ECLI:NL:RBROT:2024:5432

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
10/254940-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gijzeling met criminele achtergrond en eis van losgeld

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994, die beschuldigd werd van medeplegen van gijzeling. De feiten vonden plaats tussen 4 en 5 oktober 2022, toen de verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofde met het oogmerk om losgeld te eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders [slachtoffer 1] in een voertuig hebben getrokken, hem hebben geblinddoekt, vastgebonden en mishandeld. De eis van losgeld bedroeg 1 miljoen euro, maar er werd uiteindelijk 350.000 euro aangeboden door een neef van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de ernst van de gijzeling en de impact op het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van in totaal € 5.146,88, te vermeerderen met wettelijke rente, als gevolg van de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/254940-22
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 16, 17, 21, 22 en 30 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte onder 1 primair verweten dat hij omstreeks de periode van 4 oktober 2022 tot en met 5 oktober 2022 tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk om anderen te dwingen een geldbedrag van 1 miljoen of 300.000 euro te betalen. Subsidiair wordt hem alleen het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving verweten. Onder 2 wordt hem verweten dat hij toentertijd tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] heeft mishandeld.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Aanleiding onderzoek, aangehouden personen en aangetroffen telefoons
Op 4 oktober 2022 omstreeks 17:00 uur deed [slachtoffer 2] melding van vermissing van haar man, de latere aangever, genaamd Mohamed [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). [slachtoffer 1] had haar gebeld dat hij bijna thuis was, maar was vervolgens niet thuisgekomen. Ze had wel zijn auto zien staan. De buurvrouw had gezien dat drie mannen een andere man in een wit busje hadden getrokken en dat het busje vervolgens was weggereden. Hierdoor is een verdenking van een ontvoering ontstaan. Voor de telefoon van [slachtoffer 1] werd een spoedtap aangevraagd en werden de historische verkeersgegevens gevorderd. Uit de verkeersgegevens bleek dat de telefoon van [slachtoffer 1] om 13:29 uur voor het laatst contact had gemaakt met een zendmast in de buurt van zijn woning. Om 21:45 uur vond vanaf het telefoonnummer van [slachtoffer 1] een telefoongesprek plaats dat uitging naar [persoon A] , de zwager van [slachtoffer 1] (hierna: de zwager van [slachtoffer 1] ). Deze vertelde dat 1 miljoen euro aan losgeld werd geëist.
In de uren na dit gesprek maakte de telefoon van [slachtoffer 1] regelmatig contact met zendmasten langs rijkswegen. Hierdoor vermoedde de politie dat de gebruiker van het toestel zich verplaatste in een voertuig over de rijksweg. Een registratie omstreeks 22:54 uur paste bij een verplaatsing over de A16 Moerdijkbrug van noord naar zuid, een andere registratie omstreeks 23:20 uur paste bij een verplaatsing over de A16 Moerdijkbrug van zuid naar noord en weer een andere registratie omstreeks 23:45 uur paste opnieuw bij een verplaatsing over de A16 Moerdijkbrug van noord naar zuid. Uit de gegevens van de camera’s van de automatische nummerplaat herkenning (hierna: ANPR) op de Moerdijkbrug bleek dat er slechts één kenteken binnen deze tijdstippen op camera’s aan zowel de linkerkant (van zuid naar noord) als de rechterkant (van noord naar zuid) van de weg werd geregistreerd, namelijk het kenteken [kentekennummer 1] . Dit kenteken was afgegeven voor een Mercedes Benz A 180 CDI, kleur grijs (hierna: de Mercedes). Dit voertuig stond geregistreerd op naam van [medeverdachte 1] . Op 5 oktober 2022 omstreeks 04:42 uur werden in dit voertuig aangehouden [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 3] .
De zwager van [slachtoffer 1] meldde op 5 oktober 2022 omstreeks 00:14 uur aan de politie dat zijn neef uit Dubai, [persoon B] (hierna: de neef uit Dubai), uit eigen beweging contact had opgenomen met het telefoonnummer van [slachtoffer 1] . De neef uit Dubai had zich voorgedaan als een vriend van [slachtoffer 1] die bereid was om 350.000 euro aan losgeld te betalen. De zwager van [slachtoffer 1] overhandigde de politie screenshots van de chatgesprekken van de neef uit Dubai met de ontvoerder. Daarin was te zien dat op enig moment de ontvoerder berichtte dat hij het nummer van de neef uit Dubai aan een ander ging geven. Vervolgens ontving de neef uit Dubai een bericht van telefoonnummer [gsm-nummer 1] . Nadat op dit telefoonnummer een tap was geplaatst, kon het IMSI-nummer van de telefoon worden achterhaald. Met behulp van de IMSI-catcher pikte de politie omstreeks 03:53 uur een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer 2] (hierna: de Polo) op, waarin hoogstwaarschijnlijk de telefoon met telefoonnummer [gsm-nummer 1] lag. Dit leidde omstreeks 04:13 uur tot de aanhouding van de twee inzittenden van dit voertuig, te weten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] .
4.2.2.
Verder onderzoek door de politie
Volkswagen Polo
Op 5 oktober omstreeks 04:13 uur werden de volgende verdachten aangehouden in de Polo:
  • [medeverdachte 4] als bestuurder en
  • [medeverdachte 5] als bijrijder.
