ECLI:NL:RBROT:2025:10484

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
C/10/700307 / FA RK 25-4062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht en schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 juli 2025, wordt een klacht behandeld van verzoeker, geboren in 1963, die zich niet kan verenigen met de beslissingen van de zorgaanbieder en de commissie. Verzoeker heeft klachten ingediend over zijn gedwongen opname en het toedienen van medicatie zonder juridische titel. De rechtbank oordeelt dat verzoeker in de periode van 10 november 2023 tot 15 december 2023 en van 19 december 2023 tot 29 december 2023 zonder juridische titel is opgenomen, wat gegrond wordt verklaard. Tevens wordt vastgesteld dat de schriftelijke motivering van de artikel 8:9 Wvggz beslissingen onvoldoende was. De rechtbank kent verzoeker een schadevergoeding toe van in totaal € 5.260,- voor de onrechtmatige opname en het gebrek aan motivering. De overige klachten van verzoeker worden ongegrond verklaard. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/700307 / FA RK 25-4062
Beschikking van 17 juli 2025 betreffende een klacht als bedoeld in artikel 10:7 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:11 lid 2 Wvggz en de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 lid 2 Wvggz
op verzoek van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteland],
hierna: verzoeker,
wonende te [woonplaats ] ,
advocaat mr. P.M. Iwema te Rotterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [naam zorgaanbieder] te [plaatsnaam] (hierna: zorgaanbieder); en
  • de zorgverantwoordelijke van verzoeker (hierna: zorgverantwoordelijke).

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van verzoeker met bijlagen, ingekomen op 26 mei 2025; en
  • het verweerschrift van de zorgaanbieder, ingekomen op 3 juni 2025.
Op verzoek van de rechtbank heeft verzoeker op 15 juni 2025 nogmaals de bijlagen bij zijn verzoekschrift per e-mail naar de rechtbank gestuurd.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden in de rechtbank te Rotterdam op 16 juni 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 1] , jurist, verbonden aan [naam zorgaanbieder] ;
  • [naam 2] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, en [naam 3] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, beiden verbonden aan het FACT team.

2.Feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 11 maart 2022 is ten aanzien van verzoeker tot en met 11 maart 2023 een zorgmachtiging verleend, waarin de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen:
  • het toedienen van medicatie;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot
gevolg hebben dat verzoeker iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van
communicatiemiddelen, waaronder het accepteren van ambulante behandeling en
het toestaan van huisbezoeken;
- het opnemen in een accommodatie, wanneer depotmedicatie niet kan worden
gegeven;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, bij opname;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam.
2.2.
Verzoeker is onder voornoemde zorgmachtiging van 9 december 2022 tot en met 20 maart 2023 opgenomen geweest.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 februari 2023 is ten aanzien van verzoeker tot en met 28 februari 2024 een zorgmachtiging verleend, waarin de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen:
  • het toedienen van medicatie;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat verzoeker iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren
en nakomen van ambulante behandelafspraken;
  • het opnemen in een accommodatie: voor de huidige opname maximaal één maand en bij (her)opname, voor toediening van het depot, per keer maximaal één dag;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid: inherent aan de opname.
2.4.
Verzoeker is van 22 tot en met 27 september 2023 bij [naam zorgaanbieder] opgenomen geweest.
2.5.
Op 10 november 2023 heeft de zorgverantwoordelijke met een artikel 8:9 Wvggz beslissing besloten tot het verlenen van de volgende vormen van verplichte zorg:
  • het toedienen van medicatie;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.6.
Op 30 november 2023 heeft de zorgverantwoordelijke met een artikel 8:9 Wvggz beslissing besloten tot het verlenen van de volgende vormen van verplichte zorg:
  • het toedienen van medicatie;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.7.
Op 15 december 2023 heeft de zorgverantwoordelijke met een artikel 8:9 Wvggz beslissing besloten tot het verlenen van de volgende vorm van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie.
2.8.
Op 15 december 2023 heeft de zorgverantwoordelijke met een artikel 8:12 lid 2 en artikel 8:13 lid 1, 2 en 3 Wvggz beslissing besloten tot het verlenen van de volgende vormen van verplichte zorg als tijdelijk verplichte zorg:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie.
Op 21 december 2023 heeft de geneesheer-directeur vervolgens een aanvraag voor de wijziging van de zorgmachtiging ingediend bij de officier van justitie.
2.9.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 december 2023 is ten aanzien van
verzoeker tot en met 29 december 2024 een zorgmachtiging verleend, waarin de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot
gevolg hebben dat verzoeker iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren
en nakomen van ambulante behandelafspraken;
- het opnemen in een accommodatie.
2.10.
Op 23 april 2024 heeft de zorgverantwoordelijke middels een artikel 8:9 Wvggz beslissing besloten tot het verlenen van de volgende vorm van verplichte zorg:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.11.
