ECLI:NL:RBROT:2023:3081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
71/028979-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak deelname aan terroristische organisatie, veroordeling voor hulpeloze toestand minderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen voor een terroristisch misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste twee tenlastegelegde feiten, namelijk deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en het plegen van voorbereidingshandelingen voor een terroristisch misdrijf. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte daadwerkelijk had deelgenomen aan IS of dat zij voorbereidingshandelingen had verricht. De verdachte had weliswaar met haar minderjarige zoon naar Syrië gereisd, maar de rechtbank concludeerde dat haar intentie niet was om zich bij IS aan te sluiten, maar om haar dochter te bezoeken. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte in Syrië niet actief had deelgenomen aan de terroristische organisatie en dat zij niet had gefaciliteerd of ondersteund.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het in hulpeloze toestand brengen van haar minderjarige kind. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door haar zoon mee te nemen naar een oorlogsgebied, hem in een hulpeloze toestand had gebracht, wat uiteindelijk leidde tot zijn overlijden. De rechtbank stelde vast dat de verdachte op de hoogte was van de gevaren van het gebied en dat zij daarmee de aanmerkelijke kans op gevaar voor haar zoon had aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en zwakbegaafdheid, en heeft besloten tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 71/028979-22
Datum uitspraak: 13 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsvrouw mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 7 maart en 13 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd luidt de verdenking onder feit 1 dat zij heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie ( IS), onder feit 2 dat zij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor een terroristisch misdrijf en onder feit 3 dat zij haar kind in hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten door met hem af te reizen naar oorlogsgebied en hem te laten aansluiten bij een terroristische organisatie waardoor hij is overleden.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (met uitzondering van de periode na 23 september 2017 en het medeplegen), van het onder 2 ten laste gelegde (met uitzondering van de periode na 17 juni 2016 en het medeplegen) en van het onder 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 en 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie. Zij is samen met haar zoon [naam01] naar Turkije afgereisd om haar dochter [naam02] te bezoeken. Dat het doel was om [naam02] mee terug te nemen naar Nederland is niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft vervolgens de keus gemaakt om met [naam01] de Syrische grens over te steken en zich in IS gebied te begeven, terwijl zij wist dat IS een terroristische organisatie was en terwijl zij wist dat het daar oorlog was. Zij is willens en wetens naar Syrië gegaan om bij [naam02] en haar kleindochter te zijn. Zij heeft daarmee de keuze gemaakt om te gaan deelnemen aan een huishouden met een IS strijder. Daarmee heeft ze zich feitelijk aangesloten bij IS en het kalifaat getalsmatig versterkt.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte in augustus 2014 met haar minderjarige zoon [naam01] naar Turkije is gereisd en vanuit daar het grondgebied van Syrië is binnen gereisd. Daar heeft zij verder verbleven bij haar dochter [naam02] en de man van [naam02] , [naam03] . De vraag is met welke intentie de verdachte is uitgereisd en of zij zich ook daadwerkelijk heeft aangesloten bij IS en als deelnemer van deze organisatie kan worden beschouwd.
Uit het dossier volgt niets over de feitelijke situatie voorafgaand aan het afreizen naar Turkije. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat de verdachte daar naar toe ging om haar dochter te zien nu het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat zij daarnaartoe is gereisd om zich aan te sluiten bij IS.
In Syrië heeft de verdachte weliswaar gewoond bij [naam02] en [naam03] , van wie [naam02] heeft verklaard dat hij strijder was bij onder meer IS, maar daarmee is nog niet gegeven dat sprake was van een gezamenlijke huishouding met deze [naam03] . Uit het dossier blijkt dat de verdachte in de periode in Syrië veelal ziek was en dat zij amper haar kamer af kwam. Van feitelijke gedragingen die gezien kunnen worden als het faciliteren van [naam03] dan wel het ondersteunen van hem of IS is niet gebleken. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden vastgesteld dat de verdachte heeft deelgenomen aan IS, dan wel dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan enige voorbereidings- dan wel bevorderingshandelingen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. Door de raadsvrouw is betoogd dat er geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op het in hulpeloze toestand brengen en laten van [naam01] . Weliswaar kan er worden gesproken van een aanmerkelijke kans op het in hulpeloze toestand brengen van haar zoon, maar niet van het willens en wetens aanvaarden van deze kans nu de verdachte met haar verstandelijke beperking c.q. zwakbegaafdheid niet functioneert als een gemiddelde ouder. Van het in hulpeloze toestand laten dient de verdachte zonder meer te worden vrijgesproken nu haar was voorgespiegeld door haar schoonzoon dat ze het gebied snel weer kon verlaten, maar eenmaal daar kon ze niet meer weg ondanks pogingen daartoe.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte in augustus 2014 met haar minderjarige zoon [naam01] (hierna [naam01] ) naar Turkije is afgereisd en dat zij vanuit daar het grondgebied van Syrië zijn binnen gereisd. [naam01] was op dat moment 15 jaar oud.
Verdachte heeft verklaard dat zij op het moment van afreizen wist dat er oorlog gaande was in Syrië. Niettemin heeft zij [naam01] meegenomen naar een gebied waar sprake was van een gewapend conflict en oorlogsgeweld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte door op deze wijze te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er gevaar zou kunnen ontstaan en heeft zij hiermee [naam01] in een hulpeloze toestand gebracht. Niet is komen vast te staan dat zij op dat moment, gelet op haar persoonlijkheid, niet in staat was een dergelijke beslissing weloverwogen te nemen. Dit verweer wordt dan ook verworpen. Wel is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het in hulpeloze toestand laten van [naam01] , nu uit het dossier genoegzaam is gebleken dat de verdachte wel weg wilde uit IS gebied, maar daar de mogelijkheden niet voor bestonden. Van dit onderdeel zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Causaal verband
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het in hulpeloze toestand brengen van [naam01] zijn dood tot gevolg heeft gehad. Voor een bewezenverklaring is vereist dat een causaal verband wordt vastgesteld tussen de gedraging van de verdachte en het ten laste gelegde gevolg.
De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of een causaal verband bestaat tussen de door de verdachte verrichte gedraging en het tenlastegelegde gevolg, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dit gevolg redelijkerwijs als gevolg van de gedraging aan de verdachte kan worden toegerekend.
Vast staat dat de verdachte [naam01] heeft meegenomen naar een oorlogsgebied waar hij zich kort na aankomst heeft aangesloten bij een groep (Nederlandse) strijders van IS en enige tijd later is komen te overlijden – zeer waarschijnlijk – door een bombardement van een wapendepot/loods, in elk geval door oorlogsgeweld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in de keten van gebeurtenissen de gedraging van de verdachte een noodzakelijke factor is geweest voor het ingetreden gevolg, hetgeen redelijkerwijs aan de verdachte is toe te rekenen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte [naam01] in hulpeloze toestand heeft gebracht als gevolg waarvan hij is overleden.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 3 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
zij
in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 2 juni 2015 in Syrië,
meermalen, opzettelijk haar minderjarige kind genaamd
[naam01] , geboren op [geboortedatum02] 1998,
tot wiens verzorging zij als ouder van [naam01] krachtens de
wet verplicht was, in een hulpeloze toestand gebracht , immers heeft zij, verdachte,
terwijl zij wist dat [naam01] gedurende bovengenoemde periode (mede gelet op de
minderjarigheid) zichzelf niet kon beschermen en in een veilige situatie
kon brengen, ,
met die [naam01] gereisd naar Syrië en die [naam01]
meegenomen naar plaatsen en/of
gebieden waar gewapende conflicten aan de gang waren en oorlogsgeweld heerste
(daarbij) die [naam01] (telkens) blootgesteld aanoorlogsgeweld
ten gevolge waarvan die [naam01] op of omstreeks 2 juni 2015 te Syrië is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk iemand tot wiens verzorging zij krachtens de wet verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen, terwijl dit feit de dood ten gevolge heeft gehad.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft haar minderjarige kind in een hulpeloze toestand gebracht door met hem naar het strijdgebied in Syrië af te reizen. In plaats van hem veiligheid en geborgenheid te bieden, heeft de verdachte haar kind meegenomen naar een gebied waar sprake was van een gewapend conflict, als gevolg waarvan hij door oorlogsgeweld is komen te overlijden. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitiarapport van psychiater [naam04] , klinisch psycholoog [naam05] , en forensisch milieuonderzoeker [naam06] , gedateerd 22 juli 2022. De rapporteurs komen tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Er is sprake van een posttraumatische stressstoornis, een somatische symptoomstoornis, een depressieve stoornis en een paniekstoornis. Tevens is er sprake van zwakbegaafdheid. Gesteld kan worden dat zij voornoemde klachten reeds vanaf 2006 had, dus ook ten tijde van het ten laste gelegde, al is niet duidelijk geworden hoe ernstig de klachten op dat moment waren. Omdat zij een ontkennende verdachte is kan niet worden bepaald of aspecten van de stoornissen van invloed zijn geweest op de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Er kan dan ook geen advies gegeven worden over toerekenen.