In de Polo zijn vier telefoons aangetroffen:
Merk & type
IMEI
Telnr
Apple iPhone XS Max
[IMEI-nummer 1]
[IMEI-nummer 2]
[gsm-nummer 2]
Apple iPhone
onbekend
onbekend
Samsung Galaxy J3
[IMEI-nummer 3]
[IMEI-nummer 4]
[gsm-nummer 3]
Apple iPhone 5C
[IMEI-nummer 5]
[gsm-nummer 1]
Mercedes Benz
Omstreeks 04:42 uur werden de volgende verdachten aangehouden in de Mercedes:
  • [medeverdachte 2] als bestuurder;
  • [medeverdachte 1] als bijrijder;
  • [verdachte] als passagier links achterin en
  • [medeverdachte 3] als passagier rechts achterin.
In de Mercedes zijn drie telefoons aangetroffen:
Merk & type
IMEI
Telnr
Samsung Galaxy A12
[IMEI-nummer 6]
[gsm-nummer 4]
Samsung Galaxy A8
[IMEI-nummer 7]
[IMEI-nummer 8]
[gsm-nummer 5]
[gsm-nummer 6]
Samsung S21+
[IMEI-nummer 9]
[gsm-nummer 7]
De in de Polo aangetroffen telefoons zijn in beslag genomen en onderzocht, met uitzondering van de iPhone waarvan de gegevens onbekend zijn gebleven. In de iPhone XS Max werd onder meer een chatgesprek aangetroffen tussen de gebruiker van het toestel met de gebruikersnaam [gebruikersnaam] en het contact [naam contact 1] . Vanaf de iPhone 5C werd het hiervoor genoemde gesprek gevoerd van de ontvoerder met de neef uit Dubai. Op de Samsung Galaxy J3 stond de applicatie Winnes GPS, die kan worden gebruikt voor het traceren van GPS-bakens en er werden screenshots aangetroffen van een GPS-tracker met nummer [nummer] . Tijdens forensisch onderzoek aan het voertuig van [slachtoffer 1] werd onder zijn voertuig een baken aangetroffen. Nader onderzoek wees uit dat het baken was voorzien van een ID-nummer eindigend op [nummer] .
4.2.3.
Verdere vaststellingen door de rechtbank
Bewijskader
De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag op basis van welke vastgestelde feiten het medeplegen van gijzeling als bedoeld in de tenlastelegging kan worden bewezen verklaard. Ter vaststelling van het bewijskader merkt de rechtbank voorafgaand het volgende op.
Bepaalde gedragingen hebben naar hun uiterlijke verschijningsvorm een bepaalde betekenis in het maatschappelijk verkeer. In het strafrecht is het niet ongebruikelijk aan die uiterlijke verschijningsvorm betekenis toe te kennen, bijvoorbeeld bij de vaststelling of sprake is van een begin van uitvoering als bedoeld in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht (recent HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:479) of bij het bewijs van opzet (recent HR 14 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:661). Maar ook meer in het algemeen speelt de uiterlijke verschijningsvorm bij het bewijs al langer een rol, zij het onder een andere benaming.
“De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken” (HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733).
Met het voortschrijden van de digitalisering van de sociale werkelijkheid neemt die uiterlijke verschijningvorm op een bepaalde manier ook in belang toe. In het bijzonder valt daarbij te denken aan het gebruik van mobiele telefoons en social media. Wie een telefoon voorhanden heeft en daar toegang toe heeft, is in het algemeen ook de gebruiker van die telefoon en van de social media-accounts op die telefoon. Dat geldt ook voor accounts die op de een of andere wijze, bijvoorbeeld via gebruikersnaam of e-mailadres, zijn te herleiden tot een bepaald persoon. Overigens is niet uit te sluiten dat ook anderen die telefoon of dat account gebruiken, maar dan zal daarvoor op zijn minst enige aanwijzing moeten zijn. De enkele mogelijkheid dat anderen van een telefoon of van een account gebruik kunnen maken is geen reden om aan de bovenbedoelde redengevendheid te twijfelen.
Vaststellingen Polo en Mercedes en [gebruikersnaam] en [naam contact 1]
Op 4 oktober 2022 omstreeks 13:25 uur is [slachtoffer 1] op de Keyenburg te Rotterdam door drie mannen in een witte bestelbus getrokken. Uit het onder 4.2.2 genoemde chatgesprek tussen [gebruikersnaam] en [naam contact 1] blijkt dat [gebruikersnaam] om 13:22 uur naar [naam contact 1] stuurde: “Hij is bijna osso” (de rechtbank begrijpt: huis) en dat [naam contact 1] om 13:29 uur naar [gebruikersnaam] stuurde: “Gelukt”. [gebruikersnaam] stuurde vervolgens: “Trap snel naar noord”. Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs dat [gebruikersnaam] de vrijheidsbeneming aanstuurde en dat [naam contact 1] een van de mannen is geweest, die aanwezig was op het moment waarop [slachtoffer 1] nabij zijn woning werd ontvoerd.
