ECLI:NL:RBROT:2024:5894

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
C/10/663904 / HA ZA 23-714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in administratie van failliete vennootschappen en onrechtmatige daad

Op 19 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiseres], wonende te Damme, België, en meerdere gedaagden, waaronder Villemot B.V. en NHF Exploitaties B.V. [Eiseres] vorderde inzage in de financiële administratie van de failliete vennootschappen NHF en NHF Exploitaties, op grond van artikel 843a Rv en 3:15j BW. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad, en dat zij geen rechtmatig belang had bij de gevraagde inzage. De rechtbank wees de vordering van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.082,00. De uitspraak benadrukt dat voor een vordering op basis van artikel 843a Rv, het bestaan van een rechtsbetrekking voldoende aannemelijk moet zijn, en dat de verzoeker moet onderbouwen dat er een onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat [eiseres] niet voldoende feiten en omstandigheden had gesteld die de aannemelijkheid van haar vordering konden onderbouwen. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/663904 / HA ZA 23-714
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Damme, België,
eiseres,
advocaat mr. G.P. Geelkerken te Amsterdam,
tegen

1.VILLEMOT B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
2.
NHF EXPLOITATIES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3.
LE TRUC VERT HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4.
B.V. LEN,
gevestigd te Rotterdam,
5.
LES POTS D'UZES HOLDING B.V.,
gevestigd te Brielle,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te Rotterdam,
7.
[gedaagde sub 7],
wonende te Brielle,
8.
MAGUISE PARTYCATERING B.V.,
gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
9.
M. GREEFHORST HOLDING B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagden,
advocaat mr. J.C. Debije te Rotterdam.
Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden en gedaagden gezamenlijk Villemot c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 11
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11
  • de brief van de rechtbank van 30 oktober 2023 waarin de rechtbank partijen oproept voor een mondelinge behandeling
  • de zittingsagenda van 10 januari 2024
  • de akte inbrengen nadere producties van [eiseres] met producties 12 tot en met 14 tevens akte vermindering van eis
  • de akte inbrengen nadere producties van [eiseres] met productie 15
  • de mondelinge behandeling van 20 februari 2024
  • de pleitnotities van mr. G.P. Geelkerken.
Met de vermindering van eis heeft [eiseres] de vorderingen tegen Dudok aan de Maas B.V., Dudok CTR B.V. en Dudok Banqueting & Evenementen Holding B.V. ingetrokken.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is met partijen gesproken over de mogelijkheid dat zij een regeling zouden kunnen treffen over een gedeeltelijke afgifte van stukken. De procedure is verwezen naar de rolzitting van 3 april 2024 voor uitlaten door partijen. [eiseres] heeft op deze datum een akte uitlaten verder procederen genomen. Zij heeft daarin verzocht om haar standpunt nog nader toe te mogen lichten en daarbij nog correspondentie in het geding te mogen brengen. Van Villemot c.s. heeft de rechtbank geen instructie ontvangen. De rechtbank heeft het verzoek van [eiseres] afgewezen en heeft bepaald dat er vonnis zal worden gewezen.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert na vermindering van eis samengevat - op grond van 843a Rv en 3:15j BW:
  • primair Villemot c.s. te bevelen om haar inzage en afschriften te verstrekken van stukken (onder randnummers 105 en volgende van de dagvaarding staat vermeld van welke gedaagde welke stukken worden gevorderd), onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor elke dag dat Villemot c.s. dit vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis nalaten;
  • subsidiair Villemot c.s. hoofdelijk te veroordelen om haar gedurende achtenveertig dagen na dit vonnis toegang te geven tot de administratie en kopieën te maken van:
● Nederlands Horeca Fonds B.V.
● NHF Exploitaties B.V.
● Restaurant hotel Quartier du Port B.V.
● Maguise Holding B.V. / Maguise Partycatering B.V.
● Horeca Exploitatie WWZ III B.V.
op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat Villemot c.s. daarmee in gebreke blijven;
- primair en subsidiair Villemot c.s. hoofdelijk te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure.
