Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (Nederlandse vertaling)
Artikel 7. Geen straf zonder wet
1. Niemand mag worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die, die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.
Richtlijn (EU) 2019/2161 (Richtlijn modernisering consumentenbescherming)
Artikel 2
Wijzigingen van Richtlijn 98/6/EG
Richtlijn 98/6/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) het volgende artikel wordt ingevoegd:
1. Bij aankondigingen van prijsverminderingen wordt de vorige prijs aangegeven die door de handelaar is toegepast gedurende een bepaalde periode voorafgaand aan de toepassing van de prijsvermindering.
2. Onder de vorige prijs wordt verstaan de laagste prijs die door de handelaar is toegepast tijdens een periode die niet korter is dan 30 dagen voor de toepassing van de prijsvermindering.
3. De lidstaten kunnen andere regels vaststellen voor goederen die snel bederven of een beperkte houdbaarheid hebben.
4. Indien het product minder dan 30 dagen op de markt is, mogen de lidstaten ook een kortere periode vaststellen dan de in lid 2 bepaalde periode.
5. De lidstaten mogen bepalen dat, wanneer de prijsvermindering progressief wordt verhoogd, de vorige prijs de prijs is zonder prijsvermindering, voorafgaand aan de toepassing van de eerste prijsvermindering.”;
2) artikel 8 wordt vervangen door:
1. De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat voor het opleggen van sancties waar passend rekening wordt gehouden met de volgende niet-limitatieve en indicatieve criteria:
a. a) de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk;
b) door de handelaar genomen maatregelen om de door de consumenten geleden schade te beperken of te verhelpen;
c) eerdere inbreuken van de handelaar;
d) de door de handelaar als gevolg van de inbreuk behaalde financiële voordelen of vermeden verliezen, als daarover relevante informatie beschikbaar is;
e) sancties die in grensoverschrijdende zaken in andere lidstaten aan de handelaar zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk, wanneer informatie over dergelijke sancties beschikbaar is via het bij Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad […] opgericht mechanisme;
f) andere verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing zijn op de omstandigheden van de zaak.
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 28 november 2021 de nodige bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 28 mei 2022.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
De bekendmaking van wetten, algemene maatregelen van bestuur en andere koninklijke besluiten waarbij algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld, geschiedt door plaatsing in het Staatsblad.
Artikel 5
De bekendmaking van de volgende besluiten geschiedt door plaatsing in de Staatscourant:
a. bij ministeriële regeling vastgestelde algemeen verbindende voorschriften;
b. de overige vanwege het Rijk vastgestelde algemeen verbindende voorschriften, voor zover deze niet in het Staatsblad geplaatst dienen te worden;
c. algemeen verbindende voorschriften, vastgesteld door bestuursorganen van andere openbare lichamen dan genoemd in artikel 2, eerste tot en met vijfde lid;
d. algemeen verbindende voorschriften, vastgesteld door bestuursorganen die niet behoren tot een openbaar lichaam;
e. beleidsregels, vastgesteld vanwege het Rijk of door de in de onderdelen c en d bedoelde bestuursorganen; en
f. overige besluiten, vastgesteld vanwege het Rijk of door de in onderdeel c of d bedoelde bestuursorganen, die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht.
Artikel 8
Een algemeen verbindend voorschrift treedt niet in werking voordat het op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Algemene wet bestuursrecht
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
1. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie bestaat slechts voor zover zij bij of krachtens de wet is verleend.
2. Een bestuurlijke sanctie wordt slechts opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
Artikel 5:13
Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. zelfstandig bestuursorgaan: een bestuursorgaan van de centrale overheid dat bij de wet, krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of krachtens de wet bij ministeriële regeling met openbaar gezag is bekleed, en dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een minister;
b. Onze Minister: Onze Minister wie het aangaat.
Artikel 21
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de taakuitoefening door een zelfstandig bestuursorgaan.
Wet handhaving consumentenbescherming (na invoering Implementatiewet)
Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
inbreuk: elke overtreding van een wettelijke bepaling als bedoeld in de bijlage bij deze wet, welke schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten;
(…)
wettelijke bepalingen: de communautaire wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument bedoeld in de bijlage bij deze wet, zoals geïmplementeerd in het Nederlands recht en het recht van de lidstaten;
(…)
Artikel 2.2
De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel a van de bijlage bij deze wet. Zij is niet bevoegd indien de inbreuk of inbreuk binnen de Unie betrekking heeft op een financiële dienst of activiteit.
