ECLI:NL:RBROT:2024:9633

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
71/037425-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan een terroristische organisatie en veroordeling voor voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven en het in hulpeloze toestand brengen van een minderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een terroristische organisatie, het verrichten van voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven, en het in hulpeloze toestand brengen van haar minderjarige kind. De verdachte, die samen met haar dochter naar Syrië was gereisd om zich bij haar echtgenoot aan te sluiten, werd vrijgesproken van deelname aan de terroristische organisatie IS, maar werd wel veroordeeld voor de voorbereidingshandelingen en het in hulpeloze toestand brengen van haar kind. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had geassocieerd met jihadistisch-extremistisch gedachtegoed en haar familie had opgeroepen om naar Syrië te komen en zich bij IS aan te sluiten. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte haar kind in een hulpeloze toestand had gebracht door haar mee te nemen naar een oorlogsgebied en daar langdurig te verblijven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en de inschatting van het recidiverisico als laag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/037425-23
Datum uitspraak: 1 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] .
Raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 16 en 17 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt -kort samengevat- neer op de volgende feiten:
Feit 1: medeplegen van deelname aan een terroristische organisatie (IS).
Feit 2: het verrichten van voorbereidingshandelingen van een terroristisch misdrijf door de volgende feitelijke handelingen te plegen:
A. het eigen maken van extremistisch gedachtegoed;
B. zich verdiepen in het afreizen naar het strijdgebied;
C. af te reizen naar het strijdgebied;
D. zich voegen bij, huwen en samenleven met een IS strijder;
E. zich middels tekst-, beeld- en audioberichten positief over IS uit te laten en te vragen om financiële steun;
F. bijdragen aan de gewapende Jihadstrijd.
Feit 3: het in hulpeloze toestand brengen en laten van haar minderjarige kind door haar mee te nemen naar een oorlogsgebied en haar in een oorlogsgebied te houden.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (het medeplegen van deelneming aan IS in Syrië, van 1 april 2013 tot en met 20 december 2022), van het onder 2 ten laste gelegde (het plegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen van terroristische misdrijven in Nederland, Turkije en Syrië, van 1 september 2012 tot en met 20 december 2022) en van het onder 3 ten laste gelegde (het in hulpeloze toestand brengen en laten van haar minderjarige kind in Syrië van 30 april 2013 tot en met 20 december 2022);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering, en voorwaarden die verband houden met woonruimte, inkomen, dagbesteding en schulden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverwegingen feiten 1 en 2
4.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van beide feiten. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Wat betreft het eerste feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte samen met haar dochter op 30 april 2013 haar echtgenoot [naam 1] achterna is gereisd naar Syrië om zich aan te sluiten bij een Jihadistische beweging. Dit blijkt uit een audio-opname, waarop [naam 1] is te horen en die de verdachte aan haar familie heeft gestuurd, waarin hij om vergeving vraagt dat hij zijn familie heeft achtergelaten maar dat dit gerechtvaardigd is omdat deelnemen aan de gewapende strijd een individuele plicht is. Uit contacten met zijn familie blijkt dat hij heeft gezegd dat hij niet meer terugkomt.
Uit het bovengenoemde audiobericht en chats die de verdachte en haar echtgenoot [naam 1] naar familie hebben gestuurd en uit een brief die de verdachte heeft gestuurd, blijkt verder dat zij in het kalifaat wonen en zich ook volledig met het kalifaat en IS identificeren. De officier van justitie leidt hieruit af dat zij zich bij IS hebben aangesloten. De verdachte heeft verder met deze berichten propaganda gemaakt voor IS en zij heeft IS getalsmatig versterkt.
De officier van justitie heeft om vrijspraak gevraagd van deelneming aan Jabhat al-Nusrah.
Ook het tweede feit is volgens de officier van justitie bewezen. Het bovenstaande heeft daarvoor als bewijsmateriaal te gelden. De verdachte heeft zich bovendien in Nederland “het jihadi-salafistisch” gedachtengoed eigen gemaakt en zij heeft zich laten informeren over de uitreis en die reis uiteindelijk ook gemaakt.
