ECLI:NL:RBZWB:2021:5990

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_147
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2021, werd het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een Wajong-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard. Eiser had in 2018 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het UWV had in een primair besluit van 3 juli 2019 en een bestreden besluit van 18 december 2019 geoordeeld dat hij geen arbeidsvermogen had. Eiser, geboren op 21 augustus 1989, had medische klachten waaronder ADHD, stemmingsstoornissen en andere psychische problemen, maar het UWV concludeerde dat hij in de toekomst mogelijk wel arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld in de beoordeling van eisers arbeidsvermogen, en dat de medische en arbeidskundige rapportages voldoende onderbouwd waren. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat hij op zijn 18e verjaardag en in de vijf jaren daarna duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt en dat hij recht had op een Wajong-uitkering. De rechtbank veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiser, maar verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/147 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. M. Gümüs,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 3 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiser een uitkering toe te kennen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
In het besluit van 18 december 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 31 augustus 2021.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens het UWV is verschenen mr. M.S. van Zaane.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser, geboren op 21 augustus 1989 (18e verjaardag: 21 augustus 2007), heeft op 18 oktober 2018 een Beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd bij het UWV ten behoeve van een Wajong-uitkering.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV in het primaire besluit geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen en is aan eiser meegedeeld dat hij geen arbeidsvermogen heeft, maar dat het UWV verwacht dat hij in de toekomst mogelijk wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Eiser is tevens opgenomen in het doelgroepregister.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit is eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, onder vermelding van een gewijzigd standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b), te weten dat eiser wel arbeidsvermogen heeft.
2.
Geschil
In geschil is of het UWV terecht heeft geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen.
3.
Beroepsgronden
Eiser bestrijdt dat hij arbeidsvermogen heeft. Eisers medische beperkingen en klachten zijn onderschat. Eiser heeft middels medische stukken (waaronder de brief van [naam bedrijf ] van 29 november 2019) kenbaar gemaakt dat hij sinds 1998 kampt met ADHD, stemmingsstoornis, agressieregulatie problematiek en jeugdtrauma’s. Eisers klachten zijn de afgelopen jaren alsmaar toegenomen. Verder stelt eiser dat het bestreden besluit niet berust op zorgvuldig onderzoek, omdat de verzekeringsarts b&b zegt dat eiser over arbeidsvermogen beschikt, terwijl behandelend sectoren zeggen dat eiser niet in staat is arbeid te verrichten. Tot slot stelt eiser dat het bestreden besluit in strijd is met de wet, het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
Eiser heeft in beroep ook verwezen naar zijn gronden in bezwaar. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat de bezwaargronden betreffende het gedurende tien jaar ontbreken van arbeidsvermogen en de gestelde reformatio in peius in beroep niet worden gehandhaafd.
4.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Medische en arbeidskundige beoordeling door het UWV
5.1.
Aan de in de besluitvorming neergelegde standpunten heeft het UWV een rapportage van de verzekeringsarts, rapportages van de verzekeringsarts b&b en een rapportage van de arbeidsdeskundige ten grondslag gelegd.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft eiser gezien op het spreekuur van 19 februari 2019, waarbij psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. Verder heeft de verzekeringsarts overlegd met de arbeidsdeskundige, informatie opgevraagd bij de behandelend sector, telefonisch overlegd met zowel de behandelend sector als eiser, en overlegd met de adviseur verzekeringsarts. De verzekeringsarts rapporteert op 13 juni 2019 het volgende. Eisers diagnoses zijn: depressieve episode, ADHD, alcoholintoxicatie, traumatisering, epilepsie. Er is sprake van beperking van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vóór en op de 18e verjaardag. Er is geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden, want eiser voldoet niet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden en er was op de 18e verjaardag of nu geen sprake van een ernstige psychische stoornis op basis waarvan een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren kan worden vastgesteld. Eisers is met name beperkt in het persoonlijk en sociaal functioneren. Er is sprake van stoornissen in algemene mentale functies, specifieke mentale functies met beperkingen in het zelfstandig ondernemen van meervoudige taken, structureren en prioriteiten stellen en wat betreft de communicatie: communiceren in het algemeen en het zich uiten in het bijzonder. Gelet op de aard en ernst van de klachten en beperkingen is eiser niet ten minste vier uur per dag belastbaar en is hij evenmin in staat zonder substantiële onderbrekingen aaneengesloten te werken gedurende ten minste een periode van een uur. Het ontbreken van arbeidsvermogen wat betreft deze items is niet duurzaam te achten. Op basis van beschikbare informatie is de verwachting dat dankzij adequate behandeling de medische situatie zal verbeteren en de belastbaarheid zal toenemen, waarbij niet is uitgesloten dat eiser in de toekomst wel vier uur per dag belastbaar zal zijn en in staat aaneengesloten te werken gedurende ten minste een periode van een uur.
Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] heeft eiser gezien op het spreekuur van 19 februari 2019, heeft overlegd met verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] op 19 februari 2019, en heeft het dossier bestudeerd. De arbeidsdeskundige rapporteert op 28 juni 2019 het volgende. Gezien de zeer beperkte belastbaarheid beschikt eiser niet over basale werknemersvaardigheden en wordt hij niet in staat geacht tot het verrichten van een taak in een arbeidsorganisatie. Eiser kan namelijk niet in staat worden acht om afspraken met een werkgever na te komen. Ook kan hij geen taak uitvoeren, omdat hij niet een uur aaneengesloten kan werken. Indien de belastbaarheid van eiser toeneemt, zoals de verzekeringsarts aangeeft, acht de arbeidsdeskundige het mogelijk dat eiser basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen en in staat zal zijn een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren. Eiser heeft geen arbeidsvermogen, maar kan dit wel ontwikkelen.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft eiser gesproken op de hoorzitting van 5 december 2019, waarbij psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, heeft informatie verkregen van [naam bedrijf ] en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 12 december 2019 dat eiser wel arbeidsvermogen heeft. Eiser heeft een normale intelligentie en er zijn geen opvallende lichamelijke bezwaren. Er is momenteel een redelijk ingestelde kennelijk genuïne epilepsie met een beperkte aanvalsfrequentie door medicatie. Eiser geeft aan dat hij het afgelopen jaar vier keer een aanval heeft gehad. Eiser heeft de lagere school en VMBO doorlopen en heeft daarna gewerkt in het vrije bedrijf. Eiser heeft een betekenisvolle duurzame relatie met zijn partner en een zorgtaak deels voor een klein kind. Eiser doet licht huishoudelijk werk en kookt soms. Eiser is uitstekend behandeld voor het alcoholprobleem. De aandachtsstoornis is door de curatieve sector prima behandeld. Rekening houdend met de beperkingen wordt eiser in staat geacht om vier uur per dag en één uur aaneengesloten te werken. Er ontbreken overtuigende gegevens om aan te nemen dat eiser vanaf zijn 18e duurzaam niet in staat is geweest tot een bepaalde vorm van loonvormende arbeid in het vrije bedrijf. Eiser heeft voldoende werknemersvaardigheden. Eiser heeft arbeidsvermogen en er is voor het resterende deel van de medische aandoeningen geen duurzaamheid. De resterende klachten zijn niet van een aard dat deze onbehandelbaar zijn bij eiser als normaal intelligente man. Aangewezen is dat eiser begeleid gaat worden naar arbeid.
5.2.
Tijdens de beroepsprocedure heeft de verzekeringsarts b&b aanvullend gerapporteerd en heeft ook de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) een rapportage opgesteld.
De verzekeringsarts b&b heeft in de rapportage van 13 februari 2020 de inhoud van zijn rapportage van 12 december 2019 herhaald en heeft aangevuld dat eisers inzicht in eigen kunnen beperkt is, dat hij geen goed zicht heeft op de eigen mogelijkheden en dat hij zijn beperkingen overschat. Er is wel normaal doelmatig handelen volgens de CBBS-definitie. Wat betreft specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid is gewezen op eisers beperkingen (bijvoorbeeld vaste bekende werkwijze en niet voortdurende afleiding). Wat betreft sociaal functioneren zijn er beperkingen in het hanteren van emotionele problemen en het omgaan met conflicten. Wat betreft specifieke voorwaarden voor functioneren in arbeid is eiser niet geschikt voor leidinggeven en intensief contact met hulpbehoevende mensen. Wat betreft rubriek 3 is eiser beperkt in het werken op potentieel gevaarlijke hoogtes of open draaiende machines in verband met de epilepsie. Eiser is ook niet geschikt voor het besturen van een motorvoertuig. Wat betreft werktijden is eiser beperkt op onregelmatig en ’s nachts werken. Eiser is wel geschikt om vier uur per dag en minstens één uur aaneengesloten te werken.
Arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige 2] heeft op 13 februari 2020 overlegd met verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] en heeft het dossier bestudeerd. De arbeidsdeskundige b&b rapporteert op 13 februari 2020 dat eiser beschikt over arbeidsvermogen, omdat hij aan de vier voorwaarden daarvoor voldoet. Het is evident dat eiser een taak kan uitvoeren, omdat hij in de privésituatie huishoudelijke taken kan verrichten. Uit het takenbestand is ‘plaatsen van onderdelen op printplaat’(taak nummer 1701, versie van 4 februari 2019) als passende taak geselecteerd voor eiser. Eiser voldoet ook aan de voorwaarde van basale werknemersvaardigheden, omdat hij in staat is gebleken gedurende vier jaar naar regulier onderwijs te gaan en hij werkervaring heeft (enkele weken/maanden gewerkt in 2009, 2011, 2012 en 2018). Hieruit blijkt dat eiser in staat is geweest afspraken na te komen en opdrachten te begrijpen, onthouden en uit te voeren.
6.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat eiser een laattijdige aanvraag heeft ingediend voor een Wajong-uitkering, omdat hij deze geruime tijd na zijn 18e verjaardag heeft ingediend. Volgens vaste rechtspraak draagt de aanvrager de bewijslast om met objectieve medische gegevens aannemelijk te maken dat hij op 18-jarige leeftijd en vijf jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1583).
Hoewel dit niet expliciet in het bestreden besluit is opgenomen, maakt de rechtbank uit de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde rapportages op dat het UWV heeft beoordeeld of eiser vanaf zijn 18e tot aan de aanvraag arbeidsvermogen had. Uit de stellingen van eiser volgt dat hij van mening is dat hij in die periode geen arbeidsvermogen had.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of bij eiser in de periode in geding (op zijn 18e verjaardag en/of in de periode van vijf jaar daarna) sprake was van arbeidsvermogen (artikel 1a:1, eerste lid en tweede lid, van de Wajong).
De rechtbank overweegt dat iemand op grond van het Schattingsbesluit arbeidsvermogen heeft als hij:
1. een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
2. basale werknemersvaardigheden heeft;
3. ten minste een uur aaneengesloten kan werken en
4. ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Er is slechts arbeidsvermogen als aan alle genoemde vereisten is voldaan. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat eerst indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daaronder wordt op grond van het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de medische en arbeidskundige onderzoeken op een voldoende zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien, hem psychisch onderzocht en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b beschikte ook over medische informatie van behandelaars, waaronder actuele informatie van de behandelend psychiater. Het enkele feit dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in de primaire fase tot een ander oordeel kwamen (geen arbeidsvermogen, waarbij het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was) kan niet afdoen aan de beoordeling in de bezwaarfase en in beroep, gelet op de gemotiveerde oordelen in die rapportages.
Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen reden aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b te twijfelen. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b leidt de rechtbank af dat rekening is gehouden met de beperkingen die eiser al geruime tijd heeft op met name psychisch gebied. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie. Blijkens de rapportage heeft de verzekeringsarts b&b kennis genomen van de medische informatie van de behandelaars en deze bij de beoordeling betrokken. Verder is meegewogen dat eiser zijn schooltijd normaal doorlopen heeft en enige jaren na zijn 18e leeftijd ook werkervaring heeft opgedaan. Andere gegevens om aan te nemen dat eiser vanaf zijn 18e duurzaam niet in staat is geweest tot arbeid op de arbeidsmarkt ontbreken. De verzekeringsarts b&b kon op grond hiervan tot de conclusie komen dat eiser tenminste vier uur per dag en minstens één uur aaneengesloten belastbaar was en is.
