In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.F. van der Muur en een andere gemachtigde, en het hoofd Bouw- en Woningtoezicht, vertegenwoordigd door mrs. S. van der Vlegel en een andere gemachtigde. Eiseres had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van drie distributiecentra, waarvoor een aanslag leges omgevingsvergunning was opgelegd. De aanslag was aanvankelijk vastgesteld op € 438.445,74, maar na bezwaar was deze verlaagd naar € 384.794,34. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de Verordening leges omgevingsvergunning onverbindend is omdat niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 juni 2023, waarbij ook een kostenexpert van de gemeente Rotterdam aanwezig was.
De rechtbank heeft beoordeeld of de aanslag terecht was opgelegd en of de hoogte van de aanslag juist was vastgesteld. Eiseres voerde aan dat de NEN 2580, die essentieel is voor de berekening van de heffingsmaatstaf, niet was gepubliceerd en dus niet kenbaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de NEN 2580 inderdaad niet ter inzage was gelegd en dat dit in strijd is met de eisen van de Gemeentewet. De rechtbank concludeert dat de Verordening onverbindend is, omdat niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit en de aanslag vernietigd, en is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.