4.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 en 2. De verdachte heeft niet behoord tot het samenwerkingsverband van IS in de zin van artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en heeft geen handelingen verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van IS. Het enkele verblijf van de verdachte in IS-gebied is niet voldoende om te spreken van een voorbereidings- of bevorderingshandeling in de zin van artikel 96, tweede lid, Sr. De overige feitelijke handelingen kunnen niet worden bewezen.
4.1.2.
Het oordeel van de rechtbank
Van deelneming aan een terroristische organisatie als bedoeld in artikel 140a Sr is sprake als de dader behoort tot die organisatie en handelingen verricht ter verwezenlijking van het terroristische oogmerk. In het geval van IS is het terroristische oogmerk het gewapenderhand vestigen van een islamitische staat met omverwerping van de (seculiere) regimes die reeds bestaan op het door IS bezette grondgebied. Aangezien een staat inwoners nodig heeft, is het zich naar het strijdgebied van IS begeven en het zich voegen bij IS een daad waarmee het terroristische oogmerk wordt verwezenlijkt (rechtbank Rotterdam, 9 november 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:10609). Naar het strijdgebied gaan, zich daar voegen bij een strijder van IS en met hem een huwelijk aangaan is bewijs van het zich voegen bij IS (rechtbank Rotterdam, 29 september 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9570; zie ook gerechtshof Den Haag 20 december 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2570).
Uit de diverse verklaringen en bevindingen in het dossier en uit de verklaring van de verdachte ter zitting valt af te leiden dat de verdachte op 30 april 2013 samen met haar dochter via Turkije naar Syrië is gereisd en dat zij zich in Aleppo bij haar echtgenoot [naam 1] heeft gevoegd. Rond april 2014 zijn zij naar Al-Bab gegaan. In mei 2014 zijn zij naar Manbij gegaan waar zij vervolgens tenminste twee jaar hebben gewoond. In Manbij is [naam 1] in het voorjaar van 2015 met zijn tweede echtgenote – medeverdachte [naam 2] – islamitisch getrouwd. De tweede echtgenote van de verdachte heeft verklaard dat zij in de lente van 2016 met haar kinderen naar Idlib is gegaan en dat de verdachte en [naam 1] niet lang daarna volgden. Volgens de verklaringen zijn zij uiteindelijk medio 2018 naar Turkije gegaan, waar zij hebben gewoond tot november 2022. De verdachte is in december 2022 in Istanbul aangehouden en op 8 februari 2023 in Nederland aangekomen.
De verdachte heeft verklaard dat zij naar Syrië is gereisd om zich met haar kind bij haar echtgenoot te voegen. Bij vonnis van de rechtbank van heden heeft de rechtbank haar echtgenoot vrijgesproken van deelneming aan Jabhat-al Nusrah en IS/ISIL/ISIS. Het staat derhalve niet onomstotelijk vast dat de verdachte naar Syrië is afgereisd om zich te voegen bij een deelnemer aan een terroristische organisatie.
