In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een effectenleaseovereenkomst tussen DEXIA NEDERLAND B.V. en een gedaagde partij. De gedaagde heeft in het verleden twee leaseovereenkomsten ondertekend, maar stelt dat deze overeenkomsten vernietigbaar zijn omdat zij geen schriftelijke toestemming heeft gekregen van haar ex-echtgenoot, zoals vereist onder artikel 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek. DEXIA vordert een verklaring voor recht dat zij aan al haar verbintenissen heeft voldaan en dat er geen verdere verplichtingen zijn jegens de gedaagde. De gedaagde voert verweer en stelt dat de overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd.
De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende processtukken zijn ingediend, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord en repliek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde in totaal € 13.098,30 aan maandtermijnen aan DEXIA heeft betaald, maar dat er geen schriftelijke toestemming van haar ex-echtgenoot was voor het aangaan van de leaseovereenkomsten. Dit leidt tot de conclusie dat de gedaagde een beroep kan doen op de vernietigbaarheid van de overeenkomsten.
De rechtbank heeft de vordering van DEXIA afgewezen, omdat niet is aangetoond dat DEXIA aan haar verplichtingen heeft voldaan. Tevens is DEXIA veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn vastgesteld op € 406,00. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. A. van Dijk op 29 augustus 2024.