6.4.Op grond van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb, zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter. De heffingsambtenaar moet tegemoetkomen aan een verzoek van de belanghebbende tot overlegging van een bepaald stuk als deze voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het stuk van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in de zaak.In dit geval heeft eiser onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de bouwtekeningen of de iWOZ-kaarten van enig belang kunnen zijn geweest voor de besluitvorming in deze zaak.
Heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarden niet te hoog zijn vastgesteld?
7. Eiser betoogt dat de waarde van woning I ten hoogste € 126.000,- bedraagt en de waarde van woning II ten hoogste € 187.000,- bedraagt. De indexering is niet inzichtelijk. De inhoud van de vergelijkingsobjecten is onjuist. De VLOK-factoren en de objectkenmerken van de vergelijkingsobjecten zijn niet onderbouwd.
8. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever ‘de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding’.De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar voor beide woningen voldoende aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Uit het taxatierapport blijkt dat de waarde van beide woningen is bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn, waarbij de verschillen tussen beide woningen en de vergelijkingsobjecten voldoende zijn toegelicht. De vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type en gebruiksoppervlakte voldoende vergelijkbaar zijn met beide woningen.
10. Wat eiser heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de dossiers volgt dat de heffingsambtenaar het indexeringspercentage met een korte toelichting aan eiser heeft verzonden. Dat de heffingsambtenaar dat percentage niet nader heeft onderbouwd, doet geen afbreuk aan de conclusie dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van beide woningen niet te hoog is vastgesteld, nu eiser het toegepaste indexeringspercentage niet gemotiveerd heeft betwist. In het verweerschrift heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat hij geen gebruik maakt van de inhoud van de vergelijkingsobjecten, zodat een eventuele onjuistheid daarvan niet relevant is. De heffingsambtenaar was niet gehouden tot een onderbouwing van de VLOK-factoren en objectkenmerken, omdat eiser de juistheid daarvan niet (gemotiveerd) heeft betwist. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de heffingsambtenaar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?
11. Eiser betoogt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. De meerderheidsregel is geschonden en de heffingsambtenaar voert een begunstigend beleid. Eiser verwijst hierbij naar [adres 3] met een WOZ-waarde van € 186.000,- en een gebruiksoppervlakte van 75 m² en [adres 4] met een WOZ-waarde van € 133.000,- en een gebruiksoppervlakte van 50 m². De heffingsambtenaar heeft in strijd met het verbod van willekeur gehandeld en het vertrouwensbeginsel is geschonden.
12. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is nodig dat in de meerderheid van vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven.Hierbij moet allereerst sprake zijn van gelijke gevallen. Het moet dan gaan om identieke objecten, waarvan de onderlinge verschillen verwaarloosbaar zijn.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is het gelijkheidsbeginsel niet geschonden. Woning I en woning II zijn niet identiek aan elkaar, omdat de woningen verschillen in gebruiksoppervlakte. De genoemde objecten van eiser zijn ook niet identiek aan woning I of woning II, omdat ze verschillen voor wat betreft gebruiksoppervlakte en uitstraling. Er is geen sprake van gelijke gevallen. Het verschil in gebruiksoppervlakte is niet dusdanig klein dat er sprake is van een verwaarloosbaar verschil. Van een schending van het verbod op willekeur of het vertrouwensbeginsel door de heffingsambtenaar is niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.