Ook de chatberichten, het audiobericht en de brief die de verdachte samen met [naam 1] naar hun familie heeft gestuurd leveren naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs dat de verdachte zich bij IS of een van haar voorgangers heeft gevoegd en aldus tot IS of een van haar voorgangers is gaan behoren. Wel heeft zij zich in die chats en boodschappen tegenover de familie daadwerkelijk een aanhanger van IS en haar radicale gedachtengoed betoond. Zij heeft, anders dan zij ter zitting heeft verklaard, daadwerkelijk familieleden diverse malen opgeroepen zich bij IS aan te sluiten. De verklaring van medeverdachte [naam 1] dat hij en niet verdachte de brief heeft geschreven wordt door de rechtbank, gelet op de inhoud daarvan, als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Voornoemde handelingen zijn handelingen die dienen ter ondersteuning van het terroristische oogmerk van IS. Uit het feit dat de verdachte deze handelingen heeft verricht kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte ook daadwerkelijk tot de organisatie heeft behoord. Hierbij merkt de rechtbank op dat niet iedere sympathisant van IS, die zijn sympathie digitaal uit, kan worden aangemerkt als deelnemer aan een terroristische organisatie (gerechtshof Den Haag, 26 mei 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023: 1053). Vergelijk bovendien HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413, r.o. 3.6 en 3.7, waar het zich betonen van een aanhanger van een terroristische organisatie en het sturen van geld naar die organisatie niet zonder meer meebrachten dat de desbetreffende verdachte daardoor tot de desbetreffende organisatie ging behoren, ondanks het bepaalde in artikel 140, vijfde lid jo. artikel 140a derde lid, Sr dat onder deelnemen aan een terroristische organisatie het verstrekken en werven van gelden wordt begrepen. Dergelijke handelingen ondersteunen het terroristische oogmerk en de wet stelt buiten twijfel dat het om dergelijke handelingen gaat, maar daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat degene die deze verricht ook tot de terroristische organisatie behoort, aldus de Hoge Raad.
De hiervoor beschreven feitelijke gedragingen leveren wel bewijs op voor het onder 2 ten laste gelegde. Immers, [naam 1] heeft een audioboodschap gestuurd naar familie waarin hij IS heeft verheerlijkt en de familie heeft opgeroepen naar Syrië te komen en zich bij IS aan te sluiten om strijd te leveren. De verdachte heeft aan de familie een brief gestuurd waarin IS wordt verheerlijkt. Zij heeft bij het versturen van de brief haar familie opgeroepen kennis te nemen van de videoboodschap van [naam 1] . Zij heeft de berichten verstuurd met behulp van een telefoon die door haar en [naam 1] werd gebruikt. De verdachte heeft aldus zich het jihadi-salafistisch gedachtengoed eigen gemaakt in de betekenis dat zij zich heeft geassocieerd met het gedachtengoed van IS en zich een aanhanger van IS heeft betoond (rechtbank Rotterdam 2 mei 2024, ECLI:NL:RBROT: 2024:4087). Zij heeft tezamen en in vereniging met haar echtgenoot propaganda gemaakt voor IS en haar familieleden opgeroepen naar Syrië te komen om zich aan te sluiten bij IS en strijd te leveren. Dit levert voorbereidingshandelingen op als bedoeld in artikel 96 Sr.
Met de bewezenverklaarde feitelijkheden heeft de verdachte anderen getracht te bewegen om de omschreven terroristische misdrijven (door deelname aan IS) te plegen, of mede te plegen of om daarbij behulpzaam te zijn. De verdachte heeft aldus beoogd de onder 2 genoemde terroristische misdrijven voor te bereiden dan wel te bevorderen.
De rechtbank acht de onder B. C. D. en F. omschreven feitelijkheden niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt van die onderdelen dan ook vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het eerste feit en vindt het tweede feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijsoverweging feit 3
4.2.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 3 aan de verdachte ten laste gelegde in hulpeloze toestand brengen van haar minderjarige dochter. De verdachte heeft echter nooit de intentie gehad om in Syrië te blijven en daarmee haar dochter in een hulpeloze toestand te laten. Zij heeft er alles aan gedaan om haar dochter weg te krijgen, aldus de raadsman.
4.2.2.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat, als gezegd, dat de verdachte met haar kind op 30 april 2013 naar Syrië is gereisd. De verdachte en haar echtgenoot [naam 1] hebben elkaar midden in Syrië ontmoet.
In het geval haar minderjarig kind onder de hoede van de verdachte in een oorlogsgebied is, kan het gegeven dat de verdachte en het kind het gebied niet kunnen verlaten een rol spelen bij de vraag of er sprake is van het opzettelijk in hulpeloze toestand laten van het minderjarige kind (rechtbank Rotterdam 13 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:3081).