[gebruikersnaam] wilde dat [naam contact 1] contact opnam met de familie van [slachtoffer 1] . Dat moest kennelijk wel veilig gebeuren. Hij instrueerde [naam contact 1] namelijk om steeds in beweging te blijven. Onder andere daarvoor had [naam contact 1] een auto nodig. Kennelijk had [naam contact 1] eerder problemen gehad om een auto te vinden. Uit de chats valt af te leiden dat eerst een zekere [persoon C] zou rijden, maar dat deze zich had teruggetrokken. Daarna had [naam contact 1] een andere auto gevonden. Om 20:03 uur stuurde [naam contact 1] namelijk naar [gebruikersnaam] dat ze met de auto van [voornaam medeverdachte 1] gaan, omdat [persoon C] niet wil. Die auto is kennelijk de Mercedes, die van [medeverdachte 1] was.
Om 20:29 uur kwam de Mercedes in beeld. De Mercedes werd toen vastgelegd op de ANPR-camera Maastunnel van noord naar zuid en om 20:42 uur op de ANPR-camera Maastunnel van zuid naar noord. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met de Mercedes was en op bezoek ging bij zijn zus in Rotterdam. Hij vertrok tussen 19:00 en 20:00 uur bij zijn zus en hij heeft daarna tot aan zijn aanhouding in het voertuig gezeten met de chauffeur. Hoewel hij dat niet met zoveel woorden zegt, valt uit zijn verklaring wel af te leiden dat [medeverdachte 2] de chauffeur was van de Mercedes.
Om 20:50 uur arriveerde de Mercedes bij de Shell aan de Abraham van Stolkweg 3 te Rotterdam. Op de camerabeelden is te zien dat iemand aan de bestuurderszijde uitstapte en naar de kassa in de shop liep. De rechtbank heeft aan de hand van de kleding van deze persoon vastgesteld dat dit [medeverdachte 2] was en dat is niet betwist door de verdediging. Deze persoon betaalde 20 euro en kreeg een bonnetje mee. In de Mercedes is een bonnetje van dit Shell-filiaal aangetroffen van 20:51 uur van de aankoop van een Lyca opwaardeercode. Om 21:04 uur vroeg [gebruikersnaam] via de chat aan [naam contact 1] : “Welke btg (de rechtbank begrijpt: beltegoed) heb je daar” en “Van welke provider”. Daarop antwoordde [naam contact 1] : “Lyca”.
Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs dat [medeverdachte 2] de Mercedes heeft bestuurd en met [gebruikersnaam] heeft gechat met gebruik van de naam [naam contact 1] .
Om 21:45 uur vond er vanaf de telefoon van [slachtoffer 1] een telefoongesprek plaats dat uitging naar het telefoonnummer van de zwager van [slachtoffer 1] , waarin losgeld werd geëist dat moest worden afgeleverd bij de McDonald’s in Zwijndrecht. Op datzelfde tijdstip kwam de Polo in beweging en werd vastgelegd op de ANPR-camera Boompjes in Rotterdam.
Om 21:48 uur stuurde [gebruikersnaam] naar [naam contact 1] : “Half 1 Mac Zwijndrecht”. Om 22:00 uur stuurde [gebruikersnaam] : “Blijf bewegen met die waggi (de rechtbank begrijpt: de auto)” en “Niet stil staan”. [naam contact 1] bevestigde dat.
Zoals hiervoor al is opgemerkt, heeft de zwager van [slachtoffer 1] bij de politie verklaard dat zijn neef uit Dubai uit eigen beweging contact had opgenomen met de ontvoerders via het telefoonnummer van [slachtoffer 1] . De zwager van [slachtoffer 1] heeft daarvan screenshots overhandigd. Op die screenshots is te zien dat de neef uit Dubai het eerste contact met de telefoon van [slachtoffer 1] legde om 2:14 PM. In die chat is een verschil van drie uur te zien ten opzichte van de Nederlandse tijd. Uit de screenshots van het gesprek met de neef uit Dubai in combinatie met het chatgesprek tussen [gebruikersnaam] en [naam contact 1] leidt de rechtbank af dat [gebruikersnaam] [naam contact 1] aanstuurde welke berichten hij moest verzenden en waar hij heen moest rijden.
Immers, om 23:20 uur stuurde [naam contact 1] een bestand naar [gebruikersnaam] met de mededeling dat het een nummer uit Dubai was. [gebruikersnaam] reageerde: “Zeg heb al geregeld met je maten help hun”. Twee minuten later werd vanaf de telefoon van [slachtoffer 1] het volgende bericht naar de neef uit Dubai verzonden: “Is al geregelt met je maaten help hun (…)”.De neef uit Dubai stuurde vervolgens in de chat met de telefoon van [slachtoffer 1] dat hij 350 bij de hand had en vroeg om een foto van [voornaam slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ). Kort daarop stuurde [gebruikersnaam] naar [naam contact 1] : “Laat blaka alvast pica (de rechtbank begrijpt: foto) maken”. Daarna instrueerde [gebruikersnaam] [naam contact 1] om zo positie te gaan innemen voor als hij met die pap (de rechtbank begrijpt: het geld) komt. Om 00:44 uur werd vanaf de telefoon van [slachtoffer 1] naar de neef uit Dubai gestuurd: “Ik ga je nummer nu aan iemand anders geven (…)”.Vervolgens stuurde [naam contact 1] om 00:45 uur een bestand naar [gebruikersnaam] en om 00:57 uur ontving de neef uit Dubai via iMessage een bericht van het al eerder genoemde telefoonnummer [gsm-nummer 1] (hierna: de iPhone 5C). Deze chat in combinatie met het chatgesprek tussen [gebruikersnaam] en [naam contact 1] levert de volgende bevindingen op.
