ECLI:NL:RBROT:2025:12814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/6433 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in WHT-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2025, wordt het verzet van opposante behandeld tegen de afwijzing van haar verzoek om proceskostenvergoeding. De zaak betreft een beroep wegens niet tijdig beslissen in een WHT-zaak, waarbij de Dienst Toeslagen een besluit had genomen op bezwaar. Opposante had eerder beroep ingesteld, maar dit werd ingetrokken, waarna zij om een proceskostenveroordeling vroeg. De rechtbank oordeelt dat het besluit op bezwaar correct is bekendgemaakt aan de gemachtigde van opposante, en dat er geen aanleiding is om het verzet te honoreren. De rechtbank wijst erop dat de gemachtigde van opposante mogelijk misbruik van recht pleegt door kansloze beroepen in te stellen, wat kan leiden tot een veroordeling in proceskosten. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en handhaaft de eerdere uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6433 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2025 op het verzet van

[opposante], uit [plaats] , opposante [1]
(gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 26 september 2024 (de uitspraak) in het geding tussen
opposante
en

Dienst Toeslagen

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak waarin de rechtbank het verzoek van opposante om toepassing van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft afgewezen.
2. Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

3. Opposant heeft op 28 juni 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit naar aanleiding van het bezwaar van opposante tegen het besluit van 6 oktober 2023 met [kenmerk 1] waarbij de Dienst Toeslagen heeft besloten om aan opposante op basis van een eerste toets geen forfaitair bedrag van € 30.000 toe te kennen.
4. In zijn verweerschrift heeft de Dienst Toeslagen een besluit van 24 juni 2024 met [kenmerk 2] overgelegd waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard en het besluit van 6 oktober 2023 is gehandhaafd (het besluit op bezwaar).
5. Opposant heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
6. De rechtbank heeft dit afgewezen omdat het besluit op bezwaar is genomen voordat het beroep wegens niet tijdig beslissen was ingesteld, zodat geen sprake is van een tegemoetkoming aan het beroep. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat zij het niet aannemelijk acht dat de gemachtigde van opposante (de gemachtigde) niet eerder dan met de doorzending van het verweerschrift op de hoogte was van het besluit op bezwaar nu dit besluit gelet op de juiste adressering aan de gemachtigde op de juiste wijze is bekend is gemaakt.
7. In verzet ligt de vraag voor of de rechtbank heeft kunnen volstaan met een vereenvoudigde afdoening of dat aannemelijk is dat zij tot een andere uitspraak zou zijn gekomen indien opposante op een zitting zou zijn gehoord. Omdat de ontvangt van het besluit op bezwaar wordt betwist had de rechtbank volgens opposante van de Dienst Toeslagen moeten verlangen dat die een verzendadministratie zou overleggen. Omdat de feiten in geschil zijn had de rechtbank de zaak volgens opposante niet zonder zitting mogen afdoen.
8. De rechtbank is het met opposante eens is dat de juiste adressering van een besluit niet reeds met zich brengt dat daarmee de bekendmaking (en ontvangst) van een besluit aannemelijk is ondanks dat (de bekendmaking) en de ontvangst ervan wordt betwist. Gelet op vaste rechtspraak moet het bestuursorgaan bij niet aangetekende verzending van een besluit aannemelijk maken dat dit is verzonden. Het bestuursorgaan kan daarbij in eerste instantie volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daarvoor is in elk geval vereist dat het betreffende stuk is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Als het bestuursorgaan de verzending aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde om dit te ontzenuwen. Hiertoe is voldoende dat, op grond van wat deze aanvoert, de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. [2] Indien sprake is van aangetekende verzending van een besluit geldt de volgende bewijslijstverdeling. Als een belanghebbende stelt dat een stuk niet is uitgereikt of geen afhaalbericht (op het juiste adres) is ontvangen, dan ligt het op zijn weg om het aan de gegevens van het postvervoerbedrijf ontleende vermoeden te ontzenuwen. Hiervoor is niet vereist dat hij aannemelijk maakt dat het stuk niet is ontvangen of aangeboden. Voldoende is dat belanghebbende feiten en omstandigheden aanvoert op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld of het stuk is ontvangen of aangeboden. [3]
