9.2.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan verzoekster worden aangemerkt als belanghebbende bij haar verzoek. De minister stelt terecht dat de in artikel 2, eerste lid, van de statuten van verzoekster opgenomen doelstelling ‘het behoud van de democratische rechtsstaat’ erg ruim is. Dat betekent evenwel niet dat ‘de belangen van de volksgezondheid’ waarvoor verzoekster zegt op te komen, hier niet onder kunnen vallen. Daarbij komt dat de feitelijke werkzaamheden van verzoekster, zoals die in ieder geval blijken uit de hiervoor onder 2. tot en met 2.3 genoemde eerdere procedures, ook zien op het behartigen van de belangen van de volksgezondheid. Met deze specifieke feitelijke werkzaamheden wordt de ruime doelstelling in zoverre nader ingevuld.
Heeft de minister het handhavingsverzoek kunnen afwijzen?
10. Niet is geschil is dat minister bevoegd is om toepassing te geven aan artikel 20, vierde lid, van de Verordening (EG) nr. 726/2004.
11. Op grond van artikel 20, vierde lid, van de Verordening (EG) nr. 726/2004 kan een lidstaat, wanneer onmiddellijk optreden ter bescherming van de gezondheid van de mens, dan wel van het milieu, absoluut noodzakelijk is, een lidstaat op eigen initiatief of op verzoek van de Europese Commissie het gebruik van een geneesmiddel voor menselijk gebruik waarvoor overeenkomstig deze verordening een vergunning is verleend, op zijn grondgebied schorsen. Wanneer de lidstaat dit op eigen initiatief doet, stelt hij de Europese Commissie en het bureau uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de schorsing van de redenen voor deze handelwijze in kennis. Het bureau stelt de andere lidstaten onverwijld in kennis. De Europese Commissie leidt onmiddellijk de in de leden 2 en 3 bedoelde procedure in.
12. Uit considerans 13 van de Verordening (EG) nr. 726/2004 volgt dat de lidstaten echter bij wijze van uitzondering de mogelijkheid moet worden geboden het gebruik op hun grondgebied van geneesmiddelen voor menselijk gebruik te verbieden.
13. Verzoekster stelt dat de vaccins een acuut gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Hiertoe voert zij – kort samengevat – aan dat de handelsvergunningen en ook de verlengingen van die vergunningen in strijd met de procedures in de Europese regelgeving zijn afgegeven. Hierbij heeft verzoekster specifiek verwezen naar Verordening (EU) 2020/1043, waarmee strenge veiligheidseisen ter zijde zijn geschoven Verzoekster stelt dat dit in strijd zou zijn met het Verdrag van Aarhus. Verder verwijst verzoekster naar een overzicht van 17 september 2023 van de meldingen bij het Centrum Landelijke Registratie en Evaluatie Bijwerkingen (Lareb) van ernstige bijwerkingen en overlijdens als gevolg van de vaccins. In totaal zijn 235.239 meldingen gedaan van 1.137.544 bijwerkingen. Hiervan waren er 6.223 ernstige bijwerkingen en 751 overlijdens. Ook na de 7e en 8e prikronde zijn er weer meldingen van ernstige bijwerken bijgekomen Verzoekster meent dat het EMA niet specifiek de Nederlandse meldingen heeft meegenomen. In het bestreden besluit en het bijgevoegde advies van het CBG is hierop niet toereikend gereageerd. Verder is ongemotiveerd gesteld dat de nut-risicoverhouding ongewijzigd zou zijn, terwijl de adviezen van de Gezondheidsraad ieder jaar wijzigen. Verzoekster stelt geen inzicht te hebben in de nut-risicoberekeningen. Verder heeft verzoekster betoogd dat de mRNA vaccins Comirnaty en Spikevax op termijn kunnen leiden tot zeer ernstige ziektes.
14. Anders dan verzoekster kennelijk meent, kan de toepassing van artikel 20, vierde lid, van de Verordening (EG) nr. 726/2004, niet tot gevolg hebben dat de verleende handelsvergunningen (Conditional Marketing Authorisation) en het gebruik van die vergunningen door de minister worden geschorst. Uitsluitend
het gebruikvan een geneesmiddel waarvoor een vergunning is verleend kan in het geval onmiddellijk optreden ter bescherming van de gezondheid van de mens, dan wel van het milieu absoluut noodzakelijk is worden geschorst, in afwachting van verdere stappen van de Commissie. Zoals al eerder door deze rechtbankis overwogen kan een door de Europese Commissie verleende handelsvergunning alleen worden geschorst volgens de in de Verordening (EG) nr. 726/2004 genoemde procedure. In dat kader dient ook de vraag aan de orde te komen of de handelsvergunningen in strijd met de Europese regelgeving, zoals verzoekster stelt, zijn afgegeven. Met het verzoek om een voorlopige voorziening kan verzoekster dan ook niet bereiken dat de verleende handelsvergunningen voor de vaccins Comirnaty en Spikevax en het gebruik van de die vergunningen worden geschorst.
15. De minister heeft in het bestreden besluit uitgebreid uiteengezet hoe na het verlenen van de handelsvergunningen de veiligheid en de balans van baten en risico’s van geneesmiddelen binnen het Europese netwerk worden gemonitord en beoordeeld. Dit wordt onder andere gedaan middels periodieke veiligheidsrapportages. Handelsvergunninghouders hebben de verplichting om een Periodic Safety Update Report of een periodieke veiligheidsrapportage (PSUR) in te dienen. PSURs zijn rapporten die bedoeld zijn om een evaluatie te geven van de risico-batenverhouding van een geneesmiddel op bepaalde tijdstippen na de registratie. Het doel van de PSUR is om een uitgebreide en kritische analyse te presenteren van de risico-batenverhouding van het product, rekening houdend met nieuwe of opkomende veiligheidsinformatie in de context van cumulatieve informatie over risico’s en baten. Hierbij worden bekende gegevens aangevuld met nieuwe gegevens. Tevens worden er signaalbeoordelingsrapporten opgesteld. Meldingen van vermoedelijke bijwerkingen worden zorgvuldig geanalyseerd en gemonitord door onder andere het Lareb, het CBG, autoriteiten van andere lidstaten en het EMA. Hiervoor wordt het systeem EudraVigilance gebruikt. Dit is het Europees systeem voor het beheren en analyseren van informatie over vermoedelijke bijwerkingen van geneesmiddelen die zijn goedgekeurd of in klinische studies worden onderzocht. PSUR’s en signaalrapporten worden voorgelegd aan het Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC). PRAC is één van de comités van het EMA en is verantwoordelijk voor de beoordeling en monitoring van de veiligheid van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en speelt een belangrijke rol bij het toezicht op de veiligheid van geneesmiddelen voor menselijk gebruik in Europa. Ook in de PRAC zijn alle lidstaten vertegenwoordigd. De beoordelingen worden uitgevoerd door
deskundigen van de lidstaten. In Nederland zijn dit de medewerkers van het CBG.
16. Alvorens een besluit te nemen op het handhavingsverzoek van verzoekster heeft de minister advies gevraagd aan het CBG. Het CBG is op basis van de beschikbare gegevens, zoals die blijken uit de informatie van de in 15. genoemde instanties, in haar advies van 12 augustus 2025 tot de conclusie gekomen dat er geen reden is om het gebruik van de vaccins Comirnaty en Spikevax te schorsen. Het CBG heeft aangegeven dat geen van de beoordelingen sinds het afgeven van de handelsvergunningen voor de betreffende vaccins voor het CBG, noch voor een van de andere geneesmiddelautoriteiten in de Europese Unie, reden zijn geweest om op grond van farmacovigilantiegegevens een herbeoordeling van de nut-risicoverhouding te vragen. Het CBG wijst erop dat deze ’Safety updates‘ en ‘Signal assessment reports’, ook die van Comirnaty als Spikevax, worden gepubliceerd op de website van de EMA. Ook het ‘updated Signal assessment report on myocarditis, pericarditis with Tozinameran inzake Comirnaty in 2021’ is gepubliceerd. Er zijn naar aanleiding daarvan aanpassingen gedaan aan de productinformatie maar de balans van baten en risico’s is positief gebleven. Recent nog heeft het PRAC in juli 2025 zowel voor Comirnaty als Spikevax de beoordeling van de meest recente PSURs afgerond en opnieuw geconcludeerd dat de benefit/risk balans ongewijzigd is. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat dit advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen en de minister het advies niet bij zijn besluit heeft mogen betrekken.
17. Uit het bestreden besluit en het advies van het CBG blijkt dat meldingen van bijwerkingen worden geanalyseerd en op basis daarvan wordt beoordeeld of dit dient te leiden tot een andere nut-risicoverhouding. Op basis van dit advies is geen reden om aan te nemen dat de meldingen van ernstige bijwerkingen aanleiding zijn om de nut-risicoverhouding bij te stellen. Tegenover de ernstige bijwerkingen van het vaccin staat dat ook een grote groep mensen die gebaat is bij een vaccinatie. Een vaccinatie beschermt tegen besmetting met verschillende varianten van Covid-19 en voor zover alsnog besmetting plaatsvindt, zorgt vaccinatie in veel gevallen voor een milder ziekteverloop dan zonder de vaccinatie het geval zou zijn. Voor zover verzoekster heeft aangevoerd dat het CBG de Nederlandse situatie, zoals die blijkt uit het overzicht van de meldingen bij het Lareb, niet specifiek bij het advies heeft betrokken, kan de voorzieningenrechter verzoekster hierin niet volgen. Zoals uit het advies van het CBG blijkt, en zoals ook overwogen in 16., zijn de ‘Safety updates’ en ‘Signal assessment reports’, zoals gepubliceerd op de website van EMA, meegenomen. In de laatst genoemde ‘signaalbeoordelingsrapporten’ van de EMA worden meldingen afkomstig van alle lidstaten, waaronder dus ook Nederland, van vermoedelijke bijwerkingen geanalyseerd. De gegevens van het Lareb over de Nederlandse situatie zijn dan ook door het CBG bij het advies betrokken. Uit wat verzoekster heeft aangevoerd is niet gebleken dat de Nederlandse situatie wat betreft (ernstige) bijwerkingen zodanig afwijkt van de situatie in andere lidstaten dat de minister hiermee afzonderlijk rekening had moeten houden en een specifieke nut-risicoberekening voor Nederland had moeten (laten) maken. Ook gelet op de door de Gezondheidsraad in 2024 en 2025 gegeven wisselende adviezen over de doelgroepen die een vaccin aangeboden dienen te krijgen, kan, anders dan verzoekster stelt, niet worden afgeleid dat er een wijziging is opgetreden in de nut-risicoverhouding. Zoals ter zitting door de gemachtigde van de minister is uiteengezet spelen bij het advies van de Gezondheidsraad ook andere aspecten een rol dan de nut-risicoverhouding van de vaccins.
Ter zitting heeft verzoekster nog specifiek gewezen op de effecten op lange termijn van deze mRNA vaccins, zoals Comirnaty en Spikevax. Die zouden zeer ernstig kunnen zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoek hiervoor onvoldoende onderbouwing gegeven. Ook hierin kan geen reden worden gezien om onmiddellijk het gebruik van de vaccins te schorsen.
18. Uit wat hiervoor is besproken, was het voor de minister niet absoluut noodzakelijk om onmiddellijk op te treden ter bescherming van de gezondheid van de mens, dan wel van het milieu, en het gebruik van de vaccins Comirnaty en Spikevax te schorsen. Naar verwachting zal het bestreden besluit in de bezwaarprocedure in stand blijven.