Om 01:23 uur werd vanaf de iPhone 5C een bericht naar de neef uit Dubai verzonden waarin eisen werden gesteld over het losgeld. De neef uit Dubai moest die vrouw (naar de rechtbank begrijpt: de vrouw van [slachtoffer 1] ) nog een keer bellen en moest het kenteken doorgeven van de auto waarin hij het geld ging brengen. Daarna zou de gebruiker van de iPhone 5C een locatie doorgeven. Om 01:23 uur stuurde [gebruikersnaam] naar [naam contact 1] dat ze nog aan het onderhandelen waren. Een observatieteam van de politie heeft de Mercedes en de Polo met tussenpozen geobserveerd tussen 4 oktober om 23:00 uur en 5 oktober 2022 om 04:45 uur. Van 01:10 uur tot 02:35 uur op 5 oktober 2022 stond de Mercedes geparkeerd aan de Groen van Prinsterer
straatte Papendrecht met daarbij twee personen. Opmerkelijk is dat [gebruikersnaam] later die ochtend op aangeven van [naam contact 1] met de neef uit Dubai probeerde af te spreken om de overdracht van het geld te laten plaatsvinden aan de “Groen van Pinksterenweg”. Dan blijkt dat de Groen van Prinsterer
wegin Dordrecht is.
Uit de chat tussen de neef uit Dubai en de gebruiker van de iPhone 5C is op te maken dat zij tot overeenstemming kwamen dat de neef uit Dubai drie vragen zou formuleren en dat de ontvoerders een video zouden maken waarin [slachtoffer 1] die vragen beantwoordde. Om 02:21 uur vroeg de neef uit Dubai hoe laat hij de video zou krijgen. Om 02:32 uur stuurde de gebruiker van de iPhone 5C naar de neef uit Dubai dat hij de video zo krijgt. Kennelijk zou [naam contact 1] deze video ontvangen, want enkele seconden later stuurde [gebruikersnaam] aan [naam contact 1] : “Heb je binnen”. [naam contact 1] bevestigde dat, waarop [gebruikersnaam] stuurde “dat hij gelijk moet sturen”. Om 02:37 uur stuurde de gebruiker van de iPhone 5C naar de neef uit Dubai: “Je hebt het bericht ontvangen binnen hoelang kan je man bewegen”. Een minuut later stuurde [gebruikersnaam] naar [naam contact 1] dat hij alvast naar “Dordrecht Mac langs de snelweg” moet rijden. Vervolgens stuurde [gebruikersnaam] de instructie naar [naam contact 1] dat hij bij het pompstation moest gaat staan en niet bij de Mac, want die was al dicht. Om 02:46 uur stuurde de neef uit Dubai naar de iPhone 5C dat zijn man nu zou gaan bewegen. De gebruiker van de iPhone 5C stuurde om 02:52 uur terug: “Zwijndrecht Mac”. Vervolgens stuurde [gebruikersnaam] om 02:53 uur naar [naam contact 1] : “Ze komen nu Mac Zwijndrecht” en “Goed kijke”. Ongeveer 20 minuten later, om 03:05 uur reed de Mercedes naar het BP tankstation Sandelingen-West, gelegen aan de rijksweg A16 bij Zwijndrecht en parkeerde achter de shop. Naast het BP tankstation op Sandelingen-West zit een filiaal van McDonald’s.
Om 03:42 uur stuurde de gebruiker van de iPhone 5C naar de neef uit Dubai: “Laat je zo weten waar en hoelang”. Om 03:36 uur stuurde de gebruiker van de iPhone 5C: “Krijg zo te horen” en “Hoelaat”. Kennelijk wachtte [gebruikersnaam] totdat [naam contact 1] een locatie zou doorgeven, want om 03:51 uur stuurt [gebruikersnaam] naar [naam contact 1] : “Stuur dan”. [naam contact 1] reageerde daarop met: “Groen van Pinksterenweg”, “Laat hem bellen als die der is ik kijk uit raam” en “Dan ga ik zeggen waar die moet stoppen en gooien”. Enkele seconden later stuurde de iPhone 5C naar de neef uit Dubai: “Groen van pinksterenweg”. Vervolgens stuurde de gebruiker van de iPhone 5C dat hij daar die jongens laat staan en dat er aan het eind van de straat een zwarte caddy staat waar hij het geld moet gooien en gelijk weg moet rijden. Als de gebruiker van de iPhone 5C een telefoontje zou krijgen dat het klopt, zou [voornaam slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) naar buiten komen. Om 04:04 uur stuurde de gebruiker van de iPhone 5C nogmaals “Groen van pinksterenweg”. Nadat de neef uit Dubai vroeg “Welk nummer ongeveer”, reageerde de gebruiker van de iPhone 5C om 04:06 uur met: “44” en “Daar staat caddy”. Om 04:07 uur stuurde [naam contact 1] naar [gebruikersnaam] : “144”.