Geadviseerd wordt geen gedwongen behandeling op te leggen in een strafrechtelijk kader. Uit zorgoogpunt is wel een behandel- en woonondersteuningsadvies gegeven.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 27 februari 2023, van Reclassering Nederland. Verdachte is beïnvloedbaar en kwetsbaar doordat zij een onachtzame, niet-assertieve en meegaande houding heeft, mede als gevolg van haar zwakke gezondheidstoestand en zeer beperkt kennisniveau. Dit is voor de reclassering een punt van zorg. De copingvaardigheden van verdachte lijken ten grondslag te liggen aan het delict. Hier spreekt haar zwakzinnigheid een grote rol alsook een belast verleden. Ze kan oorzaak en gevolg niet goed overzien, probeert alle problemen bij zich te houden en op te lossen.
De door het NIFP geadviseerde klinische behandeling is inmiddels opgestart. Gezien de klachten van verdachte zal er sprake zijn van een langdurig en intensief traject. Voortzetting van het huidige traject is geïndiceerd. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Ondanks de lage kans op recidive en gevaar acht de reclassering voortzetting van de behandeling binnen een gedwongen kader noodzakelijk. Geadviseerd wordt bij bewezenverklaring, en in het geval een voorwaardelijk strafdeel wordt overwogen, om de bijzondere voorwaarden die eerder werden vastgelegd in de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 29 sept 2022, te continueren. Voorts wordt geadviseerd om de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren om het huidige behandeltraject te kunnen continueren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte een levenslange last met zich mee moet dragen door de wetenschap dat haar zoon is komen te overlijden als gevolg van haar beslissing. Een gevolg dat zij uiteraard nooit heeft gewild.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan foor de officier van justitie gevorderd nu zij komt tot vrijspraak van feit 1 en 2.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 255 en 257 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als deze instelling dit nodig vindt, en zich houden aan de door of namens die instelling te geven voorschriften en aanwijzingen, waarbij de reclassering in gesprekken met de verdachte haar zwijgrecht en verschoningsrecht in acht zal nemen;
de veroordeelde zal zich voor behandeling van haar problematiek klinisch laten opnemen in een FPA of een soortgelijke zorginstelling, zij zal meewerken aan een (door)plaatsing binnen de aangewezen instelling en/of woonvoorziening en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, zolang de (geneesheer-) directeur van die instelling in overleg met de reclassering dat nodig vindt, doch niet langer dan 2 jaar;
de veroordeelde zal zich (aansluitend aan de klinische behandeling) onder ambulante behandeling stellen bijvoorbeeld bij een (door de reclassering nader te bepalen) forensische polikliniek voor haar problematiek, zolang als de reclassering dat nodig acht;
de veroordeelde zal, indien de reclassering een overgang naar ambulante begeleiding/zorg bij zelfstandig wonen of wonen met begeleiding nodig acht door een door de reclassering nader te bepalen instantie, meewerken aan de indicatiestelling, de plaatsing daarvan en meewerken aan de betreffende begeleiding/ zorg;
de veroordeelde zal meewerken aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die voor wat betreft haar behandeling contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
de veroordeelde zal meewerken aan en een actieve inspanning verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte, inkomen en dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. A. Boer en J.L.M. Boek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 3 februari
2022 in één of meer plaats(en) in Syrië,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten
Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of
Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans (telkens) een aan IS
en Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (een) organisatie(s)
die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie(s) tot oogmerk
had(den) en/of heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, te
weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit
iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te)
begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van
Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a
1en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens ën/of munitie van
de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet
wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met '