Op 21 juni 2024 is verzoeker klinisch met ontslag gegaan. Verzoeker ontvangt sindsdien één keer per maand depotmedicatie vanuit het GGZ team.
2.12.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 december 2024 is ten aanzien van
verzoeker tot en met 9 december 2025 een zorgmachtiging verleend, waarin de volgende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot
gevolg hebben dat verzoeker iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren
en nakomen van ambulante behandelafspraken; en
- het opnemen in een accommodatie.
2.13.
Verzoeker heeft op 3 april 2025 klachten ingediend bij [naam commissie] (hierna: [naam commissie] ) tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke om verplichte zorg te gaan verlenen. Deze klachten zagen op de artikel 8:9 Wvggz beslissing om verzoeker in november 2023 op te nemen en op het toedienen van medicatie. Ook heeft verzoeker [naam commissie] verzocht om hem een schadevergoeding van € 22.500,- toe te kennen.
2.14.
[naam commissie] heeft op 17 april 2025 een verkorte uitspraak gedaan over de klachten van verzoeker gegeven en heeft de beslissing op 8 mei 2025 vastgesteld. [naam commissie] heeft onder andere de klacht over het toedienen van medicatie ongegrond verklaard, de klacht over de opname in een accommodatie gedeeltelijk gegrond verklaard en het schadevergoedingsverzoek afgewezen.

3.Verzoek en verweer

3.1.
Verzoeker kan zich niet verenigen met de beslissing van [naam commissie] , stelt dat de opnames en dwangmedicatie onterecht zijn geweest, verzoekt de rechtbank een schadevergoeding toe te kennen en de beslissing van [naam commissie] te vernietigen.
3.1.1.
Kort weergegeven stelt verzoeker dat hij geen psychische stoornis heeft. Er was bij hem ook geen sprake van ernstig nadeel, verzoeker heeft geen problemen met mensen en heeft die ook nooit gehad. Betrokkene meent dat sprake is van discriminatie en dat hij daardoor gedwongen wordt behandeld.
Hij stelt dat sprake is geweest van een ernstige normschending doordat hij in weerwil van de expliciete beperking in de toen geldende zorgmachtiging van 22 tot en met 27 september 2023 en van 10 november 2023 tot en met 21 juni 2024 op een gesloten afdeling gedwongen opgenomen werd (gehouden). Aftrek van de enkelvoudige opnamedagen voor depotmedicatie vindt verzoeker onterecht, want verzoeker is nu eenmaal niet voor een enkelvoudige opname naar de kliniek gehaald in die periode. Dat kan alleen aftrek bieden als een expliciete opnamedag als strikt noodzakelijk voor depotmedicatie zou zijn afgezonderd.
De gedwongen opname, dwangmedicatie en de keuze voor hoge doseringen Haldol, zijn onterecht en voor hem ernstig nadelig geweest. Onvoldoende is onderzocht op welke wijze toepassing van de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid konden leiden tot een keuze voor geen – of minder – gedwongen opname, geen of minder medicatie, dan wel andere medicatie. Er waren wel degelijk mogelijkheden voor vrijwillige zorg. Hij stelt dat hij andere medicatie vrijwillig slikt. Daarmee is niet voldaan aan het rechtsbeginsel ultimum remedium. Daarbij vindt verzoeker de medicatie niet veilig, bijvoorbeeld voor zijn reactievermogen. In de laatste 8:9 Wvggz beslissing van 23 april 2024 is geen verplichte medicatie aangezegd, terwijl deze wel wordt gegeven.
Aan verzoeker is telkens niet toegelicht en uitgelegd waarom hij op een gesloten afdeling moest worden opgenomen dan wel opgenomen moest blijven, en medicatie moest nemen dan wel niet een andere middel met minder ernstige bijwerkingen voor verzoeker. Verzoeker heeft daar nooit iets over op papier gekregen. De artikel 8:9 Wvggz beslissingen ontbraken dan wel de motivering in deze beslissingen ontbrak dan wel was de motivering onvoldoende toegespitst op zijn persoonlijke situatie. Hij heeft wel om documenten gevraagd, maar heeft nooit iets overhandigd gekregen.
3.1.2.
Verzoeker stelt dat de ernstige normschending bij hem heeft geleid tot ernstige ontregeling, onzekerheid, frustratie als geheel afhankelijke patiënt, en reeds daarom tot toekenning van de gevraagde schadevergoeding volgens de oriëntatiepunten zou moeten leiden. De manier waarop verzoeker is opgehaald en naar de kliniek is gebracht, is voor verzoeker een nare ervaring geweest. Hij voelt zich sociaal beschadigd in zijn woonomgeving. Verzoeker zegt door de opname en de medicatie te zijn veranderd. De medicatie zorgt ervoor dat hij bepaalde dingen niet kan doen die hij anders wel zou kunnen doen, bijvoorbeeld sporten. Ook stelt verzoeker dat sprake is geweest van een onzekere periode, doordat hij niet wist waar hij aan toe was en waar hij was.
