[medeverdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
thans gedetineerd in P.I. Krimpen aan den IJssel, te Krimpen aan den IJssel.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair impliciet primair en 3 primair impliciet primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege gelast en opgelegd de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren inhoudende – kort gezegd – een contactverbod met het slachtoffer en de nabestaanden. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) meermalen in de borst en/of de linkerschouder, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 3] op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft voormelde [medeverdachte 3] met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) meermalen in de borst en/of de linkerschouder, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 14 mei 2021 tot en met 25 mei 2021 te Zoetermeer en/of Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- een plattegrond van de woning te maken,
- die plattegrond te verstrekken aan die [medeverdachte 3],
- een mes te geven aan die [medeverdachte 3] en daarbij te zeggen dat die [medeverdachte 3] dit mes bij zich moest houden,
- die [medeverdachte 3] naar de woning te rijden, terwijl hij wist, althans rekening hield met de mogelijkheid, dat die [slachtoffer 1] in de woning was,
- die [medeverdachte 3] te vragen, met een/voornoemd mes naar de kamer van die [slachtoffer 1] te gaan
- niets te doen nadat hij, verdachte, zag dat die [medeverdachte 3] zijn arm omhoog deed, een soort stompbeweging maakte, die [slachtoffer 1] hoorde schreeuwen “gun me het leven” en die [medeverdachte 3]met bebloede kleding de kamer uit kwam.
- die [medeverdachte 3] van de plaats van het misdrijf te rijden en/of
- de messen en/of kleding weg te maken
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door
- die [slachtoffer 1] met een of meer mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), in de borst en/of de linkerschouder,
althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] te steken terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op/of omstreeks de periode van 14 mei 2021 tot en met 25 mei 2021 te Zoetermeer en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten (poging tot) moord / (gekwalificeerde) doodslag en/of zware mishandeling, (met voorbedachten rade), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten een auto, een mes, en/of informatie over en/of een plattegrond van de woning, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, hebbende hij verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm, beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] (met kracht) met een (scheer)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de (linker onder)arm gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in verenging met anderen of een ander, althans alleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) steekwond/snijwond in de (linker onder)arm en/of een blijvend litteken heeft toegebracht, hebbende hij verdachte en/of één of aleer van zijn mededader(s) opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (met kracht) met een (scheer)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer 2] in de (linker onder)arm gestoken en/of gesneden;
3.
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende hij verdachte en/of één of meer van zijn mededaders die [slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal met kracht op/tegen het hoofd/gezicht gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] heeft mishandeld, hebbende hij verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal met kracht op/tegen het hoofd/gezicht gestompt en/of geslagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 primair impliciet primair en 3 primair impliciet primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van tbs met bevel tot verpleging van overheidswege zal worden opgelegd.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in elk gevalopzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of
(een of meer van)zijn mededader
(s)met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,met een
of meermes
(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en)meermalen in de borst en
/ofde linkerschouder
, althans het bovenlichaamvan die [slachtoffer 1] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op
of omstreeks25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade
, in elk geval opzettelijk,een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, hebbende hij verdachte
en/of één
of meervan zijn mededader(s) met dat opzet en
al dan nietna kalm, beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2]
(met kracht)met een
(scheer
)mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerpin de
(linker onder
)arm
gestoken en/ofgesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks25 mei 2021 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende
hij verdachte en/oféén
of meervan zijn mededaders die [slachtoffer 2] meermalen,
althans éénmaalmet kracht
op/tegen het hoofd
/gezichtgestompt
en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast.
Op dinsdag 25 mei 2021 werden diverse politie-eenheden verzocht naar de [adres plaats delict] te Rotterdam te gaan. Op dit adres zou een steekpartij met verscheidene slachtoffers hebben plaatsgevonden. In de woning werden [slachtoffer 2] en haar zoon [slachtoffer 1] aangetroffen. [slachtoffer 1] is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. [slachtoffer 2] bleek onder andere ernstig gewond geraakt aan haar linker onderarm.
[medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en de verdachte hebben bij de politie bekend dat zij op 25 mei 2021 bij de woning aan de [adres plaats delict] naar binnen zijn gegaan.
