ECLI:NL:RBROT:2025:4413

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
AWB-23_8029
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing studiefinanciering aan migrerend werknemer op basis van stageovereenkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering over de periode van april 2023 tot en met augustus 2023 beoordeeld. Eiseres, een EU-burger ingeschreven aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, had een aanvraag ingediend op basis van een stageovereenkomst met [bedrijf] B.V. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de aanvraag afgewezen op 30 mei 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand. Eiseres stelde dat zij ten onrechte niet als migrerend werknemer was aangemerkt en dat haar stageovereenkomst niet in de weg stond aan het verrichten van reële en daadwerkelijke arbeid. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van haar beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt tussen 1 april 2023 en 19 juni 2023, en dat de minister terecht had geoordeeld dat de stageovereenkomst niet voldeed aan de eisen voor studiefinanciering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op studiefinanciering en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G. Gabrelian),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister

(gemachtigde: mr. H, Bouhuys).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om studiefinanciering over de periode april 2023 tot en met augustus 2023.
1.2.
Met het besluit van 30 mei 2023 heeft de minister de aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen (via Teams): mr. P.S. Folsche, als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister, mr. H. Bouhuys.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is een burger van één van de lidstaten van de Europese Unie (EU) of een daarmee gelijkgestelde staat. Zij stond ingeschreven aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Eiseres heeft op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) gevraagd voor de periode april 2023 tot en met augustus 2023 studiefinanciering toe te kennen. Ter onderbouwing van haar aanvraag heeft eiseres een ‘Internship Agreement‘ (hierna: de stageovereenkomst) met [bedrijf] B.V. ( [bedrijf] ) overgelegd met een looptijd van 19 juni 2023 tot en met 17 december 2023. Bij het besluit van 30 mei 2023 heeft de minister de aanvraag afgewezen.
3. De minister heeft eiseres in de bezwaarfase om meer informatie gevraagd. Het ging daarbij om een verklaring van de werkgever met daarin een beschrijving van het dag-/weekrooster, de werkzaamheden die de student gaat uitvoeren en de verhouding tussen het aantal uren dat besteed wordt aan een stageopdracht en het aantal uren dat besteed wordt aan reguliere werkzaamheden van het bedrijf. Eiseres heeft die informatie niet verstrekt. Bij het bestreden besluit is de minister bij de afwijzing gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het recht op studiefinanciering in de periode april 2023 tot en met augustus 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8. Eiseres voert in beroep aan dat de minister haar ten onrechte niet als migrerend werknemer heeft aangemerkt. Eiseres verwijst naar vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C: 1964:19), waaruit volgt dat een stageovereenkomst er niet aan in de weg staat dat een persoon reële en daadwerkelijke arbeid verricht. Daarvoor is niet vereist dat het stagecontract kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Verder stelt eiseres dat ze een vergoeding heeft ontvangen voor haar stagewerkzaamheden. Tot slot stelt eiseres dat ze heeft voldaan aan de urennorm.
Uitgangspunten bij de beoordeling van werknemerschap en stage
9. Voor de algemene overwegingen voor de beoordeling van werknemerschap in de zin van artikel 45 van het VWEU en voor de uitgangspunten bij de beoordeling van activiteiten verricht in het kader van een stage, verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 29 februari 2024, overwegingen 4.3.1 tot en met 4.5.3 en 4.7. [1] Hieruit volgt dat in geval van een stage steeds een individuele beoordeling vereist is om te bezien of de activiteiten van de stagiair tot (migrerend) werknemerschap leiden en dat het beleid van de minister hierin geen wijziging brengt.
De stage bij [bedrijf] B.V.
10. Eiseres is per 19 juni 2023 een stage begonnen bij [bedrijf] . Bij de aanvraag heeft eiseres de stageovereenkomst overgelegd. Er is geen informatie over de inhoud en werkzaamheden van de stage. Eiseres heeft, hoewel daar meerdere keren om is gevraagd, geen aanvullende informatie omtrent de stage en de werkzaamheden verstrekt. De minister heeft zich dan ook voor de beoordeling van de vraag of de werkzaamheden worden verricht met een (economische) meerwaarde voor de werkgever en of er sprake is voor eiseres van een hiërarchische gezagsverhouding uitsluitend kunnen baseren op bij de aanvraag overgelegde stageovereenkomst.
11. Bij de stageovereenkomst van eisers staat het leerdoel voorop en niet
productieve arbeid of economische meerwaarde voor de wederpartij. Omdat opleiden het doel van de stage is, kan niet worden gesteld dat er sprake is van een situatie dat eiseres al voldoende vertrouwd is met het werk. Dit wordt ook bevestigd door de omstandigheid dat de overeenkomst van beperkte duur is en dat eiseres een begeleider aangewezen heeft
gekregen. Eiseres is er niet in geslaagd om de aard van de werkzaamheden tijdens de stage aan te tonen. Hierdoor kan niet worden beoordeeld of de activiteiten van eiseres niet alleen gericht zijn op het vergaren van kennis en vaardigheden, maar ook op het verrichten van productieve arbeid. Het enkele feit dat eiseres een stagevergoeding ontving en aan de urennorm voldeed, is daartoe onvoldoende. Ter zitting heeft eiseres nog verklaard dat sprake was van een hoge vergoeding. Dit is ook onvoldoende omdat dit geen enkel inzicht verschaft over de aard van de verrichte werkzaamheden. De minister heeft de stageovereenkomst daarom terecht niet aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.
Het behoud van de status van migrerend werknemerschap
12. Eiseres stelt tot 1 april 2023 te hebben gewerkt. Vervolgens is zij op 19 juni 2023 daadwerkelijk aan haar stage begonnen bij [bedrijf] . Eiseres meent dat zij gelet hierop van 1 april 2023 tot juni 2023 de status van migrerend werknemer heeft behouden. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) geregistreerd onder ECLI:NL:CRVB:2023:700. De Raad heeft hierin als volgt overwogen:

