4.1.2.Beoordeling door de rechtbank
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Vaststaande feiten
Op 20 november 2022 ontvangen verbalisanten belast met algemene surveillance rond 22.34 uur de melding dat aan de [locatie delict01] te [plaats delict01] , gemeente [gemeente01] , meerdere knallen zijn gehoord en dat daarna een auto zonder verlichting met hoge snelheid is weggereden. Kort daarna volgt de melding dat iemand is neergeschoten en dat diens reanimatie is gestart. Ter plaatse treffen de verbalisanten midden op een parkeerplaats gelegen tussen de [locatie delict01] en de Maalsteen het slachtoffer liggend op straat aan.
Het slachtoffer wordt op dat moment gereanimeerd.
Om 23.00 uur wordt door ambulancemedewerkers vastgesteld dat het slachtoffer is overleden. Onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer heeft uitgewezen dat het slachtoffer onder meer twee inschoten ter hoogte van de rug (met onder andere perforatie van de linkerborstholte, de linkerlong, het hart en grote bloedvaten) heeft. Beide inschoten kunnen afzonderlijk alsook in combinatie het overlijden verklaren, hebben deskundigen vastgesteld.
Er worden twee hulzen gevonden bij het voeteneinde van het slachtoffer en een derde huls in de nabije omgeving. De drie hulzen zijn van het kaliber 7.65 mm.
Kort na het schietincident is door een verbalisant in burger melding gemaakt van het horen van schoten en het waarnemen van een grijze Peugeot met kenteken [kenteken01] die met hoge snelheid en zonder verlichting wegrijdt. Het vermoeden is ontstaan dat het voertuig gestolen kentekenplaten voerde, nu er in de buurt van het lichaam van het slachtoffer een zwarte Volkswagen Polo stond geparkeerd, waarvan de kentekenplaten ontbraken.
Kort na deze melding is door de verkeerspolitie deze grijze Peugeot 206 op de A15 tot stoppen gemaand. De bestuurder van de auto gaf hieraan echter geen gevolg en na een korte achtervolging, raakte de Peugeot in een bocht van de weg en crashte.
Door de verbalisanten wordt de verdachte achter het stuur van de Peugeot aangetroffen en hij is vervolgens door hen aangehouden. Om zijn handen zijn toen zogenoemde sealbags geplaatst voor het veiligstellen van mogelijke ‘schiethanden’, kruitsporen op de handen. Op de grond voor de bijrijdersstoel is een vuurwapen gevonden en in beslag genomen. Het wapen is een zwart pistool met daarop de print Pietro Beretta cal 7.65. Het betreft een omgebouwd gaspistool.
In de nabijheid van de auto wordt een kentekenplaat [kenteken01] gevonden. De Peugeot voerde op dat moment eenzelfde kenteken aan de voorzijde van de auto. Aan de achterzijde van de auto werd kenteken [kenteken02] gevoerd.
In de Peugeot wordt ook een iPhone X aangetroffen en uit onderzoek aan de iPhone X is gebleken dat deze telefoon in gebruik was bij de verdachte. Op deze telefoon worden voorts in de applicatie Whatsapp chats gevonden tussen een persoon die de naam ‘ [schuilnaam medeverdachte] ’ gebruikt en een persoon die de naam ‘ [schuilnaam verdachte] ’ gebruikt. In chats tussen beiden in de periode tussen 14 en 18 november 2022 wordt door [schuilnaam verdachte] gezegd dat de prijs 20 is. [schuilnaam medeverdachte] reageerde daarop dat dat goed is en dat er 10 gelijk wordt betaald en de rest als het klaar is gemaakt. Er wordt door [schuilnaam medeverdachte] groen licht gegeven. Daarna volgt een gesprek tussen [schuilnaam medeverdachte] en [schuilnaam verdachte] over zaterdag of zondag, waarbij door [schuilnaam verdachte] wordt aangegeven dat hij zondag vervoer heeft.
Op 20 november 2022 volgt een serie chats waarin over “hij” en een “verrassing” wordt gesproken. Rond 20:42 uur die dag heeft [schuilnaam medeverdachte] aangegeven dat hij de ingang van de wijk voor [schuilnaam verdachte] gaat spotten. Rond 20:49 uur en om 21:52 uur bericht [schuilnaam verdachte] dat hij even kentekens gaat pakken voor zijn auto. Vanaf 20:30 uur worden er berichten gestuurd die betrekking hebben op de beste vluchtroute. Om 22.11 uur vraagt [schuilnaam verdachte] vanaf welke richting de politie zou komen, waarop [schuilnaam medeverdachte] bericht dat [schuilnaam verdachte] goed staat, omdat de politie vanuit Spijkenisse of Hellevoetsluis zal komen. Om 22:27 uur bericht [schuilnaam medeverdachte] “Nu!” Waarop [schuilnaam verdachte] vraagt waar de man is. [schuilnaam medeverdachte] stuurt om 22:29 uur een bericht dat de man in de voortuin is.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de persoon is die gebruik maakte van de Iphone X en communiceerde onder de naam [schuilnaam verdachte] . Door de politie wordt het telefoonnummer waarvan de persoon die van de naam [schuilnaam medeverdachte] gebruik maakt, geïdentificeerd als het telefoonnummer van de medeverdachte [medeverdachte01] .
