Uitspraak
19.1099 WMO15
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, bestaande uit een moeder en haar vier kinderen, hebben in september 2018 een aanvraag ingediend voor opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) na hun terugkeer uit het Verenigd Koninkrijk. Het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de appellanten geen regiobinding zouden hebben en niet als ingezetenen van Nederland konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep zijn gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de appellanten als ingezetenen moeten worden aangemerkt, maar dat appellante 1, de moeder, in staat is om zelf in haar onderhoud te voorzien. De Raad heeft overwogen dat het college voldoende onderzoek heeft verricht naar de situatie van appellanten en dat er geen recht op opvang bestaat, omdat appellante 1 niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is om zelf voor onderdak te zorgen. De Raad heeft ook de belangen van de kinderen in overweging genomen, maar geconcludeerd dat het college zich voldoende rekenschap heeft gegeven van deze belangen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van de appellanten is afgewezen.