ECLI:NL:RBROT:2024:3286

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
ROT 24/2238
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake handelsvergunningen vaccins

Op 1 oktober 2023 heeft Stichting voor Waarheid het College ter beoordeling van geneesmiddelen gesommeerd om vier handelsvergunningen voor vaccins onverwijld te schorsen op basis van de Geneesmiddelenwet. Het College verwees de Stichting naar de Europese Commissie en de European Medicines Agency als bevoegde organen. Op 9 februari 2024 verklaarde het College het bezwaar van de Stichting kennelijk niet-ontvankelijk. Hierop heeft de Stichting beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van de Stichting en het College aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De Stichting voor Waarheid wilde dat de handelsvergunningen voor de vaccins van Pfizer en Moderna onverwijld werden geschorst, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter merkte op dat er in Nederland geen vaccinatieplicht is en dat de laatste prikken eind vorig jaar zijn gezet, met de volgende periode pas in het najaar. Hierdoor was er geen acuut gevaar voor de volksgezondheid.

Daarnaast overwoog de voorzieningenrechter dat, hoewel er geen spoedeisend belang was, er mogelijk aanleiding zou kunnen zijn voor een voorlopige voorziening bij een evident onrechtmatig besluit. De Stichting betoogde dat het College ten onrechte stelde dat de e-mail van 3 oktober 2023 geen besluit was. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat er onvoldoende aanleiding was om te oordelen dat het College een evident onrechtmatig standpunt innam, verwijzend naar eerdere rechtspraak. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en er was geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2238

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 april 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

het College ter beoordeling van geneesmiddelen (het College)

(gemachtigde: mr. M.K. Polano).

Inleiding

1. Op 1 oktober 2023 heeft Stichting voor Waarheid het College gesommeerd om vier nader genoemde handelsvergunningen voor vaccins onverwijld te schorsen op grond van de artikelen 51 en 79 van de Geneesmiddelenwet.
2. Met een e-mail van 3 oktober 2023 heeft het College Stichting voor Waarheid verwezen naar de Europese Commissie en de European Medicines Agency als de bevoegde organen.
3. Met het besluit op bezwaar van 9 februari 2024 heeft het College het daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Stichting voor Waarheid heeft daartegen beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J.B.C. van der Veer en mr. M.L. Genet (namens de gemachtigde van verzoekster) en voor het College zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
5. Stichting voor Waarheid wil met deze procedure primair bereiken dat de handelsvergunningen voor de vaccins Conditional Marketing Authorisation Pfizer (Comirnaty) van 21 december 2020, Conditional Marketing Authorisation Moderna (Spikevax) van 6 januari 2021, de verlenging Marketing Authorisation Pfizer (Comirnaty-tozinameran) van 31 augustus 2023 en de verlenging Marketing Authorisation Moderna (Spikevax-elasomeran) van 15 september 2023, onverwijld worden geschorst, en subsidiair, dat het College in de gelegenheid wordt gesteld om alsnog op het handhavingsverzoek van 1 oktober 2023 te beslissen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De Stichting voor Waarheid stelt in dit verband dat de producten waarvoor de handelsvergunningen zijn afgegeven niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen en dat daarmee sprake is van een acuut gevaar voor de volksgezondheid.
7.1.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding dit standpunt te volgen en overweegt hiertoe als volgt. Het verzoek is uiteindelijk gericht op het voorkomen van zogenoemde herhaalprikken. Deze prikken worden echter op verzoek gezet. Er bestaat op dit moment immers in Nederland geen vaccinatieplicht, ook niet indirect. De laatste periode waarin deze prikken zijn gezet was bovendien eind vorig jaar (dat betreft een afgesloten periode in het verleden) en de volgende periode waarin deze prikken weer zullen worden gezet is eerst komend najaar. Reeds gelet op het vorenstaande is er geen spoedeisend belang bij het verzoek.
8. Bij het ontbreken van een spoedeisend belang, kan er toch aanleiding bestaan een voorlopige voorziening te treffen, indien sprake is van een evident onrechtmatig besluit. De Stichting voor Waarheid heeft in dit verband betoogd dat het College zich ten onrechte op het standpunt stelt dat de e-mail van 3 oktober 2023 geen besluit is.
8.1.
Er is onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat het College een evident onrechtmatig standpunt inneemt, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:245) bezien in samenhang met de rechtspraak waar ter zitting door het College naar is verwezen waaruit volgt dat het College niet bevoegd is om de genoemde handelsvergunningen te schorsen. Deze procedure leent zich niet voor een nadere inhoudelijke discussie over dit standpunt.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.