Verzoeker verzoekt de rechtbank hem een redelijke schadevergoeding toe te kennen, verwijzend naar de oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken, ten bedrage van € 100,- per dag voor de periode waarin hij onrechtmatig gedwongen opgenomen is geweest, zijnde de periode van 10 november 2023 tot en met 21 juni 2024. Dit zijn in totaal 224 dagen, in totaal dus € 22.400,-.
Door het gebrek aan motivering in de artikel 8:9 Wvggz beslissingen is verzoeker niet conform artikel 8:9 Wvggz geïnformeerd over de opgelegde verplichte zorg. Omdat dit gebrek aan motivering verzoeker in onzekerheid heeft gelaten, ondanks meerdere verzoeken om schriftelijke informatie, verzoekt verzoeker hem, verwijzend naar de oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken, een schadevergoeding van € 20,- per keer toe te kennen. Verzoeker is vijf keer schriftelijk geïnformeerd zonder deugdelijke motivering, in totaal gaat het dus om een bedrag van € 100,-.
In totaal verzoekt verzoeker in dit kader om een schadevergoeding van € 22.500,-.
3.1.3.
Daarnaast verzoekt verzoeker om schadevergoeding voor zijn opname zonder titel van 22 tot en met 27 september 2023. [naam commissie] heeft ambtshalve geconstateerd dat verzoeker van 22 tot en met 27 september 2023 was opgenomen, terwijl dit volgens [naam commissie] op basis van de zorgmachtiging maximaal één dag had mogen duren. De commissie concludeerde dat verzoeker de overige vijf dagen zonder geldige titel in het kader van de Wvggz opgenomen is geweest. Verzoeker meent dat geen aftrek voor een enkelvoudige opname zou moeten plaatsvinden. Dat kan alleen aftrek bieden als een expliciete opnamedag als strikt noodzakelijk voor depot medicatie zou zijn afgezonderd.
Dat [naam commissie] heeft besloten om in dit kader geen schadevergoedingsverzoek toe te kennen vindt verzoeker onbegrijpelijk. Ten aanzien van de schade geldt hetgeen hiervoor onder 3.1.2. staat vermeld en qua bedrag verwijst verzoeker in het verzoekschrift ook naar de oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken.
3.1.4.
Tot slot verzoekt verzoeker de rechtbank om de zorgaanbieder te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De zorgaanbieder voert gemotiveerd (een deels gewijzigd) verweer.
4. Beoordeling klachten als bedoeld in artikel 10:7 Wvggz en schadevergoedingsverzoek als bedoeld in artikel 10:11 lid 2 Wvggz
Ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 10:7 Wvggz kan een betrokkene, binnen zes weken na de dag waarop de beslissing van [naam commissie] aan de verzoeker is meegedeeld, een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klachten.
4.2.
Het verzoekschrift is tijdig bij de rechtbank ingediend, namelijk op 26 mei 2025.
4.3.
Aangezien de klachten van verzoeker over de beslissing van [naam commissie] naar het oordeel van de rechtbank geen betrekking hebben op de nakoming van een verplichting of beslissing op grond van een of meer van de in de artikel 10:3 Wvggz genoemde bepalingen, verklaart de rechtbank verzoeker in dit kader niet-ontvankelijk. De rechtbank verwijst daarbij naar HR 7 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:825, waarin de Hoge Raad als volgt oordeelt: “
Een verzoekschrift op grond van art. 10:7 lid 1 Wvggz strekt tot het verkrijgen van een beslissing van de rechter over de klacht die de betrokkene op de voet van art. 10:3 Wvggz heeft ingediend. Een klacht betreft de nakoming van een bepaalde verplichting of een bepaalde beslissing van de zorgaanbieder, en kan meerdere daartegen gerichte bezwaren omvatten. (…) Art. 10:10 Wvggz gaat ervan uit dat de rechter – indien hij tot een ander oordeel over de klacht komt dan [naam commissie] – niet de beslissing van [naam commissie] vernietigt, maar in het dictum van zijn uitspraak beslist over de klacht die in het verzoekschrift op grond van art. 10:7 lid 1 Wvggz aan hem is voorgelegd.”
4.4.
Voor het overige verklaart de rechtbank verzoeker ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de overige klachten.
Klachten
4.5.