Om 04:10 uur stuurde de gebruiker van de iPhone 5C naar de neef uit Dubai: “Bro luister weet je zeker dat politie niet er is”. Om 04:10 uur stuurde [naam contact 1] naar [gebruikersnaam] : “Vito busje 3x langs gereden”. Om 04:10 uur stuurde de gebruiker van de iPhone 5C naar de neef uit Dubai: “Want zie rare auto’s voorbij komen”. Om 04:12 uur stuurde [naam contact 1] naar [gebruikersnaam] : “4x”. Dit bericht van [naam contact 1] om 04:12 uur was het laatste bericht in de chat van [gebruikersnaam] en [naam contact 1] . Na dat tijdstip heeft ook de iPhone 5C geen berichten meer gestuurd naar de neef uit Dubai.
Omstreeks 04:13 uur werden de inzittenden van de Polo aangehouden. Rond datzelfde tijdstip heeft het observatieteam zicht op de Mercedes. De Mercedes stond geparkeerd op de Cort van de Lindenstraat te Dordrecht, ter hoogte van de Groen van Prinstererweg. Het observatieteam heeft genoteerd dat de Mercedes daar zonder inzittenden stond. Om 04:25 uur knipperde de alarmverlichting van de Mercedes, kwamen er twee mensen richting de Mercedes gelopen en kort daarna reed de Mercedes weg. Om 04:42 uur werden (de) vier inzittenden van de Mercedes aangehouden.
De rechtbank constateert dat het observatieteam heeft gerapporteerd dat de Mercedes om 04:13 uur zonder inzittenden geparkeerd stond en dat er om 04:25 uur, na het knipperen van de alarmlichten van de Mercedes, twee personen richting de Mercedes liepen. Niet is beschreven dat deze personen zijn ingestapt en niet is beschreven dat de Mercedes, nadat deze is weggereden, nog is gestopt en er anderen zijn ingestapt. De rechtbank acht desalniettemin dat de meest logische gang van zaken is geweest dat om 04:13 uur twee personen in de Mercedes hebben gezeten en dat de twee door het observatieteam beschreven personen die naar de Mercedes kwamen gelopen, in die Mercedes zijn ingestapt. De rechtbank baseert dit op de waarneming van het observatieteam dat er twee personen komen aanlopen en op de verklaring van [medeverdachte 1] , die als bijrijder in de Mercedes zat. Hij heeft, als gezegd, verklaard dat hij vanaf in elk geval 20:00 uur tot zijn aanhouding in de Mercedes zat samen met de bestuurder ( [medeverdachte 2] ) en dat er na Dordrecht twee andere personen bij kwamen in de Mercedes. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] omstreeks 04:13 uur in de geparkeerde Mercedes zaten en dat [verdachte] en [medeverdachte 3] toen en daar zijn ingestapt.
Vaststellingen bewoner Van der Sluysstraat en [bijnaam verdachte]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij na een rit in de bestelbus werd meegenomen een woning in. Op de zolder van die woning moest hij op een stoel gaan zitten. Vervolgens werd hij grotendeels ontkleed en vastgebonden met tie wraps. Daarna werd hij geschopt en geslagen.
[slachtoffer 1] is op 5 oktober 2022 omstreeks 06:30 uur thuis gekomen. Hij heeft verklaard dat hij werd vastgehouden op de zolder van een woning. Op enig moment kwam er een persoon naar boven die hem vertelde dat hij hem zou vrijlaten. Zijn tie wraps werden losgeknipt, hij kreeg zijn kleding terug en hij werd naar buiten geleid. Daar mocht hij zijn blinddoek afdoen. Hij is een hotel binnengelopen en zag daar dat het 06:00 uur of 06:10 uur was. Naar aanleiding van de verklaring van [slachtoffer 1] over de woning waar hij werd vastgehouden en de omschrijving van de persoon die hem heeft vrijgelaten, kwam de politie uit bij de woning aan de [adres 2] te Rotterdam, waar [medeverdachte 6] als bewoner stond ingeschreven. Op de iPhone 5C uit de Polo zijn filmpjes aangetroffen waarop [slachtoffer 1] gekneveld is te zien, waarbij in de meta-data de locatie Van der Sluysstraat naar voren kwam. Uit de locatiegegevens van de iPhone 5C volgde dat in dit toestel in de periode van 3 tot en met 5 oktober 2022 54 tijdsstempels stonden opgeslagen met daaraan de Van der Sluysstraat verbonden als locatie. Op 5 oktober 2022 omstreeks 16:30 uur werd [medeverdachte 6] aangehouden in zijn woning. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] in zijn woning is gebracht door iemand die hij kende als [bijnaam verdachte] . Nadat hij [slachtoffer 1] aantrof in zijn woning, heeft hij hem vrijgelaten. Hij heeft aan de hand van een politiefoto [verdachte] aangewezen als [bijnaam verdachte] .
4.2.4.
Rol van de verdachte; [bijnaam verdachte]
Feitelijke vaststelling
Als gezegd heeft [medeverdachte 6] verklaard dat [slachtoffer 1] in zijn woning is gebracht door iemand die hij kent als [bijnaam verdachte] en de verdachte aangewezen. De vraag is of de rechtbank deze verklaring geloofwaardig acht.
