ECLI:NL:CRVB:2022:1625
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het appelverbod in hoger beroep inzake WIA-uitkering en griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen starterskrediet toe te kennen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen grond is om het appelverbod buiten toepassing te laten, wat betekent dat de Raad zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het hoger beroep. De rechtbank had eerder het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht niet had betaald. Appellant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar de rechtbank had dit verzet ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er ernstige schendingen van de procesorde hebben plaatsgevonden, maar de Raad oordeelt dat deze argumenten onvoldoende zijn om het appelverbod te doorbreken. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het griffierecht, omdat zijn inkomen boven de bijstandsnorm ligt. De Raad verklaart zich uiteindelijk onbevoegd om het hoger beroep te behandelen.