Onder administratie verstaat [eiseres] de financiële administratie en boekhouding van Nederlands Horeca Fonds B.V. (hierna: NHF), NHF Exploitaties B.V. (hierna: NHF Exploitaties) en de deelnemingen van NHF Exploitaties, waaronder de jaarrekeningen en de aan de cijfers onderliggende stukken behorende bij de jaarrekeningen, zoals de financierings- en huurovereenkomsten, uitgaven en inkomsten, grootboekrekeningen, afschriften van de bankrekeningen en BVA besluiten. Op de mondelinge behandeling verklaart [eiseres] dat het gaat om de administratie van de jaren 2016 tot 2020 (de jaren vóór faillissement dat NHF nog actief was) en dat zij begrijpt dat, gelet op de wettelijke bewaarplicht van zeven jaar, de administraties van daarvoor er niet meer zijn.
2.2.
Villemot c.s. concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover als betaling niet heeft plaats gevonden binnen veertien dagen na datum van dit vonnis.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

rechtsmacht
3.1.
Omdat Villemot c.s. in Nederland wonen en gevestigd zijn, heeft deze rechtbank rechtsmacht.
toepasselijk recht
3.2.
[eiseres] baseert haar vorderingen op artikel 843a Rv en 3:15j BW. Ook Villemot c.s. verwijzen in hun verweer naar Nederlands recht. De rechtbank stelt dan ook vast dat partijen voor de toepassing van Nederlands recht hebben gekozen. De rechtbank gaat daarin mee.
kern van de zaak
3.3.
De zaak gaat over het volgende.
In 2012 hebben de toenmalige (indirecte) aandeelhouders van het Dudok horecaconcern ( [gedaagde sub 6] (gedaagde 6) en [gedaagde sub 7] (gedaagde 7), [persoon A] en [persoon B] ) via hun houdstervennootschappen NHF opgericht ter financiering van horecaondernemingen. Le Truc Vert Holding B.V. (de houdstervennootschap van [gedaagde sub 6] , hierna: Le Truc Vert Holding) werd tot enig bestuurder van NHF benoemd. Om financiering uit de markt te halen heeft NHF obligaties uitgegeven in coupures van € 5.000,00. In het voorblad van het informatiememorandum was (groot) de gebruikelijke waarschuwing opgenomen dat buiten AFM-toezicht zou worden belegd, dat er geen prospectusplicht gold en dat een investering in de obligaties risicovol was.
3.4.
[eiseres] heeft via haar tussenpersoon, de heer [persoon C] (hierna: [persoon C] ), in 2012/2013 obligaties gekocht/verkregen van NHF. De obligaties hadden een looptijd van vijf jaar met een jaarlijkse rente van 7,2%. Aan het einde van de looptijd werd een loyaliteitsbonus in het vooruitzicht gesteld van 1,5% van de totale investeringswaarde. De rente werd per kwartaal uitgekeerd. NHF heeft NHF Exploitaties opgericht. B.V. Len B.V. (hierna: B.V. Len) en Les Pots d’Uzes Holding B.V. (hierna: Les Pots d’Uzes Holding) werden tot bestuurder van NHF Exploitaties benoemd. Middels NHF Exploitaties is geïnvesteerd in diverse horecaondernemingen
3.5.
Na vijf jaar ontving [eiseres] geen terugbetaling van de obligaties en ook de rentebetalingen bleven nadien uit. Bij (verstek)vonnis van deze rechtbank van 2 oktober 2019 is NHF veroordeeld om aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 175.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
NHF is op 28 april 2020 failliet verklaard. Het faillissement is op 14 juni 2022 opgeheven wegens gebrek aan baten.
3.6.
[eiseres] wil weten wat er met haar investering is gebeurd. [eiseres] wenst met haar vordering tot inzage en het verstrekken van afschriften van de administraties nader onderzoek te doen naar de geldstromen, zodat zij daarmee haar mogelijke vordering op Villemot c.s. kan onderbouwen.
artikel 843a Rv
3.7.
Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten, inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
geen rechtsbetrekking
3.8.
