ECLI:NL:RBROT:2024:6488
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang en verzoek om voorlopige voorziening
Op 16 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, een alleenstaande moeder met twee minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend na de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres was op 14 februari 2024 uit haar woning gezet vanwege huurachterstand en had zich op 15 februari 2024 gemeld voor maatschappelijke opvang. Het college had haar aanvraag afgewezen, omdat zij in staat werd geacht zich met behulp van haar sociale netwerk te handhaven. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit in het bestreden besluit van 24 mei 2024.
Tijdens de zitting op 8 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat haar situatie was verslechterd, onder andere door het wegvallen van haar bijstandsuitkering en de verslechtering van de gezondheid van haar en haar kinderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een belangrijke wijziging van feiten en omstandigheden, waardoor de zaak inhoudelijk werd beoordeeld.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het college de aanvraag van eiseres terecht had afgewezen. De rechter benadrukte dat de Wmo 2015 niet bedoeld is om een tekort aan betaalbare woonruimte op te lossen en dat eiseres in staat moest worden geacht om zich op eigen kracht te handhaven. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding.