ECLI:NL:CRVB:2022:884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich ziek had gemeld na een auto-ongeval. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, waarin zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 100% en later werd bijgesteld naar minder dan 35%. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld op minder dan 35% per 19 maart 2019. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere beoordelingen konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant terecht geschikt werd geacht voor de geselecteerde functies. De uitspraak benadrukt het belang van de medische onderbouwing en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.