De rechtbank acht echter bewezen dat de verdachte het oorlogsgebied niet heeft willen verlaten. De verdachte heeft tegen haar vader gezegd dat ze niet naar Nederland terug wilde keren. Daar komt bij dat de verdachte en haar echtgenoot meermalen familie hebben opgeroepen naar Syrië te komen en zich bij hen te voegen. Ook dat bewijst dat zij niet wilden terugkomen. Dat [naam 1] die oproepen zou hebben gedaan omdat hij meermalen werd aangehouden door leden van IS en hij op zijn telefoon wilde kunnen laten zien dat hij aanhanger was van IS, terwijl hij dat in werkelijkheid niet zo was, vindt de rechtbank onaannemelijk. Deze verklaring wordt ook op geen enkele wijze ondersteund en is pas afgelegd bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in de periode mei 2013 tot mei 2018 haar minderjarig kind in hulpeloze toestand heeft gebracht en gehouden.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
zij
op tijdstippen gelegen in de periode
mei 2013 tot en met mei 2016in Nederland en Syrië ,
met het oogmerk om (een) misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht te weten:
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een
ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft
(te) begaan met een terroristisch oogmerk
voor te bereiden en/of te bevorderen
1. een ander heeft getracht te bewegen om het misdrijf te plegen mede te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid middelen en/of
inlichtingen te verschaffen
door
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een
terroristisch oogmerk gevoerd door terroristische organisaties zoals Islamitische Staat (IS)
dan wel Islamic State of lraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of lraq and Levant (ISIL) eigen te maken en
E. zich middels whatsapp tekst- beeld- en audioberichten aan familieleden positief uit te
laten over IS, de martelaarsdood (van Zaïd Koulliss) te verheerlijken, de uitreis naar het
kalifaat en de gewapende Jihad aan te moedigen en te vragen om financiële steun voor
families in IS-gebied,
3.
zij
in de periode
mei 2013 tot mei 2018in Nederland en/of Syrie ,
tezamen en in vereniging met een ander althans alleen,
opzettelijk haar minderjarig kind genaamd [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2012,
tot wiens onderhoud verpleging en verzorging zij als ouder van [minderjarige] krachtens de
wet verplicht was, in een hulpeloze toestand gebracht en in een hulpeloze toestand heeft
gelaten door terwijl zij wist dat [minderjarige] gedurende bovengenoemde periode (mede
gelet op de minderjarigheid) zichzelf niet kon verweren en/of beschermen en/of in een
veilige situatie kon brengen met die [minderjarige] naar Syrië te reizen en die [minderjarige] mee te nemen naar en langdurig te laten verblijven in plaatsen en/of gebieden waar gewapende conflicten aan de gang waren en/of oorlogsgeweld heerste en in de nabijheid van die [minderjarige] één vuurwapen door haar echtgenoot [naam 1] voorhanden te hebben en daarbij die [minderjarige] telkens bloot te stellen aan en/of in een situatie te brengen van gevaren en/of de (rechtstreekse) gevolgen van gewapende conflicten en/of oorlogsgeweld (zoals bombardementen en/of beschietingen en/of dreiging van geweld door personen) en daarmee telkens het leven en de psychische en lichamelijke gezondheid en welzijn van die [minderjarige] in gevaar te brengen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid middelen en/of inlichtingen te verschaffen;
3.
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging en verzorging zij krachtens wet verplicht is, in hulpeloze toestand brengen,
en
medeplegen van opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging en verzorging zij krachtens wet verplicht is, in een hulpeloze toestand laten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is in april 2013 samen met haar destijds negen maanden oude dochtertje naar Syrië gereisd om zich daar bij haar echtgenoot te voegen. De verdachte heeft zich geassocieerd met het jihadistisch-extremistisch gedachtengoed en zich een aanhanger van IS betoond. Zij heeft samen met haar echtgenoot hun familie opgeroepen uit reizen naar het kalifaat, zich bij IS aan te sluiten en deel te nemen aan de gewapende strijd. De verdachte heeft daarna gedurende een periode van tenminste vijf jaar met haar echtgenoot en dochter in een gebied gewoond waar oorlog werd gevoerd. Haar echtgenoot – medeverdachte [naam 1] – had hierbij de beschikking over een vuurwapen. Hiermee heeft de verdachte samen met haar echtgenoot hun minderjarige dochter blootgesteld aan oorlogsgeweld en andere gevaren en derhalve in een hulpeloze toestand gelaten terwijl van hen als ouders mag worden verwacht dat zij hun kind veiligheid en geborgenheid bieden. Dit wordt de verdachte zwaar aangerekend.
