In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2021, werd het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een Wajong-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard. Eiser had in 2018 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het UWV had in een primair besluit van 3 juli 2019 en een bestreden besluit van 18 december 2019 geoordeeld dat hij geen arbeidsvermogen had. Eiser, geboren op 21 augustus 1989, had medische klachten waaronder ADHD, stemmingsstoornissen en andere psychische problemen, maar het UWV concludeerde dat hij in de toekomst mogelijk wel arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld in de beoordeling van eisers arbeidsvermogen, en dat de medische en arbeidskundige rapportages voldoende onderbouwd waren. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat hij op zijn 18e verjaardag en in de vijf jaren daarna duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt en dat hij recht had op een Wajong-uitkering. De rechtbank veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiser, maar verklaarde het beroep ongegrond.