ECLI:NL:RBROT:2024:359
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag starterskrediet op grond van de Wet Wajong door het UWV
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om een starterskrediet door het UWV. Eiser, die sinds 2009 een Wajong-uitkering ontvangt, had op 18 november 2019 een aanvraag ingediend die op 9 maart 2020 werd afgewezen. Na een eerdere niet-ontvankelijk verklaring in 2020 en een hoger beroep dat door de Centrale Raad van Beroep als onbevoegd werd verklaard, diende eiser op 25 juni 2022 opnieuw een aanvraag in. Het UWV wees deze aanvraag af op 21 juli 2022, met de conclusie dat er geen nieuwe informatie was die de afwijzing zou rechtvaardigen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV in de bezwaarprocedure stukken had achtergehouden en dat zijn situatie was veranderd. De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV de aanvraag op goede gronden had afgewezen, omdat eiser niet geschikt werd geacht voor het zelfstandig ondernemerschap als juridisch adviseur, gezien zijn beperkingen. De rechtbank concludeert dat het UWV in redelijkheid de aanvraag om een starterskrediet heeft kunnen afwijzen en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets en is openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.