ECLI:NL:CRVB:2020:198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking WIA-uitkering en medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die als tomatenplukker werkte, is sinds 2008 arbeidsongeschikt door knieklachten en andere gezondheidsproblemen. Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant betwist deze beoordeling en stelt dat zijn medische beperkingen niet correct zijn ingeschat. Hij heeft geen nieuwe medische stukken overgelegd die zijn standpunt onderbouwen en kan geen deskundigenrapport overleggen vanwege financiële redenen. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest en dat appellant niet in staat is geweest om zijn standpunt met medische gegevens te onderbouwen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.