Volgens [eiseres] is sprake van een rechtsbetrekking waarin zij partij is, namelijk een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad. [eiseres] stelt dat de (middellijk) bestuurders van NHF en NHF Exploitaties jegens haar zijn tekortgeschoten in hun informatieplicht, waarschuwingsplicht en zorgplicht, dat zij verkeerd zijn omgegaan met haar ingelegde geld en misbruik hebben gemaakt van haar hoge leeftijd en onervarenheid, althans haar hebben opgelicht. Er is volgens [eiseres] ook sprake van misleidende handelspraktijken en van schending van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
[eiseres] stelt daartoe dat er geen beleggingsprofiel is samengesteld, niet met haar is gesproken over de investeringen en niet aan haar is gevraagd of zij zich bewust was van de risico's. De brochures die [eiseres] heeft ontvangen vermeldden alleen algemene waarschuwingen en niet de visie op de toekomst en de risico’s. NHF heeft doen voorkomen dat [eiseres] in een fonds belegde met weinig risico, van bestaande en bewezen succesvol verklaarde ondernemers/concepten, zijnde de Dudok Groep, die 100% betrouwbaar zou zijn. Zij werd gepusht om zoveel mogelijk geld in te brengen.
[eiseres] wist niet dat NHF een discutabele reputatie had. Vanuit (de leidinggevenden binnen) NHF heeft nooit het hoofddoel bestaan te investeren in horecaondernemingen ten bate van de investeerders. Het geld is opgehaald voor andere (oneigenlijke) doeleinden. Er zijn roekeloze investeringen gedaan, die afweken van het type investering dat aan haar was voorgespiegeld. Het geld werd alsmaar heen en weer geschoven tussen de vele vennootschappen en er zijn ook leningen mee afgelost. Haar investering is door toedoen van de (middelijk) bestuurders teniet gegaan of weggesluist.
[eiseres] voert aan dat zij de volgende aanwijzingen heeft voor de door haar gestelde onrechtmatige daad. [eiseres] is met NHF bekend geworden via [persoon C] . Via hem heeft zij meerdere investeringen gedaan, waarbij zij is gedupeerd. Het gaat onder andere om beleggingen in goud in Afrika en grond in Puerto Rico. De FIOD doet daar onderzoek naar. NHF en haar bestuur zijn verantwoordelijk voor de door hen ingeschakelde hulppersonen. Verder zijn de bestuurders van NHF eerder strafrechtelijk veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wegens grootschalige loon- en omzetbelastingfraude en heeft de AFM (Autoriteit Financiële Markten) de financieel adviseur van NHF beboet wegens overtreding van de Wft (verbod om in Nederland zonder een daartoe door de AFM verleende vergunning beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten). Ook heeft deze rechtbank in mei 2023 op vordering van de curator van de Dudok Groep B.V. (hierna: Dudok Groep) geoordeeld dat de bestuurders van de Dudok Groep hun bestuurstaak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, dat dit kennelijk onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Dudok Groep en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort.
3.9.
Villemot c.s. betwisten dat sprake is van een (rechtsbetrekking uit) onrechtmatige daad. Het door de obligatiehouders bijeengebrachte kapitaal is niet voor andere doeleinden gebruikt dan voor investeringen in horecaondernemingen, er is geen geld verduisterd en er is geen geld onttrokken ten bate van de initiatiefnemers van NHF of ten bate van anderen. [eiseres] is niet door [persoon C] bij NHF aangebracht als belegger. Villemot c.s. kennen [persoon C] niet en hebben nooit zaken met hem gedaan.
De ondernemingen waarin werd geïnvesteerd rendeerden de eerste jaren gezamenlijk voldoende om aan de renteverplichtingen jegens de obligatiehouders van NHF te kunnen voldoen. [eiseres] heeft ieder kwartaal rente gekregen. Dat is lang goed gegaan. Het rendement was echter uiteindelijk niet voldoende om NHF in de periode vanaf 2017 in staat te stellen tijdig te voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen jegens de obligatiehouders. De reden daarvoor was vooral de tegenvallende investering in Maguise Holding B.V. (hierna: Maguise Holding). De integratie in haar dochtervennootschap Maguise Partycatering B.V. (hierna: Maguise Partycatering) van de vijf catering labels van de jaarbeurs in Utrecht heeft veel geld gekost en dat is Maguise Holding nooit meer te boven gekomen. Deze investering is in een aantal gesprekken met de curator van NHF besproken en hij heeft dit onderzocht en kunnen zien. De curator had een aantal vragen en die zijn allemaal beantwoord. De curator kwam tot de conclusie dat er alles aan was gedaan om het schip drijvende te houden.