9. Dit betekent echter niet dat dat reeds daaruit volgt dat de rechtbank niet zonder zitting tot een uitspraak heeft kunnen komen. Indien de rechtbank de Dienst Toeslagen zou hebben verzocht om bewijs van (wel of niet aangetekende) verzending van besluit op bezwaar, dan zou de rechtbank op basis van nadere stukken en een eventueel weerwoord van opposante nog steeds kunnen oordelen dat het verzoek om een proceskostenveroordeling kennelijk ongegrond is. Indien in verzet deze bewijsvoering plaatsheeft kan alsnog worden beoordeeld of de zaak terecht vereenvoudigd is afgedaan.
10. De Dienst Toeslagen heeft in verzet een uitdraai overgelegd van een zogenoemde track and trace van een aangetekende verzending van een poststuk aan het adres van de gemachtigde. De Dienst Toeslagen stelt in zijn brief van 11 november 2024 dat deze track and trace met [code] ziet op het besluit op bezwaar van 24 juni 2023 (lees: 2024). Op een dergelijke track and trace-code is een poststuk nog een half jaar te traceren, zodat, gelet op het tijdstip waarop de rechtbank uitspraak op het verzet doet, niet meer valt te achterhalen wanneer dit stuk precies is aangeboden. De rechtbank is niettemin van oordeel dat de Dienst Toeslagen met overlegging van deze track and trace erin is geslaagd aannemelijk te maken dat het besluit op bezwaar is aangeboden op het adres van de gemachtigde. Daartoe wordt het volgende overwogen.
11. De gemachtigde heeft reeds op 17 november 2024 gereageerd op de brief van de Dienst Toeslagen van 11 november 2024. In die brief wordt niet ontkend dat een aangetekend poststuk is aangeboden, maar wordt gesteld dat daarmee geen bewijs is geleverd van de aanbieding van het besluit op bezwaar, omdat de gemachtigde dagelijks brieven van de Dienst Toeslagen ontvangt en enveloppen soms twee brieven bevatten en soms geen enkele brief. Gelet op het tijdstip van deze reactie is de gemachtigde in de gelegenheid geweest op de website de track and trace met [code] te traceren. Of hij dit heeft gedaan of niet kan in het midden blijven. Ontkend is immers niet dat op of omstreeks 25 juni 2024 een poststuk op zijn kantoor is aangeboden, terwijl de rechtbank van oordeel is dat de gemachtigde geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld of het besluit op bezwaar is ontvangen of aangeboden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
12. De verklaring dat de enveloppe mogelijk leeg was vindt de rechtbank niet aannemelijk. Niet op voorhand onaannemelijk acht de rechtbank daarentegen de stelling van de gemachtigde dat hij regelmatig brieven ontvangt van de Dienst Toeslagen, zodat het aangeboden stuk ook zou kunnen zien op een andere zaak. Het had naar het oordeel van de rechtbank echter op de weg van de gemachtigde gelegen om te onderbouwen dat hij op of omstreeks 25 juni 2024 inderdaad in andere zaken een of meer brieven van de Dienst Toeslagen heeft ontvangen. Naar het oordeel maakt een dergelijke onderbouwing onderdeel uit van een geloofwaardige ontkenning, nu niet is ontkend dat op of omstreeks 25 juni 2024 een poststuk van de Dienst Toeslagen is aangeboden aan het adres van gemachtigde. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
13. De gemachtigde stelt veelvuldig beroepen in wegens niet tijdig beslissen in zaken die zien op de Wet hersteloperatie toeslagen nadat de Dienst Toeslagen een besluit heeft genomen of zelfs nadat er overeenstemming is tussen partijen. [4] Uit deze wijze van procederen ontstaat het beeld dat de gemachtigde ofwel een ondeugdelijke administratie voert ofwel tegen beter weten in kansloze zaken rechtsmiddelen instelt. Mogelijk hangt dit samen met de wijze van financiering van rechtsbijstand in deze zaken. De rechtbank merkt op dat de gemachtigde van opposante op deze wijze op oneigenlijk manier aanspraak maakt op gemeenschapsgeld en de rechtspraak onevenredig belast met kansloze beroepen. Omdat de gedragingen van de gemachtigde voor rekening komen van zijn cliënt, waarschuwt de rechtbank opposante en haar gemachtigde dat een herhaling van dit procedeergedrag tot gevolg kan hebben dat de rechtbank het beroep wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk zal verklaren.
14. De rechtbank wijst er voorts op dat de gemachtigde er rekening mee dient te houden dat wanneer sprake is van misbruik van recht haar cliënt in de proceskosten kan worden veroordeeld wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. [5]

Conclusie en gevolgen

15. De gronden van het verzet slagen niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
4.Voorbeelden zijn ECLI:NL:RBMNE:2022:5699, ECLI:NL:RBZWB:2023:7705, ECLI:NL:RBROT:2024:4629, ECLI:NL:RBDHA:2025:9030, ECLI:NL:RBROT:2025:2809, ECLI:NL:RBROT:2025:9007 en ECLI:NL:RBDHA:2025:11654. De meeste uitspraken zijn niet gepubliceerd, maar op rechtspraak.nl zijn wel de zaaknummers vermeld en de gemachtigde stond een van de partijen bij, dus zal hij bekend moeten zijn met de uitspraken.