Strijdgroepen als IS hebben tot doel het vestigen van een islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door deze strijdgroepen worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangenen en burgers. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven. Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven. De verdachte heeft door haar familie berichten en een brief te sturen om hier aan deel te nemen een kwalijke rol gespeeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte een blanco strafblad heeft.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juni 2024. Dit rapport houdt – kort samengevat en voor zover relevant – het volgende in.
De verdachte ambieert een toekomstig leven met haar echtgenoot [naam 1] . Daarnaast zou ze omwille van de dertien kinderen het contact met [naam 2] willen onderhouden. Na detentie zal blijken hoe de onderlinge relaties zich tussen de verdachte en de medeverdachten zullen gaan verhouden en hoe zich dat gaat ontwikkelen in de toekomst.
Het risico op recidive en het risico op extremistisch geweld wordt ingeschat als laag.
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen met de bijzondere voorwaarde meldplicht, en voorwaarden die verband houden met woonruimte, inkomen, dagbesteding en schulden.
Psycholoog [naam 3] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 6 maart 2024. Dit rapport houdt – kort samengevat en voor zover relevant – het volgende in.
Bij de verdachte kan geen psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening worden vastgesteld. Vanwege het ontbreken hiervan kan onderzoeker geen verband beschrijven tussen diagnose en het ten laste gelegde.
Omdat er geen verband beschreven kan worden tussen diagnose en het ten laste gelegde, is het niet mogelijk om een op pathologische gronden gefundeerde risicotaxatie te doen. Onderzoeker schat de kans op gewelddadig extremistisch gedrag op zowel de korte- als (middel)lange termijn toch in als laag.
Milieuonderzoeker [naam 4] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
1 februari 2024. De rechtbank heeft van de inhoud van dit rapport kennis genomen.
Het NTA heeft een duidingsrapport opgemaakt gedateerd 30 januari 2024.
Dit rapport houdt – kort samengevat en voor zover relevant – het volgende in.
De verdachte is onder invloed komen te staan van extremistisch gedachtegoed. Op dit moment lijkt ze zich hier echter van te distantiëren en put zij uit een niet-extremistisch salafistisch denkkader wanneer ze haar politiek-maatschappelijke opvattingen formuleert.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van deelneming aan een terroristische organisatie wordt wat betreft de hoogte van de straf sterk afgeweken van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de
rechtbank een deel van de voorgenomen straf, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd, en hieraan een proeftijd verbinden van twee jaar. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dit betekent dat, na aftrek van voorarrest, geen gevangenisstraf resteert.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 83, 83a, 96, 140a, 157, 176a, 255, 288a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De veroordeelde moet op een constructieve wijze meewerken aan de gesprekken met de Reclassering en openheid van zaken geven over de door de reclassering bepaalde onderwerpen, waaronder haar sociaal netwerk;
- de veroordeelde zal zich niet zonder toestemming van de Reclassering op een ander adres vestigen;
- de veroordeelde zal meewerken en een actieve inspanning verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte, een legaal inkomen en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
- de veroordeelde zal meewerken aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, in het belang van het toezicht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
de voorlopige hechteis is bij afzonderlijk geminuteerd bevel opgeheven.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
feit 1.
zij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 september 2012 tot en
met 20 december 2022 in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten Islamic State in lraq and
Shaam (ISIS) en/of Islamic State in lraq and Levant (ISIL) en/of
Islamitische Staat (IS) en/of Jabhat al Nusra (JaN), welke organisatie(s) tot
oogmerk had(den) en/of heeft/hebben het plegen van terroristische
misdrijven te weten
A het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit
feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek
van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 176a Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 JO. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a
en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van
de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet
wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met
het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te
maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en
munitie)
feit 2.
