ECLI:NL:RBROT:2024:9456
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een herzieningsverzoek voor een Wajong-uitkering. Eiser had eerder, in 2019, een Wajong-uitkering aangevraagd, maar deze was afgewezen. Eiser heeft in september 2023 opnieuw een aanvraag ingediend, die door het UWV op 28 september 2023 werd afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 12 september 2024.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser een herhaalde aanvraag is, waarvoor artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit artikel vereist dat de aanvrager nieuwe feiten of omstandigheden vermeldt bij een herhaalde aanvraag. De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij nieuwe feiten of omstandigheden heeft die niet eerder konden worden aangevoerd. Eiser had ook niet de gelegenheid om zijn standpunten mondeling toe te lichten, wat in strijd is met de hoorplicht. Desondanks concludeert de rechtbank dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn en dat de afwijzing van het herzieningsverzoek terecht is.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft het UWV wel veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.