Voorafgaande gebeurtenissen
Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte en de destijds 16-jarige dochter van [slachtoffer 2], [medeverdachte 4], een geheime liefdesrelatie hadden en dat [slachtoffer 2] hiervan door [slachtoffer 1] op de hoogte is gesteld, waarna [slachtoffer 2] ieder verder contact tussen de verdachte en [medeverdachte 4] heeft verboden. Enkele dagen voor het steekincident heeft [medeverdachte 4] de verdachte gevraagd om haar moeder te laten schrikken door middel van een overval, zodat zij meer vrijheden zou krijgen. De verdachte heeft in de dagen daarna verscheidene jongens gevraagd om hem daarbij te helpen. Uiteindelijk zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met de verdachte meegegaan. De verdachte heeft hen in de ochtend van 25 mei 2021 met een auto vanuit Zoetermeer naar de woning in Rotterdam gebracht. Zij zijn eerst nog naar het huis van de verdachte gereden om iets op te halen. [medeverdachte 3] heeft daar over verklaard dat de verdachte in zijn woning een mes heeft gepakt, dat hij dit mes aan [medeverdachte 3] heeft gegeven en dat [medeverdachte 3] dit mes in zijn broeksband heeft gestopt. Vanaf de woning van de verdachte zijn zij vervolgens naar het stageadres van [medeverdachte 4] gereden om de huissleutel van de woning op te halen. Daarna zijn zij naar de woning aan de [adres plaats delict] gereden.
Wat is er in de woning gebeurd?
De verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn gezamenlijk de woning binnengegaan. [slachtoffer 2] zat in de woonkamer en [slachtoffer 1] lag in zijn slaapkamer in bed. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij direct na binnenkomst de kamer van [slachtoffer 1] ingestuurd werd door de verdachte en zag dat [slachtoffer 1] thuis was. [medeverdachte 3] heeft meteen op [slachtoffer 1] ingestoken met het mes dat hij kort daarvoor van de verdachte had gekregen. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] is blijven steken, ook toen [slachtoffer 1] gewond uit bed was gevallen en geen weerstand meer bood. Toen [medeverdachte 3] dacht te zien dat [slachtoffer 1] stervende was, heeft hij [slachtoffer 1] nog een aantal keren in de borst gestoken, naar eigen zeggen zodat [slachtoffer 1] niet langer zou lijden. Uit het pathologisch onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 14 juni 2021 is gebleken dat [slachtoffer 1] achttien steekletsels en zestien snijletsels had. Als gevolg van die steekletsels is [slachtoffer 1] komen te overlijden.
[slachtoffer 2] is in de woning meermaals tegen het hoofd geslagen en vervolgens in haar onderarm gesneden. [medeverdachte 2] heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] meermaals op haar hoofd heeft geslagen, terwijl hij (airsoft)handschoenen met verstevigde knokkels droeg.
Over de vraag wie [slachtoffer 2] in haar onderarm heeft gesneden lopen de verklaringen uiteen. De verdachte ontkent enige betrokkenheid te hebben gehad bij het geweld tegen [slachtoffer 2]. Hij zou het grootste deel van de tijd in shock in de gang hebben gestaan met zijn rug naar de woonkamer toe.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat enkel de lange dunne jongen – het hof begrijpt [medeverdachte 2] - in haar buurt is geweest. Zij heeft verklaard dat zij zeker weet dat de bolle jongen, (het hof begrijpt de verdachte), niet bij haar in de buurt is geweest. Het hof volgt de verklaring van [slachtoffer 2] op dit punt niet. Dat verdachte niet bij [slachtoffer 2] in de buurt is geweest, komt immers niet overeen met het objectieve forensische bewijs in het dossier. Door het NFI is onderzoek gedaan naar de schoenspoorafdrukken die in de woonkamer zijn aangetroffen. Schoenspoor 34 is aangetroffen in de directe nabijheid van de bank waarop [slachtoffer 2] zich bevond toen het geweld tegen haar werd gepleegd. De tenen van schoenspoor 34 wijzen volgens het onderzoek richting de televisie en daarmee schuin in de richting van [slachtoffer 2] (in de lengterichting van de bank waarop zij zat). Schoenspoor 38 is aangetroffen nabij het televisiemeubel. De tenen van schoenspoor 38 wijzen richting de deur(opening) die toegang geeft tot de gang. Deze schoenspoorafdrukken zijn vergeleken met de schoenen van de verdachte en de schoenen van [medeverdachte 2]. De bevindingen van het onderzoek van het NFI zijn veel waarschijnlijker onder de hypothese dat schoensporen 34 en 38 gezet zijn met de schoen van de verdachte dan wanneer deze gezet zouden zijn met een willekeurige schoen uit het Nederlandse straatbeeld. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte — anders dan hij en [slachtoffer 2] verklaren — wel degelijk in de directe nabijheid van [slachtoffer 2] heeft gestaan. Het voorgaande maakt dat het hof voorbij gaat aan het deel van de verklaring van [slachtoffer 2] dat “de dikke jongen” — de verdachte — niet in haar buurt is geweest, nu dit niet verenigbaar is met de bevindingen van het NFI ten aanzien van de schoenspoorafdrukken.