Zij
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 september 2012 tot en met 20 december 2022 in één of meerdere plaats(en)
in Nederland en/of en/of Syrië en/of Irak en/of Turkije,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen
met het oogmerk om (een) misdrijf(ven) omschreven in artikel 83 en/of
157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van
Strafrecht te weten
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een
ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft
(te) begaan met een terroristisch oogmerk
voor te bereiden en/of te bevorderen
1. een ander heeft getracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid middelen en/of
inlichtingen te verschaffen en/of
2. gelegenheid middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich en/of anderen
heeft getracht te verschaffen en/of
3 een of meer voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij verdachte wist dat deze
bestemd waren tot het plegen van het misdrijf
door
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een
terroristisch oogmerk gevoerd door terroristische organisaties zoals Islamitische Staat (IS)
dan wel Islamic State of lraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of lraq and Levant (ISIL) en
Jabhat al Nusra (JaN) eigen te maken en/of
B. zich te laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië
en/of Irak en/of
C. de reis naar Syrië en/of Irak te maken teneinde zich te begeven naar het strijdgebied
althans naar een door IS(IS/IL) en/of Jabhat al Nusra (JaN) gecontroleerd gebied en/of
gedurende enige tijd te verblijven in dat gebied in Syrië en/of Irak en/of
D. zich te voegen bij een of meer mededader(s) en/of Jabhat al Nusra (JaN) en/of
IS(IS/IL)strijder(s) en/of (telkens) (op Islamitische wijze) een huwelijk aan te gaan met een of meer IS(IS/IL) en/of Jabhat al Nusra (JaN), strijder(s) en/of een gezamenlijk huishouding te voeren met een of meer person(en) die (eveneens) deelnam(en) aan IS(IS/IL) en/of Jabhat
al Nusra (JaN) en/of
E. zich middels whatsapp tekst- beeld- en audioberichten aan familieleden positief uit te
laten over IS de martelaarsdood (van Zaïd Koulliss) te verheerlijken, de uitreis naar het
kalifaat en de gewapende Jihad aan te moedigen en te vragen om financiële steun voor
families in IS-gebied.
F. met één of meer mededader(s) in Syrië en/of Irak deel te nemen en/of bij te dragen aan
de gewapende jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie IS(IS/IL) en/of Jabhat al
Nusra (JaN) en/of in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk.
feit 3.
Zij
in de periode van 01 september 2012 2013 tot en met 20 december 2022 in Nederland en/of
Syrie en/of Irak
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen
opzettelijk haar minderjarige kind genaamd [minderjarige] geboren op [geboortedatum 2] 2012
tot wiens onderhoud verpleging en verzorging zij als ouder van [minderjarige] krachtens de
wet verplicht was, in een hulpeloze toestand gebracht en/of in een hulpeloze toestand heeft
gelaten door terwijl zij wist dat [minderjarige] gedurende bovengenoemde periode (mede
gelet op de minderjarigheid) zichzelf niet kon verweren en/of beschermen en/of in een
veilige situatie kon brengen
met die [minderjarige] naar Syrie en/of Irak te reizen en/of die [minderjarige] mee te
nemen naar en/of langdurig te laten verblijven in één of meer plaats(en) en/of geb1ed(en)
waar gewapende conflicten aan de gang waren en/of oorlogsgeweld heerste en/of (in de
nabijheid van die [minderjarige] ) één of meer vuurwapens (door haar verdachte en/of haar
echtgenoot [naam 1] ) voorhanden te hebben en/of (daarbij) die [minderjarige]
(telkens) bloot te stellen aan en/of in een situatie te brengen van gevaren en/of de
(rechtstreekse) gevolgen van gewapende conflicten en/of oorlogsgeweld (zoals
bombardementen en/of beschietingen en/of dreiging van geweld door personen) en/of
(daarmee) (telkens) het leven en/of de psychische en lichamelijke gezondheid en/of welzijn
van die [minderjarige] in gevaar te brengen,