van het bezwaar van [eiser] is herroepen. De rechtbank begrijpt in dit verband niet de stellingen van [eiser] dat zijn juiste adresgegevens verstrekt moeten worden en dat een bij naam genoemde wethouder leugenachtig is. Het komt er op neer dat [eiser] ook hier op oneigenlijke wijze gebruik maakt van de bevoegdheid rechtsmiddelen in te stellen. Indien [eiser] wil bewerkstellingen dat in afwijking van de BRP-gegevens een postadres aan derden wordt verstrekt, acht de rechtbank dit ook misbruik van recht nu [eiser] veelvuldig over de inschrijving van een postadres heeft geprocedeerd en vervolgens door de rechtbank is vastgesteld dat [eiser] misbruik van recht maakt door daarover kansloos te blijven procederen (bijv. ECLI:NL:RBROT:2023:1151). Daarnaast levert het grievende taalgebruik van [eiser] een reden op om hem kwade trouw tegen te werpen.
11. Beroep 3 betreft een kansloze herhaalde poging om in het BRP een ander adres ingeschreven te krijgen. Daarom is ook hier sprake van misbruik van recht. De rechtbank verwijst in dit verband naar wat zij ten aanzien van beroep 2 heeft overwogen.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart zich onbevoegd inzake de beroepen 1 en 4
 verklaart de beroepen 2 en 3 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2025.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.