Met hulp van een corporate finance adviesbureau is onderzocht of herfinanciering of herstructurering soelaas zou kunnen bieden. Dat heeft onder meer geleid tot de verzelfstandiging van de catering tak van de Dudok Groep en tot gedeeltelijke (terug)betaling aan diverse financiers en anderhalf miljoen euro aan iets meer dan de helft van de obligatiehouders. Een aantal van de obligatiehouders kon op dat moment echter nog niet worden voldaan. Het streven was om alle obligatiehouders volledig af te betalen. Het bestuur van NHF informeerde die obligatiehouders periodiek en verzocht hen om coulance en geduld te hebben bij het opeisen van hun vorderingen. Er is tegen de obligatiehouders gezegd dat er problemen waren bij NHF die te maken hadden met onderliggende exploitaties en dat werd gekeken naar herstructurering. [eiseres] had daar ook bij betrokken moeten worden, maar mogelijk is dat niet gebeurd. Het vooruitzicht was dat de andere obligatiehouders ook konden worden afgelost in de periode daarna. Bij één van de obligatiehouders was begin 2020 het geduld echter op. Deze obligatiehouder heeft toen het faillissement van NHF aangevraagd. Pas met dit faillissement in 2020 ging ieder vooruitzicht op uiteindelijke voldoening van de nog niet terugbetaalde obligatiehouders teloor.
Anders dan [eiseres] suggereert, hebben Villemot c.s. persoonlijk geen voordeel genoten van de sterfhuisconstructie. Er is geen euro naar [gedaagde sub 6] of de onderliggende vennootschappen gegaan. [gedaagde sub 6] (gedaagden 6 en 7) hebben een salaris dat net genoeg is om rond te komen. De vennootschappen van de betrokken natuurlijke personen zijn geliquideerd. B.V. Len en Les Pots d’Uzes Holding zijn lege vennootschappen.
3.10.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor de beoordeling van een vordering op de voet van artikel 843a Rv, geldt dat het bestaan van een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad voldoende aannemelijk moet zijn. Wat als een voldoende mate van aannemelijkheid kan worden beschouwd, kan niet in algemene zin worden beantwoord. Enerzijds is uitgangspunt dat niet hoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) onrechtmatig handelen gebaseerde (ge- of verbods)vordering; anderzijds dienen aan de mate van aannemelijkheid van de gestelde tekortkoming of onrechtmatige daad bij de beoordeling van een inzagevordering hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot het in beslag mogen nemen van bewijsmateriaal. Wie inzage, afschrift of uittreksel van bewijsmateriaal verlangt om een door hem vermoede onrechtmatige daad te kunnen aantonen, moet gemotiveerd stellen en met eventueel beschikbaar bewijsmateriaal onderbouwen dat die onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).
3.11.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van Villemot c.s. dat zij onrechtmatig hebben gehandeld en in het licht van hun toelichting op de mondelinge behandeling over wat er met de investering van [eiseres] is gebeurd en de reden waarom NHF niet langer rente en aflossing kon betalen, heeft [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die voldoende aannemelijk maken dat een onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan. De feiten en omstandigheden die zij wel heeft gesteld, zijn niet onderbouwd. Het gaat alleen om “vermoedens van malversaties” die [eiseres] niet concreet heeft gemaakt. [eiseres] “wenst te onderzoeken of er activa onttrokken zijn” en stelt “diverse aanwijzingen te hebben voor het wegsluizen van gelden”. Zij laat na haar vermoedens en aanwijzingen verder te onderbouwen. Dit is dan ook een fishing expedition en daarvoor is artikel 843a Rv niet bedoeld.
3.12.
[eiseres] heeft niet (nader) onderbouwd dat zij de obligaties destijds via [persoon C] heeft gekocht en dat [persoon C] een door NHF ingeschakelde tussenpersoon was.