Wat betreft de psychische stoornis van verzoeker verwijst de rechtbank naar voornoemde beschikkingen van 28 februari 2023 en 29 december 2023, waarin ten aanzien van verzoeker zorgmachtigingen zijn afgegeven. In de beschikkingen staat dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat bij verzoeker sprake is van een paranoid psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie respectievelijk dat sprake is van schizofrenie. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de in deze beschikkingen opgenomen diagnoses. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te twijfelen dat gedurende de periode waar deze klachten op zien bij verzoeker sprake was van ernstig nadeel, dan wel dat sprake was van een aanzienlijk risico op dat ernstig nadeel. Uit de psychiatrische decursus van 13 november 2023 blijkt dat de zoon van verzoeker verontrustende appjes van verzoeker heeft ontvangen en uit de uitspraak van [naam commissie] blijkt dat volgens de zorgaanbieder vanuit het gebiedsteam al eerder meldingen zijn gemaakt van overlast, waarbij verzoeker in de nacht zou schreeuwen en bellen over de galerij. Uit de overgelegde stukken blijkt ook dat tijdens de opname bij verzoeker sprake was van persisterende wanen. Ook weegt de rechtbank het in voornoemde beschikkingen van 28 februari 2023 en 29 december 2023 beschreven ernstig nadeel mee. De enkele ontkenning van de psychische stoornis en het ernstig nadeel door verzoeker is hiervoor onvoldoende.
4.6.
De zorgaanbieder erkent tijdens de mondelinge behandeling, dat op grond van artikel 8:12 lid 3 Wvggz vanaf 19 december 2023 geen tijdelijk verplichte zorg meer had mogen worden verleend. Het verweer van de zorgaanbieder dat de opname in de periode van 10 november 2023 tot 15 december 2023 en van 19 december 2023 tot 29 december 2023 weliswaar in strijd met artikel 8:7 lid 3 Wvggz was, maar niet zomaar als onrechtmatig kan worden bestempeld, omdat er materieel voldoende reden was voor de opname, volgt de rechtbank niet. Tijdens de mondelinge behandeling erkent de zorgaanbieder dat op 15 december 2023 is ontdekt dat de zorgmachtiging niet voorzag in een langdurige opname. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet uitgesloten worden dat als de zorgaanbieder eerder had opgemerkt dat de zorgmachtiging niet in een langdurige opname voorzag en artikel 8:11 en 8:12 Wvggz was doorlopen, de zorgmachtiging was gewijzigd in die zin dat de opname ongeclausuleerd in de zorgmachtiging was opgenomen. Dit doet echter niet af aan het feit dat de zorgmachtiging voor genoemde periode niet in een opname voorzag en er derhalve geen juridische titel was voor de opname (zie ook: HR 18 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:394). Dat verzoeker in die periode vrijwillig opgenomen was, is de rechtbank namelijk ook niet gebleken. De rechtbank volgt ook het standpunt van verzoeker dat er geen aanleiding is om enkelvoudige opnamedagen voor depotmedicatie af te trekken, omdat de opname langdurig was en niet plaatsvond voor het enkel toedienen van depotmedicatie. In zoverre verklaart de rechtbank dit klachtonderdeel van verzoeker gegrond. Omdat dit klachtonderdeel gegrond wordt verklaard, behoeft de klacht dat bij de beslissingen om verzoeker op te nemen in de periode van 10 november 2023 tot 15 december 2023 en van 19 december 2023 tot 29 december 2023 niet voldaan is aan de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid geen bespreking meer.
Voor zover verzoeker betoogt dat hij vanaf 29 december 2023 tot en met 21 juni 2024 zonder juridische titel was opgenomen, verwerpt de rechtbank dit betoog en verklaart de rechtbank dit klachtonderdeel ongegrond. Op 29 december 2023 is namelijk een aansluitende zorgmachtiging verleend die voorzag in een opname. Voor zover op dat moment niet alsnog een artikel 8:9 Wvggz beslissing voor de opname op schrift is gezet, leidt dit naar het oordeel van de rechtbank alleen tot een gebrek in zorgvuldigheidseisen. Omdat over dit punt geen specifieke klacht is ingediend, zal de rechtbank dit punt verder buiten beschouwing laten.
4.7.