Als uit het geheel van de feiten en omstandigheden blijkt dat de student daadwerkelijk beschikbaar is gebleven voor de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld doordat hij actief naar werk zocht of kort na de peildatum alweer daadwerkelijk deelnam aan de arbeidsmarkt, is het werknemerschap behouden gebleven.”
13. Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiseres heeft geregeld dat zij in het kader van haar studie een stage zou gaan lopen en heeft hiervoor op 10 maart 2023 de stageovereenkomst met [bedrijf] getekend. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij tussen 1 april 2023 en 19 juni 2023 beschikbaar is gebleven voor de arbeidsmarkt en actief naar werk heeft gezocht. Gelet hierop kan niet worden gesteld dat eiseres vanaf 1 april 2023 de status van migrerend werknemer heeft behouden.
14. De minister heeft eiseres in de periode van april 2023 tot en met augustus 2023 terecht niet als migrerend werknemer aangemerkt en de aanvraag om studiefinanciering over die periode terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
1. Het verkeer van werknemers binnen de Unie is vrij.
2. Dit houdt de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
Artikel 24 van de Richtlijn 2004/38/EG
1. Onverminderd specifieke, in het Verdrag en het afgeleide recht uitdrukkelijk opgenomen bepalingen, geniet iedere burger van de Unie die op basis van deze richtlijn op het grondgebied van een gastland verblijft, binnen het toepassingsgebied van het Verdrag dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland. Dit recht geldt ook voor familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten en die verblijfsrecht of duurzaam verblijfsrecht genieten.
2. In afwijking van lid 1 is het gastland niet verplicht een recht op sociale bijstand toe te kennen, gedurende de eerste drie maanden van verblijf of, in voorkomend geval de in artikel 14, lid 4, onder b), bedoelde langere periode, noch is het verplicht om vóór de verwerving van het duurzame verblijfsrecht steun voor levensonderhoud toe te kennen voor studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of -lening, aan andere personen dan werknemers of zelfstandigen, of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden.
Artikel 1.2 van de Wet studiefinanciering 2000
Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet is bepalend de toestand op de eerste dag van de maand, tenzij anders is bepaald.
Artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000
1. Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die:
a. (…)
b. niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld, of
c. (…)
2. Onverminderd het eerste lid, onderdeel b, kunnen bij algemene maatregel van bestuur groepen van personen worden aangewezen voor wie de gelijkstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, slechts een tegemoetkoming in de kosten van de toegang tot het onderwijs betreft. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de hoogte en de vorm van deze tegemoetkoming.