Artikel 2.9
Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat een inbreuk of inbreuk binnen de Unie heeft plaatsgevonden, kan zij de overtreder opleggen:
(…)
b. een bestuurlijke boete.
Artikel 2.10
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3:4, 5:41 en 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht, houdt de Autoriteit Consument en Markt bij het opleggen van een bestuurlijke boete vanwege een overtreding van de artikelen 8.2a, 8.3, 8.4a, 8.5, 8.8 of 8.11 of van de artikelen van de Prijzenwet, genoemd in bijlage a bij deze wet, waar passend in ieder geval rekening met:
a. de aard, ernst, omvang en duur van de inbreuk;
b. de maatregelen die de overtreder heeft getroffen om de door de consumenten geleden schade te beperken of te verhelpen;
c. eerdere inbreuken van de overtreder;
d. de door de overtreder als gevolg van de inbreuk behaalde financiële voordelen of vermeden verliezen, voor zover bekend;
e. in geval van een inbreuk binnen de Unie: sancties die in andere lidstaten aan de overtreder zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk, voor zover die informatie beschikbaar is in de elektronische databank, bedoeld in artikel 35 van Verordening 2017/2394;
f. andere verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing zijn op de specifieke overtreding.
1. De bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.9, bedraagt ten hoogste € 900.000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder.
Bijlage bij de Wet handhaving consumentenbescherming
Onderdeel a; handhaving door de Autoriteit Consument en Markt en Stichting Autoriteit Financiële Markten
Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PbEG 1998, L80)
Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2b en 3, voor zover samenhangend met artikel 2b, van de Prijzenwet
Implementatiewet richtlijn modernisering consumentenbescherming (Implementatiewet)
ARTIKEL II
De Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 2.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL III
Artikel 2b van de Prijzenwet wordt als volgt gewijzigd:
(…)
Artikel IV
Op een overtreding van de artikelen 8.2a, 8.3, 8.4a, 8.5, 8.8, of 8.11 van de Wet handhaving consumentenbescherming, die is begonnen voor het tijdstip waarop deze wet of het betreffende onderdeel daarvan in werking is getreden en is beëindigd na dat tijdstip, blijft artikel 2.15 van de Wet handhaving consumentenbescherming van toepassing zoals dat gold onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip.
ARTIKEL V
Deze wet treedt in werking met ingang van 28 mei 2022. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 27 mei 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Prijzenwet (na invoering Implementatiewet)
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden vastgesteld betreffende het bekendmaken van prijsverminderingen.
Besluit van 30 november 2022, houdende wijziging van het Besluit prijsaanduiding producten in verband met de implementatie van artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/2161
ARTIKEL I
Na artikel 5 van het Besluit prijsaanduiding producten wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.
Besluit prijsaanduiding producten (tekst vanaf 1 januari 2023)
1. Bij aankondigingen van prijsverminderingen geeft de verkoper de laagste verkoopprijs aan die door hem is toegepast gedurende een periode die niet korter is dan dertig dagen voor de toepassing van de prijsvermindering.
2. In afwijking van het eerste lid mag de verkoper voor producten van bij ministeriële regeling aangewezen categorieën die snel bederven of een beperkte houdbaarheid hebben, de verkoopprijs aangeven die direct voorafgaand aan de prijsvermindering is toegepast.
3. Ingeval een prijsvermindering progressief wordt verhoogd, mag de verkoper, in afwijking van het eerste lid, gedurende een periode tot drie kalendermaanden na aanvang van de eerste prijsvermindering de laagste verkoopprijs aangeven die door hem is toegepast gedurende een periode die niet korter is dan dertig dagen voorafgaand aan de toepassing van de eerste prijsvermindering.
4. Indien een product minder dan dertig dagen op de markt is, mag de verkoper, in afwijking van het eerste lid, de laagste verkoopprijs aangeven in een door hem te vermelden periode.
Aanwijzingen voor de regelgeving