Het betoog van verzoeker dat bij de beslissingen om verzoeker medicatie toe te dienen en om verzoeker in de periode van 15 december 2023 tot en met 18 december 2023 en van 29 december 2023 tot 21 juni 2024 (met een geldige titel) op te nemen niet is voldaan aan de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid, volgt de rechtbank niet. De rechtbank volgt ook niet het betoog van verzoeker dat bij de beslissing om medicatie toe te dienen niet is voldaan aan het beginsel van veiligheid noch dat niet voldaan is aan het ultimum remedium beginsel, omdat verzoeker bereid was om andere medicatie vrijwillig te slikken. Gezien het ernstige toestandsbeeld van verzoeker was opname noodzakelijk ter bescherming van hemzelf en zijn omgeving. Uit de psychiatrische decursus van 10 november 2023 blijkt dat verzoeker dreigementen zou hebben geuit en dat de overbrenging naar de kliniek vanwege agressief gedrag en bedreigingen per ambulance en onder politiebegeleiding plaatsvond. Uit de psychiatrische decursus van 13 november 2023 blijkt verzoeker is opgenomen, nadat zijn zoon melding had gemaakt van verontrustende app-jes die verzoeker had verstuurd. Uit de overgelegde stukken blijkt verder dat tijdens deze opname sprake was van persisterende wanen, waarbij cliënt regelmatig devaluerende en schofferende uitlatingen deed. Bij verzoeker is sprake van een chronisch psychotische stoornis, waarbij medicatie noodzakelijk is om de ernst van de symptomen te verminderen en ernstig nadeel af te wenden. Ter ondersteuning van de behandeling is gestart met olanzapine, welke later is omgezet naar Zypadhera in depotvorm. Ook hebben meerdere zorgafstemmingsgesprekken plaatsgevonden met zijn dochter en het betrokken GGZ-team. In overleg is besloten dat terugkeer naar de zelfstandige woonomgeving van verzoeker niet haalbaar was. Na toevoeging van Zypadhera is sprake geweest van lichte verbetering van het psychotische toestandsbeeld; cliënt werd milder in het contact. Gezien de blijvende beperkingen ten aanzien van zelfstandig functioneren, is besloten tot overplaatsing naar een andere kliniek voor voortgezette psychiatrische zorg en resocialisatie. Na het ontslag van verzoeker is ambulant gekozen voor de overstap naar Haldol medicatie in de vorm van een depot, aangezien het medicijn Zypadhera niet leverbaar was en cliënt voor Haldol medicatie niet naar de zorgaanbieder hoefde te komen. De depot medicatie heeft een merkbare verbetering in het toestandsbeeld van verzoeker gebracht. Volgens de zorgaanbieder zou enkel orale medicatie onvoldoende zijn om het toestandsbeeld te stabiliseren. In het verleden zou verzoeker ook niet therapietrouw zijn gebleken.
Ondanks medicamenteuze behandeling blijven psychotische verschijnselen aanwezig, waaronder paranoïde wanen. De huidige dosering is de minimale effectieve dosering waarmee het ernstig nadeel wordt tegengegaan. Het is de behandelaren van verzoeker niet gelukt om de psychose volledig te laten verdwijnen, mede doordat verzoeker niet bereid is om hierover samen met de behandelaars in gesprek te gaan. Verzoeker beseft namelijk niet dat hij onder invloed is van zijn wanen en is ervan overtuigd dat de behandelaars het slecht met hem voorhebben. Het gebrek aan samenwerking lijkt niet alleen voort te komen uit de psychose zelf, maar kan ook mede worden verklaard door aspecten van de persoonlijkheid van verzoeker. Om die reden blijft medicatie noodzakelijk om het gevaar te beperken. Volgens de zorgaanbieder wordt er bewust gekozen voor de laagst mogelijke effectieve dosering om het gevaar te minimaliseren, ook al betekent dit dat de psychose zelf niet volledig in remissie gaat. Dit onderstreept de terughoudendheid en zorgvuldigheid waarmee de behandeling wordt vormgegeven.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldoende door de zorgaanbieder onderbouwd dat bij de opname en het toedienen van medicatie is voldaan aan de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit doelmatigheid, en veiligheid. De rechtbank begrijpt dat het voor verzoeker zwaar is (geweest), mede vanwege de bijwerkingen van de medicatie, maar dat betekent nog niet dat de opname en de medicatie niet in verhouding stonden tot het doel dat deze had, namelijk het waarborgen van de veiligheid, zowel voor verzoeker zelf als voor zijn omgeving. Ook waren er geen minder bezwarende alternatieven. Voldoende onderbouwd is dan ook dat de toegepaste verplichte zorg het ultimum remedium was. Gezien het effect op het toestandsbeeld is de toegepaste zorg ook doelmatig gebleken.
4.8.
Het betoog van verzoeker dat verplichte medicatie niet is aangezegd in de laatste 8:9 Wvggz beslissing van 23 april 2024 en om die reden niet gegeven mocht worden, volgt de rechtbank niet. De rechtbank honoreert het verweer van de zorgaanbieder dat uit Hoge Raad 8 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1732 blijkt dat in een situatie als de onderhavige, waarin de verlening van een vorm van verplichte zorg is aangevangen op grond van een eerdere zorgmachtiging en na een aansluitende zorgmachtiging ononderbroken en ongewijzigd wordt voortgezet, een redelijke uitleg van art. 8:9 Wvggz met zich meebrengt dat een nieuwe beslissing op de voet van die bepaling achterwege kan blijven. De rechtbank verklaart dat klachtonderdeel dan ook ongegrond.
4.9.