het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te
maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid ! en/of lid 5 van de Wet wapens en
munitie)
(artikel 140a Wetboek van Strafrecht)
2.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 april 2014 tot en met 3 februari 2022 in één of meer plaats(en) in Nederland en/of Syrië,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, telkens met
het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de (meermalen) te plegen
misdrijven:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is
en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan, met een terroristisch oogmerk (zoals
bedoeld in artikel 157 jo 176b van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met eèn terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd
waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende
Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door terroristische organisaties zoals de
Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of ,
Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en Jabhat al
Nusra (JaN) (later Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh
Al-Sham), althans (telkens) een aan IS en Al Qaida gelieerde
organisatie(s), althans (een)organisatie(s) die de gewapende
Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of
B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het
strijdgebied in Syrië en/of
C. de reis naar Syrië gemaakt teneinde zich te begeven naar het
strijdgebied, althans naar een, door een terroristische organisatie (zoals JaN
en IS(IS/IL), althans een hieraan gelieerde strijdgroep) gecontroleerd gebied
2en/of gedurende enige tijd verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of
D. zich gevoegd bij een of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL) strijder(s), althans (telkens)
perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd
voorstaat/voorstaan en/of een gezamenlijk huishouden heeft gevoerd met een of meer
person(en) die (eveneens) deelnam(en) aan IS(IS/IL) en/of
E. met één of meer mededader(s) in Syrië deelgenomen en/of bijgedragen aan de
gewapende Jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie IS, althans (een)
terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of
F. haar zoon [naam01] , geboren op [geboortedatum02] 1998, in Syrië laten deelnemen aan
ideologische en/of (gevechts)trainingen en/of trainingskampen en/of opleidingen bij (een)
Jihadistische strijdgroep(en) en heeft laten deelnemen en/of een bijdrage heeft laten leveren
aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) organisatie IS, althans (een)
terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan;
(art. 96 lid 2 jo 289 jo 288 jo 288a jo 83 en art. 96 lid 2 jo 157 jo 176a jo 176b jo 83 Wetboek van Strafrecht)
3.
zij
in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 2 juni 2015 in Turkije
en/of Syrië,
meermalen, opzettelijk haar minderjarige kind genaamd
[naam01] , geboren op [geboortedatum02] 1998,
tot wiens onderhoud, verpleging en verzorging zij als ouder van [naam01] krachtens de
wet verplicht was, in een hulpeloze toestand gebracht en/of in een hulpeloze toestand heeft
gelaten, immers heeft zij, verdachte,
terwijl zij wist dat [naam01] gedurende bovengenoemde periode(n) (mede gelet op de
minderjarigheid) zichzelf niet kon verweren en/of beschermen en/of in een veilige situatie
kon brengen, (telkens),
met die [naam01] gereisd naar Turkije en/of Syrië en/of die [naam01]
meegenomen/gebracht naar en/of langdurig laten verblijven in één of meer plaats(en) en/of
gebied(en) waar gewapende conflicten aan de gang waren en/of oorlogsgeweld heerste
en/of
die [naam01] laten aansluiten en deelnemen aan een terroristische organisatie en/of laten
deelnemen aan gevechts- en/of geweldsactiviteiten ten behoeve van een terroristische
organisatie en (daarbij) die [naam01] (telkens) laten dragen en/of gebruiken en/of
voorhanden hebben van één of meer vuurwapens en/of
(daarbij) die [naam01] (telkens) blootgesteld aan en/of in een situatie gebracht van
gevaren en/of (rechtstreekse) gevolgen van gewapende conflicten en/of oorlogsgeweld
(zoals bombardementen en/of beschietingen en/of dreiging van geweld door personen) en/of
(daarmee) (telkens) het leven en/of de psychische en lichamelijke gezondheid en/of welzijn
van die [naam01] in gevaar gebracht en/of
(daarbij) niet, althans te laat, ingegrepen en [naam01] niet in een veilige situatie gebracht
en/of gehouden,
ten gevolge waarvan die [naam01] op of omstreeks 2 juni 2015 te Syrië is overleden.
(artikel 255 jo. 257 van het Wetboek van Strafrecht)