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat [bijnaam verdachte] met twee anderen was. Uit de verklaringen van de buurvrouw van [slachtoffer 1] kan worden afgeleid dat deze door drie mannen is ontvoerd. [medeverdachte 6] heeft een wit busje gezien. Dit komt overeen met de bevindingen van de politie, dat de ontvoerders gebruik hebben gemaakt van een witte bestelbus. Het telefoonnummer dat volgens [medeverdachte 6] van [bijnaam verdachte] is, straalde op 4 oktober 2022 tussen 14:06 uur en 14:51 uur verschillende keren aan op een zendmast die het gebied dekt waar de woning van [medeverdachte 6] is gelegen. [medeverdachte 6] heeft [bijnaam verdachte] omschreven als een man van tussen de 25 en 30 jaar oud met rasta haar. De verdachte is geboren op 10 januari 1994 en ten tijde van de ontvoering dus 28 jaar oud en hij heeft rastahaar. De verdachte heeft lange tijd in de Van der Sluysstraat (in Rotterdam-Noord) gewoond. Daarbij komt dat de verdachte is aangehouden in de Mercedes met andere inzittenden, waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat deze betrokken zijn bij de ontvoering.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de verklaring van [medeverdachte 6] in zoverre geloofwaardig is en dat de verdachte ‘ [bijnaam verdachte] ’ is.
Standpunt van de verdediging wat betreft [bijnaam verdachte]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij geen effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht, dat voortvloeit uit artikel 6 van het EVRM, uit te oefenen wat betreft de verklaring van de getuige [medeverdachte 6] . Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 6] tegenstrijdig en dus onbetrouwbaar zijn. De raadsvrouw heeft tenslotte aangevoerd dat het chatgesprek tussen [gebruikersnaam] en [naam contact 1] een contra-indicatie oplevert dat de verdachte [bijnaam verdachte] is. Uit dit chatgesprek volgt namelijk dat [naam contact 1] op 4 oktober 2022 om 11:32 uur, op de vraag van [gebruikersnaam] waar hij op dat moment is, antwoordt: “Noord daar bij rasta de oss”. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte al tien jaar niet meer in Rotterdam-Noord, maar in Rotterdam-Zuid woont en dat hij daarom geen [bijnaam verdachte] kan zijn.
Oordeel van de rechtbank
In gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging - ondanks het nodige initiatief - niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, moet de rechter nagaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijk onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
Als de uitoefening van het ondervragingsrecht niet of slechts in beperkte mate wordt gerealiseerd, moet de rechter onderzoeken of voldoende compenserende factoren hebben bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige, waarmee ook de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing wordt gewaarborgd (HR 28 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:770).
De rechter-commissaris heeft het verzoek van de verdediging om [medeverdachte 6] als getuige te horen toegewezen. Bij dat verhoor heeft [medeverdachte 6] zich beroepen op zijn verschoningsrecht. Hieruit volgt dat de verdediging geen reële mogelijkheid tot het uitoefenen van het ondervragingsrecht heeft gehad.
Toch zal de rechtbank de verklaring van de getuige gebruiken voor zover hij heeft verklaard dat de verdachte [bijnaam verdachte] is. [medeverdachte 6] heeft - wat betreft de omschrijving van [bijnaam verdachte] - consistent verklaard. Hij heeft meermalen verklaard dat [bijnaam verdachte] telefonisch contact met hem opnam, dat hij hem al lang kent uit de buurt, dat hij rastahaar heeft, dat hij tussen de 25 en 30 jaar oud is en hij herinnerde zich een wit busje. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 6] op die punten authentiek en voldoende betrouwbaar zijn, steun vinden in andere (hiervoor bij de identificatie van de verdachte als [bijnaam verdachte] opgenoemde) bewijsmiddelen en daarmee bruikbaar zijn voor het bewijs van het ten laste gelegde. Tenslotte, de verklaring van [medeverdachte 6] is wel een belangrijk bewijsmiddel maar zeker niet het enige bewijsmiddel waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de gijzeling blijkt. Een essentiële aanwijzing voor betrokkenheid van de verdachte bij de gijzeling is namelijk zijn aanwezigheid in de Mercedes.
Wat betreft het verweer dat [naam contact 1] bericht dat hij in Noord is bij rasta, de oss, overweegt de rechtbank dat [naam contact 1] met dit bericht kennelijk niet bedoelde dat hij in het woonhuis (osso) van Rasta was, maar dat hij bedoelde dat hij met Rasta bij het huis van [medeverdachte 6] was in Rotterdam-Noord.
De rechtbank verwerpt het verweer in alle onderdelen.
Aanhouding van de verdachte in Dordrecht
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte - al dan niet via [medeverdachte 2] - tezamen met [medeverdachte 3] in opdracht van [medeverdachte 5] op de Groen van Prinstererweg in Dordrecht aanwezig was om het losgeld in ontvangst te nemen. In het chatgesprek tussen de iPhone 5C, die in gebruik was bij [medeverdachte 5] , en de neef uit Dubai wordt namelijk door de iPhone 5C het bericht verzonden dat hij bij de “Groen van Pinksterenweg” jongens heeft staan die het geld in ontvangst kunnen nemen. Nadat [naam contact 1] , oftewel [medeverdachte 3] , heeft gewaarschuwd dat er eerst drie keer en vervolgens vier keer ‘h’ is langsgereden, hebben de verdachte en [medeverdachte 3] de locatie verlaten en zijn zij bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ingestapt in de Mercedes.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het huis heeft geregeld waar [slachtoffer 1] van zijn vrijheid beroofd is gehouden en dat hij betrokken is geweest bij de poging het losgeld te innen.