De rechtbank volgt niet het betoog van verzoeker dat de artikel 8:9 beslissingen niet aan hem zijn uitgereikt. In de psychiatrische decursus van 10 november 2023, 30 november 2023 en 15 december 2023 staat dat de artikel 8:9 Wvggz beslissingen van die data aan verzoeker zijn uitgereikt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
De psychiatrische decursus van 23 april 2024 is niet overgelegd, maar in de klacht van 3 april 2025 klaagt verzoeker dat in de artikel 8:9 Wvggz beslissing van 23 april 2024 het toedienen van medicatie niet is aangezegd. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat deze artikel 8:9 Wvggz beslissing aan verzoeker is uitgereikt. De rechtbank volgt hierin het verweer van de zorgaanbieder en verklaart dat klachtonderdeel dan ook ongegrond.
4.10.
Het betoog van verzoeker dat de artikel 8:9 Wvggz beslissingen onvoldoende schriftelijk gemotiveerd zijn dan wel dat de motivering onvoldoende toegespitst is op zijn persoonlijke situatie, volgt de rechtbank. Op grond van artikel 8:9 lid 2 Wvggz moet de zorgverantwoordelijke de beslissing voorzien van een schriftelijke motivering, zodat duidelijk is dat het toepassen van verplichte zorg voldoet aan de wettelijke uitgangspunten en criteria.
In de artikel 8:9 Wvggz beslissing van 10 november 2023 staat de volgende toelichting bij:
  • het toedienen van medicatie: ‘Het toedienen van medicijnen voor de psychiatrische klachten volgens landelijke behandelrichtlijnen is op dit moment noodzakelijk voor de stabilisatie van uw psychiatrisch toestandsbeeld. Bij weigering om medicijnen te slikken, worden deze op een andere manier toegediend.’
  • het beperken van de bewegingsvrijheid: ‘Op dit moment brengt een verblijf buiten de accommodatie een groot risico op een ernstig nadeel met zich mee voor zowel u zelf als voor uw omgeving. Daarom zal uw bewegingsvrijheid worden beperkt tot een verblijf binnen de accommodatie.’
  • het opnemen in een accommodatie: ‘Behandelen doen wij bij voorkeur ambulant. Op dit moment is echter sprake van een dusdanig nadeel, dat ernstig nadeel alleen met een opname kan worden afgewend.’
Met verzoeker is de rechtbank van oordeel dat deze bewoording te generiek is en onvoldoende toegespitst op de persoonlijke situatie van verzoeker. Pas op 30 november 2023 is in de artikel 8:9 Wvggz beslissing voornoemde tekst bij het opnemen in een accommodatie aangevuld met de zin ‘Er is sprake van het veroorzaken van overlast door u in uw flat’. In zoverre acht de rechtbank die specifieke zorgvorm voldoende schriftelijk gemotiveerd. Bij het toedienen van medicatie staat echter alleen het type medicatie vermeld. In de artikel 8:9 Wvggz beslissing van 15 december 2023 staat ook alleen welk type medicatie verzoeker toegediend krijgt.
Tijdens de mondelinge behandeling erkent de zorgaanbieder ook dat de schriftelijke motivering te kort schiet. Volgens de zorgaanbieder is dit geoorloofd omdat deze beslissingen ook mondeling aan verzoeker zijn toegelicht en ook niet voor het eerst aan verzoeker zijn toegelicht. De zorgaanbieder meent dat het geheel aan handelen ertoe leidt dat verzoeker voldoende is geïnformeerd. De rechtbank gaat hier niet in mee. Los van de vooroverlegverplichting die in lid 1 van artikel 8:9 Wvggz is opgenomen, bepaalt lid 2 dat de zorgverantwoordelijke de artikel 8:9 Wvggz beslissing schriftelijk moet motiveren. Dit is van belang, zodat de motivering voor zowel verzoeker als zijn advocaat kenbaar is en overwogen kan worden om een klacht in te dienen. Dat verzoeker volgens de zorgaanbieder al onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen dwangmedicatie ontving en dus al bekend was met de redenen voor de medicamenteuze behandeling, doet hier niet aan af. De rechtbank is het eens met verzoeker dat de schriftelijke motivering uitgebreider in de artikel 8:9 Wvggz beslissingen opgenomen had moeten worden. De rechtbank zal de klacht over het motiveringsgebrek dan ook gegrond verklaren.
Schadevergoeding
4.11.
Op grond van artikel 10:11 lid 2 Wvggz kent de rechter een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe. De rechtbank houdt bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding rekening met de ernst van de klachten en vooral met de gevolgen hiervan voor verzoeker.
4.12.
In beginsel is het reguliere aansprakelijkheidsrecht van toepassing. Verzoeker moet stellen dat hij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen zijn schade en de normschending. De wetgever heeft met artikel 10:11 lid 2 Wvggz een laagdrempelige regeling in de wet opgenomen ten aanzien van een verzoek om schadevergoeding door een belanghebbende. Om die reden stelt de rechtbank geen al te hoge eisen aan het bewijs van schade, zolang er maar enige onderbouwing is, voldoende aannemelijk is dat er schade is.
