In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2021, gaat het om een geschil tussen eiseressen en gedaagden met betrekking tot een leningsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Eiseressen, waaronder [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2], hebben een lening van € 1.500.000,- verstrekt aan Maguise Partycatering B.V. (MPC), met een pandrecht op aandelen in Dudok Horeca Rotterdam Holding B.V. (DHRH). Na een wijziging van de leningsovereenkomst, waarbij een deel van de lening werd omgezet in aandelen, ontstonden er geschillen over de nakoming van de verplichtingen door de houdstermaatschappijen, die als borgen optraden. Eiseressen vorderden betaling van € 600.000,- en andere bedragen, terwijl gedaagden verweer voerden en de vorderingen betwistten.
De rechtbank oordeelde dat de houdstermaatschappijen tekortgeschoten waren in hun verplichting tot verpanding van de aandelen en dat zij gehouden waren tot nakoming van hun borgstelling. De vordering van [naam eiseres 2] tot betaling van € 600.000,- werd toegewezen, waarbij de houdstermaatschappijen ieder voor een gelijk deel moesten betalen. De vordering van [naam eiseres 2] tot betaling van € 1.000.000,- werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld. Ook de vordering van [naam eiseres 1] tot betaling van € 750.000,- werd afgewezen, omdat zij niet kon aantonen dat zij was misleid door de balansgarantie.
In reconventie werd de vordering van gedaagden tot opheffing van de beslagen toegewezen. De proceskosten werden verdeeld, waarbij de houdstermaatschappijen in conventie de kosten van eiseressen moesten vergoeden. De rechtbank concludeerde dat de houdstermaatschappijen in verzuim waren en dat eiseressen recht hadden op wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.