Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Beoordeling
- leaseovereenkomsten moeten worden aangemerkt als overeenkomsten van koop op afbetaling (huurkoop) in de zin van artikel 1:88, lid 1 aanhef en onder d BW (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837), voor het aangaan waarvan een echtgenoot de toestemming behoeft van de andere echtgenoot;
- uit artikel 3:52 lid 1 aanhef en sub b BW in samenhang met artikel 1:89 lid 1 BW volgt dat de rechtsvordering tot vernietiging van een overeenkomst wegens het ontbreken van de krachtens artikel 1:88 BW vereiste toestemming verjaart na drie jaren, gerekend vanaf het moment waarop deze bevoegdheid tot vernietiging aan de echtgenoot/echtgenote van wie de toestemming was vereist, ten dienste is komen te staan. De verjaringstermijn gaat lopen op het tijdstip waarop de niet-handelende echtgenoot/echtgenote daadwerkelijk bekend is geworden met het bestaan van de overeenkomst (Hoge Raad 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1866);
- de stuitende werking van de collectieve actie van de Stichting Eegalease en anderen tegen Dexia nam een aanvang op de dag dat de eis werd ingesteld, namelijk 13 maart 2003 (HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018 (eerste prejudiciële vraag));
- indien de niet-handelende echtgenoot/echtgenote meer dan drie jaar vóór 13 maart 2003 (dus vóór 13 maart 2000) bekend was met de leaseovereenkomst(en), kan deze geen beroep meer doen op de vernietigingsgrond. De rechtsvordering tot vernietiging is dan immers al verjaard op het moment dat de collectieve vordering aanhangig werd gemaakt;
- de verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van een leaseovereenkomst is gestuit indien uiterlijk zes maanden na 25 januari 2007 (de datum van verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, zie rov. 4.1), dus uiterlijk op 25 juli 2007, een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring is uitgebracht (HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018 (tweede prejudiciële vraag) en HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:936);
- op degene die zich op verjaring beroept, in dit geval Dexia, rust de stelplicht, en bij voldoende betwisting, de bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit die bekendheid van de niet-handelende echtgenoot/echtgenote kan worden afgeleid.
€ 1.821,00(tarief II, 1,5 punt)