Opname zonder juridische titel in de periode 10 november 2023 tot 15 december 2023 en van 19 december 2023 tot 29 december 2023
4.13.
De rechtbank volgt niet het betoog van de zorgaanbieder dat het causale verband ontbreekt, omdat de schade in essentie ziet op de – al dan niet vermeende – gebrekkige informatievoorziening, niet uitgesloten kan worden dat de schade verband houdt met de psychische aandoening van verzoeker zelf, of dat niet uitgesloten kan worden
dat de gestelde schade geheel of gedeeltelijk is ontstaan in de periode waarin wél een geldige titel voor opname bestond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoeker voldoende aannemelijk gemaakt dat ook de opname zonder juridische titel zelf bij hem tot immateriële schade heeft geleid. Zo heeft verzoeker verklaard dat de opname voor hem een nare ervaring was en in de klacht van 3 april 2025 schrijft verzoeker dat hij niet opgenomen wilde zijn en naar huis wilde. Tegen deze achtergrond kan worden overgegaan tot het toekennen van een schadevergoeding.
4.14.
In 2024 zijn de Oriëntatiepunten voor schadevergoeding in verplichte zorgzaken (hierna: de oriëntatiepunten) van het Landelijk Overleg Vakinhoud Familierecht (LOVF) op www.rechtspraak.nl gepubliceerd. De oriëntatiepunten bieden een handvat, waarvan kan worden afgeweken als omstandigheden van de zaak daartoe aanleiding geven. Voor de situatie waarin een betrokkene zonder juridische titel wordt opgenomen, wordt in de oriëntatiepunten een bedrag van € 100,- per dag genoemd.
4.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding om van de oriëntatiepunten af te wijken en is vanwege het eerder genoemde oordeel dat in de periode van 10 november 2023 tot 15 december 2023 en van 19 december 2023 tot 29 december 2023 sprake was van een opname zonder juridische titel met verzoeker van oordeel dat een bedrag van € 100,- per dag redelijk en billijk is. De rechtbank verwerpt dan ook het betoog dat de schadevergoeding gematigd zou moeten worden tot € 350,- gelet op de medische noodzaak van opname, de ernst van de psychische gesteldheid en de situatie waarin hij destijds verkeerde. Mogelijk zou verzoeker bij een juist verlopen procedure, ook zijn opgenomen, maar dat maakt het oordeel niet anders. Omdat het een periode van 46 dagen betreft, zal de rechtbank in totaal € 4.600,- aan schadevergoeding toekennen.
Gebrek in schriftelijke motivering artikel 8:9 Wvggz beslissingen
4.16.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoeker voldoende onderbouwd dat hij vanwege het gebrek in de schriftelijke motivering van de artikel 8:9 Wvggz beslissingen immateriële schade heeft geleden. Zo stelt verzoeker dat bij hem sprake was van onzekerheid en frustratie. Tegen deze achtergrond kan worden overgegaan tot het toekennen van een schadevergoeding. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat in dit kader geen schadevergoeding toegekend zou moeten worden.
4.17.
De oriëntatiepunten bieden een handvat, waarvan kan worden afgeweken als omstandigheden van de zaak daartoe aanleiding geven. Voor de situatie waarin sprake is van een gebrek in de zorgvuldigheidseisen, wordt in de oriëntatiepunten een bedrag van € 15,- tot € 20,- per keer genoemd.
4.18.
Anders dan door verzoeker betoogd, acht de rechtbank toekenning van € 20,- niet gerechtvaardigd, omdat de artikel 8:9 Wvggz beslissingen wel op schrift zijn gesteld. De rechtbank acht dan ook een bedrag van € 15,- per keer redelijk en billijk is. Uit de overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het gaat om vier artikel 8:9 Wvggz beslissingen met een gebrek in de schriftelijke motivering in plaats van de door verzoeker gestelde vijf beslissingen. Alleen de artikel 8:9 beslissingen van 10 november 2023, 30 november 2023, 15 december 2023 en 23 april 2024 zijn overgelegd. Voor zover verzoeker stelt dat het om vijf beslissingen gaat, heeft verzoeker onvoldoende onderbouwd om welke vijfde beslissing het gaat. De rechtbank zal dan ook in totaal € 60,- aan schadevergoeding toekennen.
4.19.
Omdat de overige door verzoeker ingediende klachtonderdelen ongegrond worden verklaard, is er naar het oordeel van de rechtbank in dat kader geen aanleiding voor toekenning van de verzochte schadevergoeding ten aanzien van verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek om een schadevergoeding in dat kader dan ook af.
5. Beoordeling schadevergoedingsverzoek als bedoeld in artikel 10:12 lid 2 Wvggz
Ontvankelijkheid
5.1.
Op grond van artikel 10:12 lid 2 Wvggz kan betrokkene, indien de wet niet in acht is genomen door de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke, de rechter verzoeken tot schadevergoeding door de zorgaanbieder of de zorgverantwoordelijke. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
5.2.
