Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat verweerder niet heeft kunnen vaststellen dat eiseres in de onderzoeksperiode over onvoldoende middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien. Eiseres, een alleenstaande moeder met drie kinderen, had in de onderzoeksperiode verschillende stortingen van contant geld en bijschrijvingen van derden op haar bankrekening, evenals gokactiviteiten bij online gokinstellingen en een fysiek casino. Verweerder kon niet vaststellen dat de ontvangen bedragen niet als inkomen konden worden aangemerkt, omdat eiseres geen volledige overzichten van haar gokwinsten had verstrekt.
Het procesverloop begon met de afwijzing van de aanvraag op 4 april 2025, gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar op 1 mei 2025. Eiseres heeft beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op bijstand, terwijl dit wel op haar weg lag. De rechtbank concludeert dat de financiële situatie van eiseres in de onderzoeksperiode niet met zekerheid kon worden vastgesteld, en dat de aanvraag om bijstandsuitkering terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een kostenvergoeding.