4.2.5.
Standpunt van de verdediging wat betreft de telefoon van [slachtoffer 1] in de Mercedes
De raadsman van [medeverdachte 2] heeft aangevoerd dat de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet tot het oordeel kan komen dat de telefoon van [slachtoffer 1] in de Mercedes heeft gelegen omdat de reisbewegingen van de telefoon niet gelijk opgaan met de reisbewegingen van de Mercedes. De raadsman van de verdachte heeft zich bij dit verweer aangesloten.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. De politie heeft gebruik gemaakt van de plaatsbepaling van de telefoon van [slachtoffer 1] via zendmastgegevens en op die manier kwamen zij de Mercedes op het spoor. Dat de Mercedes betrokken was bij de ontvoering, blijkt uit verschillende hierboven uiteengezette feiten en omstandigheden Zo verscheen de Mercedes op plekken die werden genoemd in het chatgesprek tussen [gebruikersnaam] en [naam contact 1] binnen korte tijd nadat die plekken zijn genoemd. Voorbeelden hiervan zijn het BP tankstation Sandelingen-West en de Groen van Prinstererweg te Dordrecht. Daarnaast werd in de Mercedes de Samsung Galaxy A12 aangetroffen die het telefoonnummer van de in de Polo aangetroffen iPhone XS Max als ‘ [naam contact 2] ’ in zijn contacten had staan en is gebleken dat deze telefoons op 4 en 5 oktober 2022 meermalen contact met elkaar hebben gehad. Hieruit blijkt dat er ten tijde van de ontvoering een relatie was tussen de gebruikers van (een aantal van) de in de Polo en Mercedes aangetroffen telefoons. Verder stuurde [naam contact 1] in het chatgesprek met [gebruikersnaam] dat ze met de auto van [voornaam medeverdachte 1] waren. De Mercedes stond op naam van [medeverdachte 1] , wiens voornaam [voornaam medeverdachte 1] is. De Mercedes was dus bepaald geen toevallige treffer van de politie. Het antwoord op de vraag of de telefoon van [slachtoffer 1] al dan niet de hele tijd in de Mercedes heeft gelegen is, gelet op de voorgaande vaststellingen, niet relevant voor de bewijsbeslissing.
4.2.6.
Kwalificatie van de rol van de verdachte
Aan de verdachte wordt verweten dat hij de gijzeling van [slachtoffer 1] heeft medegepleegd als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van middelen of inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechtbank de taak rust om in het geval dat zij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van haar oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Als gezegd zal de bijdrage van de medepleger in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene - al dan niet als uitvoeringshandeling ten laste gelegde - gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit, terwijl ook niet is uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Het gaat hierbij niet om steeds precies van elkaar af te grenzen typeringen. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding (HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316 en HR 20 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:3).
De rechtbank heeft zich ambtshalve nog gebogen over de volgende kwestie.
In deze zaak zijn de handelingen die zien op het verkrijgen van het losgeld niet apart ten laste gelegd. Zoals blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad behoeft dat niet te betekenen dat deze niet bij de bewezenverklaring van medeplegen kunnen worden betrokken, maar dan dient wel vast te staan dat deze gedragingen vallen binnen de reikwijdte van het ten laste gelegde misdrijf van gijzeling als bedoeld in artikel 282a Sr.
Strafbaar op grond van artikel 282a Sr is het iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden met het oogmerk om een ander, en dus niet de gegijzelde zelf, te dwingen iets te doen of niet te doen. Blijkens de memorie van antwoord tijdens de behandeling van het relevante wetsontwerp bij de Eerste Kamer heeft de regering hierover het volgende opgemerkt:
“De ontvoering van een persoon met het vervolgens stellen van een eis van losgeld (…) is thans alleen op grond van de samenloop van de artikelen 282 (…) en 317 Sr. met 12 jaar gevangenisstraf bedreigd, als de gestelde eis van het betalen van losgeld ook is ingewilligd. (…)”. Artikel 282a Sr, zo gaat de regering verder, verlangt voor strafbaarheid niet dat het gevraagde losgeld ook daadwerkelijk wordt betaald. Maar “(k)omt het wel tot de betaling van losgeld, dan is het voorgestelde artikel 282a Sr. ook van toepassing, dat dan naar ons oordeel als lex specialis ten opzichte van art. 317 geldt.” (EK, vergaderjaar 1986-1987, 18437 (R1260) enz., nr. 148a, p. 2).