Alhoewel in het verzoekschrift van verzoeker niet expliciet staat dat verzoeker met zijn schadevergoedingsverzoek voor de opname van 22 tot en met 27 september 2023 een separaat schadevergoedingsverzoek als bedoeld in artikel 10:12 lid 2 Wvggz indient, heeft verzoeker tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd bevestigd dat zijn verzoek zo gelezen moet worden. Vanwege de kwetsbaarheid van verzoeker beoordeelt de rechtbank welwillend de ontvankelijkheid van dit verzoek. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de zorgaanbieder dat de rechtbank niet bevoegd is om dit onderdeel te behandelen, omdat hierover bij [naam commissie] niet is geklaagd en dat deze procedure niet kan worden benut om alsnog nieuwe klachtgronden aan te voeren. Ook verwerpt de rechtbank het betoog van de zorgaanbieder dat de zorgaanbieder zich hier niet tegen heeft kunnen verweren. Omdat uit artikel 10:12 Wvggz volgt dat een klager een schadevergoeding kan indienen bij de rechtbank, ziet de rechtbank niet in waarom de zorgaanbieder dan geschaad zou zijn in het verweer. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling door de rechtbank expliciet aan de zorgaanbieder de gelegenheid tot verweer geboden. Daarbij is de zorgaanbieder ook in de gelegenheid gesteld om een (subsidiair) verweerd in te dienen.
Toepassen verplichte zorg
5.3.
Voor de rechtbank is komen vast te staan dat verzoeker van 22 tot en met 27 september 2023 was opgenomen. Dit terwijl op grond van de dan lopende zorgmachtiging van 28 februari 2023 slechts een heropname van maximaal één dag mocht plaatsvinden voor toediening van het depot. Niet gebleken is wat het doel van de opname was en of één van de dagen in deze periode puur bedoeld was voor de toediening van medicatie. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een enkelvoudige opnamedag voor depotmedicatie van deze periode af te trekken. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat voor die gehele periode geen juridische titel als bedoeld in artikel 8:7 lid 2 Wvggz was voor de opname en dat de zorgverantwoordelijke daarbij de wet niet in acht heeft genomen.
Hoogte van de schadevergoeding
5.4.
In beginsel is het reguliere aansprakelijkheidsrecht van toepassing. Verzoeker moet stellen dat hij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen zijn schade en de normschending. De wetgever heeft met artikel 10:12 lid 2 Wvggz een laagdrempelige regeling in de wet opgenomen ten aanzien van een verzoek om schadevergoeding door een belanghebbende. Om die reden stelt de rechtbank geen al te hoge eisen aan het bewijs van schade, zolang er maar enige onderbouwing is en voldoende aannemelijk is dat er schade is.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoeker voldoende onderbouwd dat hij vanwege de opname zonder juridische titel immateriële schade heeft geleden. Zo stelt verzoeker dat bij hem sprake was van ernstige ontregeling, onzekerheid, frustratie als geheel afhankelijke patiënt. Tegen deze achtergrond kan worden overgegaan tot het toekennen van een schadevergoeding.
5.6.
Gelet op de oriëntatiepunten acht de rechtbank ook voor deze periode een bedrag van € 100,- per dag redelijk en billijk. Omdat het een periode van 6 dagen betreft, zal de rechtbank in totaal € 600,- aan schadevergoeding toekennen.

6.Beoordeling verzoek proceskostenveroordeling

6.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt. De rechtbank volgt hierin de zorgaanbieder. Om die reden zal de rechtbank het verzoek van verzoeker voor een proceskostenveroordeling afwijzen.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk ten aanzien van zijn klachten over de beslissing van [naam commissie] ;
7.2.
verklaart de klacht van verzoeker dat hij in de periode van 10 november 2023 tot 15 december 2023 en van 19 december 2023 tot 29 december 2023 zonder juridische titel opgenomen was, gegrond;
7.3.
verklaart de klacht van verzoeker dat de artikel 8:9 Wvggz beslissingen van 10 november 2023, 30 november 2023, 15 december 2023 en 23 april 2024 onvoldoende schriftelijk gemotiveerd zijn, gegrond;
7.4.
verklaart de overige klachtonderdelen van verzoeker ongegrond;
7.5.
veroordeelt zorgaanbieder tot betaling van een bedrag van € 5.260,- aan verzoeker;
7.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Wierink, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J. Dam, griffier op 17 juli 2025.
Tegen deze beschikking staat ten aanzien op de beslissingen in het kader van het artikel 10:7 Wvggz verzoek en het artikel 10:11 lid 2 Wvggz verzoek het rechtsmiddel van cassatie open.
Ten aanzien van de beslissingen in het kader van het artikel 10:12 lid 2 Wvggz verzoek, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.