Eiser heeft zijn standpunt dat hij niet over arbeidsvermogen beschikt, omdat zijn gezondheidssituatie wisselend is en deze is verslechterd, niet met (nieuwe) objectieve medische gegevens betreffende zijn 18e verjaardag of de periode van vijf jaar daarna, onderbouwd, zodat dit standpunt tegenover het gemotiveerde medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b onvoldoende gewicht in de schaal legt.
Eiser heeft in dit kader weliswaar aangevoerd dat door zijn behandelend psycholoog en neuroloog is bevestigd dat hij niet tot arbeid in staat is, maar de rechtbank overweegt dat de beoordeling van het arbeidsvermogen is voorbehouden aan verzekeringsartsen en niet aan behandelaars uit de curatieve sector, zoals eisers behandelend psycholoog en neuroloog. Gegeven van de behandelend sector kunnen wel bijdragen aan het medische beeld van eiser dat de verzekeringsarts in de beoordeling moet betrekken. Daarvoor is echter wel nodig dat die gegevens zien op de periode hier in geding. De overgelegde informatie van [naam bedrijf ] ziet op de situatie in 2019. De rechtbank overweegt dat die periode echter niet bepalend is voor de beoordeling in dit geding, omdat deze geruime tijd ligt na de hier relevante periode van vijf jaar na de 18e verjaardag van eiser. Datzelfde geldt voor de stelling van de gemachtigde van eiser ter zitting dat het momenteel niet goed gaat met eiser.
De rechtbank is verder van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b terecht heeft geoordeeld dat eiser, gelet op zijn schoolloopbaan en werkervaring, beschikte over basale werknemersvaardigheden. Er is geen informatie beschikbaar op grond waarvan kan worden gezegd dat eiser zich op zijn 18e verjaardag of de vijf jaren daarna niet aan regels of instructies kon houden. Voorts heeft de arbeidsdeskundige b&b voldoende gemotiveerd dat eiser, met inachtneming van zijn beperkingen in staat is om een eenvoudige taak uit te voeren, zoals het plaatsen van onderdelen op een printplaat.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het UWV de conclusie over eisers arbeidsvermogen op zijn 18e verjaardag en de vijf jaren daarna deugdelijk aan de hand van de vier vereisten uit het Schattingsbesluit heeft onderbouwd. Eiser is daarom terecht niet aangemerkt als jonggehandicapte op grond van artikel 1a:1, eerste lid en tweede lid, van de Wajong.
6.3.
Eisers stelling dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel is niet onderbouwd, zodat dit geen bespreking behoeft.
6.4.
Het UWV in het verweerschrift van 18 februari 2020 te kennen gegeven dat de besluitvorming in bezwaar leed aan een motiveringsgebrek, omdat de arbeidsdeskundige b&b in het kader van de volledige heroverweging had moeten beoordelen of eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden en of hij een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Hierop hebben de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b in beroep op 13 februari 2020 in aanvullende rapportages het bestreden besluit nader gemotiveerd. Zoals hiervoor overwogen, heeft het UWV met deze aanvullende rapportages alsnog voldoende gemotiveerd dat in het bestreden besluit is geconcludeerd dat eiser geen recht had op een Wajong-uitkering. De rechtbank ziet aanleiding om het motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het UWV dit gebrek in beroep heeft hersteld en aannemelijk is dat eiser niet in zijn belangen is geschaad. Het motiveringsgebrek geeft tevens aanleiding om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten en het door hem betaalde griffierecht.
7.
Conclusie
Het beroep is ongegrond. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het UWV wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden.
Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 23 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Wajong
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wajong is een jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
In het tweede lid is bepaald dat de ingezetene die op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte alsnog jonggehandicapte kan worden in de zin van dit hoofdstuk, indien hij binnen vijf jaar alsnog duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak.
In het derde lid is bepaald dat de ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft alsnog jonggehandicapte wordt, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
In het vierde lid is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In het zesde lid is bepaald dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
Artikel 1a:11 van de Wajong bepaalt, voor zover van belang:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op aanvraag vast of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat.
2. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk ontstaat op de dag waarop de aanvraag, bedoeld in dit artikel, werd ingediend, met dien verstande dat dit recht niet eerder kan ontstaan dan de dag waarop de betrokkene achttien jaar wordt.
De nadere regels als bedoeld in artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
Schattingsbesluit
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.