Hieruit volgt dat volgens de wetgever de gedragingen die zijn gericht op de uitvoering van het oogmerk, dat wil in deze zaak zeggen: het verkrijgen van het losgeld, (niet constitutieve) bestanddelen zijn van het misdrijf van gijzeling als bedoeld in artikel 282a Sr en dat ook degenen die (alleen) meewerken aan het verkrijgen van het losgeld als medepleger kunnen worden aangemerkt, mits zij daaraan een wezenlijke bijdrage leveren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [bijnaam verdachte] is. Het behoeft weinig betoog dat hij een bijdrage van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken heeft geleverd. De verdachte heeft de locatie geregeld waar het slachtoffer is vastgehouden en gekneveld en hij is op die locatie aanwezig geweest. Daarnaast was de verdachte aanwezig bij de Groen van Prinstererweg om het geëiste losgeld op te halen. Gelet op het vorenstaande is er naar oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met anderen bij het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van gijzeling.
4.2.7.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 4 oktober 2022 tot en met 5 oktober 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] tegen zijn wil in vastgepakt en in een voertuig getrokken en
- de jas van die [slachtoffer 1] over zijn hoofd getrokken en
- een telefoon en een sleutel en een horloge van die [slachtoffer 1] afgepakt en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd en/of geroepen dat hij mee moest werken, omdat ze anders verkeerde dingen met hem moesten doen en
- die [slachtoffer 1] naar een woning, gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam, gebracht en
- die [slachtoffer 1] ontkleed en met tie wraps vastgebonden en
- die [slachtoffer 1] geblinddoekt en
- fysiek geweld tegen die [slachtoffer 1] gebruikt,
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen , te weten het betalen/het overhandigen van een geldbedrag (1 miljoen en/of 300.000 euro) aan verdachte en zijn mededaders.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van gijzeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan gijzeling. [slachtoffer 1] is in een busje getrokken en naar een woning gebracht. Daar is hij geblinddoekt, mishandeld en ruim 15 uur vastgehouden. Van de familie van [slachtoffer 1] werd losgeld geëist voor diens vrijlating. De verdachte heeft de locatie geregeld waar [slachtoffer 1] werd vastgehouden en gekneveld. Daarnaast heeft hij een rol gespeeld bij het ophalen van het losgeld.
Gijzeling is een ernstig feit en door zo te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer 1] . De gijzeling is voor [slachtoffer 1] - en zijn naasten - zeer beangstigend geweest. Uit een schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer 1] nog steeds dagelijks de nadelige gevolgen ondervindt van hetgeen hem is overkomen. Daarnaast veroorzaakt ontvoering ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dat geldt des te meer nu, zoals hier het geval is, de ontvoering door derden is gezien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 27 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis, die bij eerder bevel is geschorst, op te heffen. Dit verzoek wordt afgewezen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer ernstig bewezen verklaard feit, waarbij de 12-jaarsgrond aan de orde is. Dit staat in de weg aan de opheffing van de voorlopige hechtenis.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] , ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.146,88 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft gesteld dat hij paniekaanvallen en onrustige, zware nachten heeft. Hij is beperkt in zijn dagelijkse functioneren door een verlammende angst. De benadeelde partij is voor behandeling van deze klachten doorverwezen naar een psycholoog.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft zij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is door de verdediging niet inhoudelijk weersproken. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de materiële schade zal daarom worden toegewezen.
Daarnaast brengen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan mee dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. In het geval van (langdurige) vrijheidsbeneming liggen de door de benadeelde partij gestelde gevolgen daarvan immers zo voor de hand, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 4.000,-.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.146,88 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 63 en 282a Sr.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 5.146,88 (zegge: vijfduizend honderdzesenveertig euro en achtentachtig eurocent), bestaande uit € 1.146,88 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen
€ 5.146,88(hoofdsom,
zegge: vijfduizend honderdzesenveertig euro en achtentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.146,88 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2022 tot en met 5 oktober 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) (tegen zijn wil in) vastgepakt en/of in een voertuig geduwd en/of getrokken en/of
- de jas van die [slachtoffer 1] over zijn hoofd getrokken en/of
- een telefoon en/of (een) sleutel(s) en/of een horloge van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd en/of geroepen dat hij mee moest werken, omdat ze anders verkeerde dingen met hem moesten doen, althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] naar een woning, gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam, gebracht en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] ontkleed en/of met tie wraps vastgebonden aan een stoel en/of
- die [slachtoffer 1] geblinddoekt en/of
- fysiek geweld tegen die [slachtoffer 1] gebruikt,
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen/het overhandigen van een geldbedrag (1 miljoen en/of 300.000 euro) aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2022 tot en met 5 oktober 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) (tegen zijn wil in) vastgepakt en/of in een voertuig geduwd en/of getrokken en/of
- de jas van die [slachtoffer 1] over zijn hoofd getrokken en/of
- een telefoon en/of (een) sleutel(s) en/of een horloge van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd en/of geroepen dat hij mee moest werken, omdat ze anders verkeerde dingen met hem moesten doen, althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] naar een woning, gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam, gebracht en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] ontkleed en/of met tie wraps vastgebonden aan een stoel en/of
- die [slachtoffer 1] geblinddoekt en/of
- fysiek geweld tegen die [slachtoffer 1] gebruikt;
2
hij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2022 tot en met 5 oktober 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] in/tegen zijn gezicht, althans op/tegen zijn hoofd, te slaan en/of te stompen en/of
- meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] in/tegen zijn buik, althans op/tegen het bovenlichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- met een hamer, althans een voorwerp, op de voet(en) van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- meermaals, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] , op/tegen de rug, althans het bovenlichaam, te trappen en/of te schoppen.