Forensisch onderzoek
De handen van de verdachte en het in de Peugeot aangetroffen vuurwapen zijn op sporen onderzocht. Tevens is onderzocht of dit wapen het wapen kan zijn geweest waarmee het slachtoffer om het leven is gebracht. Uit deze onderzoeken zijn de volgende resultaten naar voren gekomen.
Op de handen van de verdachte zijn schotresten aangetroffen. Op het vuurwapen worden op de ruwe delen en de trekker, maar ook op de buitenzijde van het patroonmagazijn DNA-mengprofielen aangetroffen, die elk een match met de verdachte opleveren, met een bewijskracht van meer dan 1 miljard.
Met betrekking tot het aangetroffen vuurwapen wordt met de hoogste mate van waarschijnlijkheid geconcludeerd dat de hulzen die op de plaats delict zijn aangetroffen met dit wapen zijn verschoten.
In welke hoedanigheid is de verdachte bij het schietincident betrokken geweest?
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat niet hij, maar de medeverdachte, de schutter is geweest. Nadat de medeverdachte de schoten had gelost, zijn zij samen weggerend en heeft de medeverdachte onverwachts het vuurwapen in de handen van de verdachte gedrukt, waarop de medeverdachte een achtertuin is ingegaan. De verdachte heeft verklaard dat hij daarop in paniek naar zijn auto is gerend en daar het vuurwapen voor de passagiersstoel heeft gegooid.
De verdachte schrijft de gang van zaken (ook) toe aan het feit dat hij eerder die avond door de medeverdachte is gedrogeerd. De medeverdachte bood hem namelijk op enig moment wat te drinken aan en in dat flesje cola moet de medeverdachte iets hebben gedaan gelet op de uitslag van het bloedonderzoek van de verdachte. Het in zijn bloed aangetroffen middel heeft de verdachte nog nooit gebruikt, zo verklaart hij.
De rechtbank is van oordeel dat een verklaring in zijn algemeenheid wint aan geloofwaardigheid als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in latere getuigenverklaringen van objectieve derden of in technische onderzoeksresultaten. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven voor zijn handelen een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd scenario.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte vijftien maanden nadat hij in hechtenis is genomen voor de tenlastegelegde feiten en ruim nadat het opsporingsonderzoek geheel was afgerond tijdens de inhoudelijke behandeling met deze verklaring is gekomen. De verdachte heeft dus ruim de mogelijkheid gehad om kennis te nemen van alle resultaten van dat opsporingsonderzoek. Objectief bezien ontstond hierdoor voor de verdachte de gelegenheid al deze resultaten te betrekken bij de inhoud van de ter zitting afgelegde verklaring.
Verder heeft te gelden dat de verdachte ter zitting niet eenduidig en consequent heeft verklaard over de momenten waarop hij de auto heeft verlaten en het moment en de wijze waarop hij het vuurwapen in zijn handen geduwd heeft gekregen. Hij weet voorts geen antwoord te geven op de vraag hoe zijn DNA, in het door hem geschetste alternatieve scenario, op de
binnenzijdevan het vuurwapen, namelijk op het patroonmagazijn, terecht is gekomen. Dit doet afbreuk aan de aannemelijkheid van de door het verdachte geschetste alternatieve scenario.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat het door de verdachte gepresenteerde alternatieve scenario niet strookt met de bewijsmiddelen in het dossier. Op de plaats delict zijn kort na het schietincident meerdere getuigen gehoord. Getuige [getuige01] heeft verklaard dat zij een man uit een auto, die geparkeerd stond in het verlengde van de Jupiterlaan zag komen. Ze zag dat de man een steeg inliep die naar de Maalsteen gaat. Kort daarna hoorde zij drie knallen. Vervolgens kwam dezelfde man uit de steeg rennen. [getuige01] zag dat de man in dezelfde auto, een grijze Peugeot 206, stapte en zonder verlichting met hoge snelheid wegreed. In een aanvullende verklaring heeft [getuige01] verklaard dat de man aan de bestuurderszijde van de auto instapte, dat de auto voordat de man instapte niet afgesloten was en dat hij geheel in het donker gekleed was.