Dat de directeuren van Dudok in 2002 en 2003 belastingfraude hebben gepleegd, brengt niet automatisch mee dat wat er (meer dan) tien jaar later ten aanzien van de obligatiehouders van NHF is gebeurd, onrechtmatig is. Dat in 2018 door een sterfhuisconstructie een aantal exploitaties die onder een sub holding uit de Dudok Groep hingen zijn verhangen en zo volgens deze rechtbank als verhaalsmogelijkheid van de moeder zijn weggehaald, zonder dat er een andere verhaalsmogelijkheid voor in de plaats is gesteld (ECLI:NL:RBROT:2021:6371), zegt ook niets over een mogelijk onrechtmatig handelen ten opzichte van [eiseres] .
Dat deze rechtbank bij vonnis van 17 mei 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:4204) de bestuurders van Dudok Groep aansprakelijk heeft gehouden omdat zij bij een herstructurering de activa aan Dudok Groep hebben onttrokken, zonder dat daar een voor verhaal door de schuldeisers van Dudok Groep vatbaar vermogensbestanddeel voor in de plaats is gekomen, betekent evenmin dat ook in het onderhavige geval voldoende aannemelijk is dat sprake is van een onrechtmatige daad ten opzichte van [eiseres] . Dat vonnis is bovendien nog niet onherroepelijk en het oordeel in die specifieke zaak wil niet zeggen dat de betrokken personen dus niet te vertrouwen zijn en dus wel onrechtmatig moeten hebben gehandeld. Daar komt de stelling van [eiseres] wel op neer. De curator van NHF heeft bovendien op basis van zijn rechtmatigheidsonderzoek naar de gang van zaken binnen NHF uiteindelijk de conclusie getrokken, dat er géén paulianeuze transacties hadden plaats gevonden, en dat er onvoldoende gronden waren om het bestuur aansprakelijk te stellen.
De conclusie is dan ook dat [eiseres] niet, dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat Villemot c.s. jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld. Daarmee is niet voldaan aan één van de cumulatieve vereisten voor toewijzing van een inzagevordering op grond van artikel 843a Rv, namelijk dat sprake is van een rechtsbetrekking (uit onrechtmatige daad) waarin [eiseres] partij is.
geen rechtmatig belang
3.13.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] duidelijk gemaakt waar het haar eigenlijk om gaat, namelijk dat een deel van de aandeelhouders, obligatiehouders en de bank in 2018 in het kader van een herstructurering bij NHF wel zijn afgelost (zij hebben gezamenlijk anderhalf miljoen euro gehad) en een ander deel, waaronder zijzelf, niet. Volgens [eiseres] is sprake van selectieve betaling en kan zij dat aantonen aan de hand van de administratie. Villemot c.s. hebben echter erkend dat een deel van de obligatiehouders is afgekocht en anderen niet. [eiseres] heeft niet toegelicht waarom zij ondanks deze erkenning de administratie nodig heeft voor de onderbouwing van een vordering op grond van selectieve betaling. In die zin heeft zij ook geen rechtmatig belang bij haar inzagevordering.
artikel 3:15j BW niet van toepassing.
3.14.
[eiseres] heeft ook artikel 3:15j onder d. BW aan haar inzagevordering ten grondslag gelegd. Op grond van dit artikel kunnen schuldeisers in het geval van faillissement, ten aanzien van de boekhouding van de failliet openlegging vorderen van tot een administratie behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, als zij daarbij rechtstreeks en voldoende belang hebben. Dit kan dus alleen zien op de boekhouding van het gefailleerde NHF. Dat [eiseres] een vordering heeft op NHF staat vast met het hiervoor genoemde verstekvonnis van 2 oktober 2019. De investering van [eiseres] is niet terugbetaald en ook de rentebetalingen bleven uit. [eiseres] heeft dus geen openlegging van de boekhouding van NHF nodig om die vordering te onderbouwen. Als inzage wordt verlangd met het oog op een mogelijk in te stellen vordering tegen een derde, dan is geen sprake van een rechtstreeks en voldoende belang als bedoeld in artikel 3:15j BW (HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:612). De vordering van [eiseres] kan dus ook niet op deze grond worden toegewezen.
Slotsom en proceskosten
3.15.
De slotsom is dat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen. [eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Villemot c.s. worden begroot op € 676,00 aan griffierecht, € 1.228,00 (2 punten × tarief € 614,00) aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten, in totaal € 2.082,00.
3.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Villemot c.s. tot op heden begroot op € 2.082,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.4.
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024.
615/1918