In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een onderneming die een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de bouw van een distributiecentrum, en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. Eiseres kreeg een aanslag leges omgevingsvergunning opgelegd van € 275.976,84, welke door verweerder na bezwaar werd verminderd tot € 241.426,49. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de Verordening leges omgevingsvergunning onverbindend is omdat niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 juni 2023, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Verordening niet voldoet aan de eisen van kenbaarheid zoals gesteld in de artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet. Eiseres heeft aangevoerd dat de NEN 2580, die essentieel is voor de berekening van de heffingsmaatstaf, niet is gepubliceerd of ter inzage gelegd, waardoor de aanslag niet rechtsgeldig kan zijn. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar eerdere arresten van de Hoge Raad die bevestigen dat gemeentelijke regelgeving aan kenbaarheidseisen moet voldoen. De rechtbank concludeert dat de Verordening in dit geval onverbindend is, omdat de NEN 2580 niet kenbaar was, en vernietigt de aanslag en het bestreden besluit. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.