In de buurt van de plaats delict hing een beveiligingscamera aan een woning aan de Saturnuslaan. Deze camera heeft een deel van het schietincident opgenomen. Op de beelden van de camera is door verbalisanten waargenomen dat kort voor het schietincident een persoon met donkere kleding over [locatie delict01] liep. Vier minuten later kwam het slachtoffer in beeld. Het slachtoffer kwam vanuit de richting van zijn woning en ging in de richting van de Saturnuslaan. Het slachtoffer liep in de richting van de achterzijde van [locatie delict01] perceel [perceelnummer01] . Het slachtoffer stond plots stil midden op de rijbaan van de Saturnuslaan, draaide zich om en liep weg in de richting waar hij vandaan kwam. Op het moment dat het slachtoffer zich omdraaide, was op de beelden te zien dat er vanachter de heg behorende bij de tuin van [locatie delict01] perceel [perceelnummer01] iets oplichtte. De verbalisanten vermoedden dat dit veroorzaakt werd door een schot. Enkele seconden later is op de beelden te zien dat vanachter de voornoemde heg de schutter in beeld kwam. De schutter was donker gekleed. Op de beelden is vervolgens te zien dat er nogmaals iets oplichtte. Dit was vermoedelijk weer een schot. De schutter bewoog zich in de richting van het slachtoffer en naderde hem tot een afstand van ongeveer 3 à 4 meter. Enkele seconden later is te zien dat de schutter zich omdraaide en direct wegrende in de richting van de brandgang tussen de Maalsteen en de [locatie delict01] .
Op de camerabeelden zijn dus slechts twee personen te zien, te weten het slachtoffer en de schutter. Dat strookt niet met de verklaring van de verdachte dat hij bij de medeverdachte stond doe het slachtoffer heeft neergeschoten. Er is immers geen derde persoon op de beelden te zien en er zijn schotresten op zijn handen aangetroffen. Dan zou er immers een derde persoon op de beelden te zien zijn geweest. Ook de getuigenverklaringen geven geen steun aan de verklaring van de verdachte en is er geen flesje cola aangetroffen in de auto van de verdachte.
Verwerping alternatief scenario
Voor de verklaring van de verdachte is geen begin van aannemelijkheid en het strookt niet met de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het alternatieve scenario dan ook niet geloofwaardig.
Tussenconclusie
Op grond van al het voornoemde bewijsmateriaal, in het bijzonder de informatie uit de telefoon van de verdachte, het DNA-spoor op de trekker en het patroonmagazijn van het vuurwapen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank er dan ook van overtuigd dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer heeft dood geschoten.
Opzet en voorbedachte raad
Voorts ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad heeft gehandeld. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord, gelet op alle feiten en omstandigheden, maar met name de uitgewisselde berichten tussen [schuilnaam medeverdachte] (de medeverdachte) en [schuilnaam verdachte] (de verdachte).
De plannen om het slachtoffer van het leven te beroven dateren van enkele weken voor diens daadwerkelijke overlijden. De verdachte heeft het slachtoffer, op de met de medeverdachte afgesproken dag, in de buurt van diens woning opgewacht en het vuur op hem geopend toen het slachtoffer om zijn woning liep. Het is duidelijk dat het slachtoffer dood moest, gelet op de plaatsen waar het slachtoffer in zijn lichaam is geraakt. Het handelen van verdachte getuigt van een weloverwogen beslissing om het slachtoffer te doden. Ook de voorbereiding van de verdachte, zoals het stelen van kentekenplaten om deze op de vluchtauto te kunnen bevestigen, onderstreept de gerichtheid en het planmatige van zijn handelen.
Medeplegen
Uit het berichtenverkeer tussen [schuilnaam medeverdachte] en [schuilnaam verdachte] blijkt dat zij in de weken voor de moord een prijs hebben afgesproken en daarna is er gesproken over de dag waarop de moord uitgevoerd diende te worden. Bij vonnis van heden is de medeverdachte aangemerkt als de persoon die gebruik maakt van de naam [schuilnaam medeverdachte] . Op de dag van de moord hebben de verdachte en de medeverdachte veelvuldig contact met elkaar gehad blijkens de berichten. Zo heeft de medeverdachte de ingang van de wijk in de gaten gehouden, om te zien wanneer het slachtoffer terugkeerde naar zijn woning en hebben de medeverdachte en de verdachte samen besproken wat de beste vluchtroute voor de verdachte zou zijn en van welke kant de politie zou komen. De medeverdachte heeft tot slot aangegeven op welk moment de verdachte toe diende te slaan. De Peugeot heeft een uur voor de schietpartij al nabij de woning van het slachtoffer geparkeerd gestaan. De verdachte is na het lossen van de schoten de - niet afgesloten - Peugeot weer ingesprongen en met hoge snelheid weggereden.
Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte het resultaat is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die erop was gericht het slachtoffer van het leven te beroven.