ECLI:NL:RBROT:2025:3513

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
ROT 24/2841
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitschrijving uit de basisregistratie personen en de vraag naar een briefadres

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.R. Ali, en het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. De zaak betreft de uitschrijving van eiser uit de basisregistratie personen (brp). Het college had op 22 mei 2023 besloten eiser uit te schrijven, wat door eiser werd bestreden. Eiser stelde dat hij op wisselende adressen verbleef en dat het college ten onrechte geen briefadres voor hem had opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college terecht heeft besloten tot uitschrijving, omdat eiser feitelijk niet op het opgegeven adres woonde. De rechtbank oordeelde dat het college aan de voorwaarden voor ambtshalve uitschrijving had voldaan en dat de situatie van eiser niet voldeed aan de criteria voor inschrijving met een briefadres. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2841

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. J.R. Ali),
en

het college van burgemeester en wethouders van Schiedam, het college

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2]).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de uitschrijving van eiser uit de basisregistratie personen (brp).
1.1.
Met het primaire besluit van 22 mei 2023 heeft het college bepaald eiser uit te schrijven uit de brp. Met het bestreden besluit van 6 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Eiser huurt sinds 24 november 2021 een woning op het adres [adres 1]. Op 18 oktober 2022 heeft een gezin zich ingeschreven op dit adres. Daarbij heeft [naam 3], de moeder van het gezin, verklaard dat eiser niet op dit adres woonachtig is. Het college is naar aanleiding hiervan een adresonderzoek gestart. Op 18 oktober 2022 heeft het college eiser een brief verstuurd met het bericht dat meldingen zijn binnengekomen dat eiser mogelijk niet op dit adres woont. Aan eiser is verzocht door te geven of hij nog steeds op dit adres woont.
3. In reactie op de brief van 18 oktober 2022 heeft eiser op 7 november 2022 per e-mailbericht laten weten dat hij woonachtig is op [adres 1], maar dat hij veel in zijn recreatiewoning verblijft. Op 27 oktober 2022 hebben toezichthouders van de gemeente een huisbezoek afgelegd op het adres. Daarbij heeft [naam 4] verklaard er te wonen met meerdere gezinsleden. Daarbij is gevraagd of eiser ook op dit adres woont. [naam 4] heeft verklaard dat eiser niet op dit adres woont en dat dit de oude bewoner is die zijn spullen reeds heeft opgehaald. Vervolgens heeft het college op 11 januari 2023 aan eiser nogmaals een brief met een verzoek verstuurd om zijn woonadres door te geven. Op 8 mei 2023 hebben toezichthouders van de gemeente weer een huisbezoek afgelegd. Daarbij heeft [naam 3] verklaard op het adres met zijn gezin te wonen en dat eiser ongeveer vijf of zes weken geleden zijn post heeft opgehaald. [naam 3] heeft verder verklaard dat de familie bij aankomst in de woning van eiser de sleutels van de woning en een pas voor de container heeft ontvangen. Naar aanleiding van de resultaten van het adresonderzoek heeft het college het primaire besluit genomen en eiser per 18 oktober 2022 uitgeschreven uit de brp.
Het bestreden besluit
4. Het college heeft zich in het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit in stand is gebleven, zich nog op het standpunt gesteld dat het college eiser niet ambtshalve met een briefadres kan inschrijven in de brp. Eiser beschikte immers over een woonadres, nu hij heeft verklaard op het adres van een zakenpartner te verblijven.

Het beroep van eiser

5. Eiser voert in beroep aan dat het college eiser ten onrechte heeft uitgeschreven uit de brp. Eiser is op wisselende adressen in de avond een bankslaper (bij een compagnon in huis en in het café van een andere compagnon). Dit levert volgens eiser echter geen woonadres op zoals bedoeld in artikel 1.1, onder o, van de Wet brp. Eiser verblijft op beide adressen niet de meeste malen gedurende een half jaar, als bedoeld in deze bepaling. Het college heeft geen feitelijk onderzoek gedaan op de opgegeven adressen.
Daarnaast voert eiser aan dat het college eiser ten onrechte niet ambtshalve heeft ingeschreven met een briefadres op het adres [adres 1] of het adres van de gemeente Schiedam. Eiser stelt zich hierbij onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het standpunt dat hij een stadsnomade is, omdat hij feitelijk op wisselende adressen binnen het grondgebied van de gemeente Schiedam verblijft en af en toe post ophaalt. [1]

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het college eiser terecht per 18 oktober 2022 uit de brp heeft uitgeschreven. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Is eiser terecht uitgeschreven uit de brp?
7. Het doel van de brp is dat de daarin vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn. Gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat deze gegevens in principe juist zijn. [2] In de brp moeten daarom dus gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene worden geregistreerd. [3] Artikel 2.22 van de Wet brp geeft het college de mogelijkheid om iemand ambtshalve uit te schrijven uit de brp. Om iemand ambtshalve uit te schrijven, moet er zijn voldaan aan drie voorwaarden:
1) die persoon kan niet worden bereikt (op het brp-adres);
2) er is geen aangifte van verhuizing ontvangen, en;
3) na gedegen onderzoek zijn geen (andere) verblijf- en adresgegevens van die persoon bekend geworden.
7.1.
Uit het adresonderzoek, zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2 en 3, komt naar voren dat eiser feitelijk niet verblijft op het adres [adres 1]. Niet is gebleken dat dit onderzoek onzorgvuldig is geweest. Uit het onderzoek blijkt dat eiser aan de in rechtsoverweging 7 genoemde voorwaarden is voldaan en het college terecht tot ambtshalve uitschrijving uit de brp is overgegaan. Eiser heeft zelf verklaard de woning aan [adres 1] vanwege financiële problemen onder te verhuren. Tevens heeft eiser een verklaring overgelegd van een ex-compagnon dat eiser vanaf oktober 2022 meerdere dagen per week als bankslaper logeert in zijn woning aan [adres 2] en in zijn café aan [adres 3]. Dat eiser heeft aangegeven op verschillende adressen te overnachten leidt niet tot een andere conclusie.
Heeft verweerder eiser terecht niet ingeschreven op een briefadres?
8. Ten aanzien van de stelling van eiser, dat het college eiser ambtshalve dient in te schrijven met een briefadres, overweegt de rechtbank het volgende. In artikel 2.23, tweede lid, van de Wet brp staat dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is ambtshalve een briefadres op te nemen indien het woonadres ontbreekt en geen aangifte wordt gedaan van een briefadres. Het college neemt ambtshalve geen briefadres op dan met instemming van de briefadresgever. Uit de door eiser overgelegde verklaring blijkt dat eiser meerdere dagen per week op de adressen van een ex-compagnon in Schiedam verblijft. Het college mocht in redelijkheid het standpunt innemen dat deze adressen kunnen worden gezien als woonadres als bedoeld in de Wet brp. [4] Het college was daarmee niet gehouden eiser ambtshalve in te schrijven met een briefadres. De omstandigheid dat eiser zich op dat adres niet mag inschrijven doet hieraan niet af. Eisers stelling dat hij een stadsnomade is, leidt naar het oordeel van de rechtbank evenmin tot de conclusie dat het college eiser ambtshalve moet inschrijven met een briefadres. De situatie van eiser is niet vergelijkbaar met de situatie zoals in de door eiser genoemde uitspraak.

Conclusie en gevolgen

9. Het college heeft eiser terecht uitgeschreven uit de brp en terecht geen reden gezien voor het ambtshalve opnemen van een briefadres. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.