Met betrekking tot het snijden in de arm:
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] verklaren beiden dat de verdachte degene is geweest die in de arm van [slachtoffer 2] heeft gesneden. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte naar de kamer van [medeverdachte 4] liep, dat hij terug kwam lopen met een scheermesje in zijn hand en dat hij daarmee naar [slachtoffer 2] liep. Hij zag vervolgens dat de verdachte de pols vastpakte en sneed.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdachte het scheermesje in zijn handen wilde drukken, waarop [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij het niet wilde doen, waarna de verdachte vervolgens terug de woonkamer in is gelopen.
Deze rolverdeling wordt bevestigd door getuigen die de verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] de middag na het incident hebben gesproken. [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die middag hetzelfde verhaal vertelden over hoe het was gegaan, namelijk dat [medeverdachte 3] de jongen had neergestoken, [medeverdachte 2] de moeder had geslagen en de verdachte haar had opengesneden. De verdachte vertelde dat hij de arm gepakt had en met het scheermes de pols doorgesneden had vanaf de pols richting de elleboog. Hij zei dat hij het bot kon zien zitten en deed ook voor hoe hij sneed. Ook [getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte vertelde dat hij de polsen van [slachtoffer 2] had doorgesneden en dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] had geslagen.
Het voorgaande maakt dat het hof ook voorbij gaat aan dat deel van de verklaring van [slachtoffer 2] dat het “de lange dunne jongen” — [medeverdachte 2] — is geweest die in haar arm heeft gesneden.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat vast is komen te staan dat [medeverdachte 3] [slachtoffer 1] heeft neergestoken, dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] heeft geslagen met handschoenen met verstevigde knokkels en dat de verdachte [slachtoffer 2] daarna met een scheermes in haar onderarm heeft gesneden.
Betrouwbaarheidsverweren
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – kort en zakelijk weergegeven - overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] onbetrouwbaar zijn en dat het aannemelijk is dat er sprake is van besmetting en afstemming. Deze verklaringen kunnen dan ook niet voor het bewijs worden gebruikt, aldus de raadsman. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de getuigenverklaringen van de jongens uit de vriendenkring van de verdachte en de medeverdachten onbetrouwbaar zijn en gelet op de inhoudelijke discrepanties uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
Het hof stelt voorop dat een (belastende) verklaring van een medeverdachte kritisch en soms met terughoudendheid moet worden bekeken. Het hof is echter van oordeel dat [medeverdachte 3], op het moment dat hij een verklaring af is gaan leggen, op essentiële onderdelen consistent heeft verklaard. Voorts neemt het hof in aanmerking dat [medeverdachte 3] in zijn verklaringen ook zichzelf behoorlijk heeft belast.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, ziet het hof voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] voornoemd, omtrent wat zij de dag van het incident van de verdachte en de medeverdachten hebben gehoord over wat er gebeurd zou zijn. Zij verklaren daarover duidelijk en consistent.
Tevens sluiten de verklaringen van [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en de getuigen [getuige 2] en [getuige 1], omtrent het feit dat de verdachte [slachtoffer 2] in haar arm heeft gesneden, aan bij de overige bewijsmiddelen, waaronder het objectieve forensische bewijs. Het hof acht de verklaringen derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De betrouwbaarheidsverweren van de raadsman worden derhalve verworpen.
Ten aanzien van feit 2 en 3
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat de verdachte hem voor 25 mei 2021 heeft verteld dat hij [slachtoffer 2] total loss wilde slaan en hem heeft gevraagd mee te gaan naar de woning. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdachte in eerste instantie tegen hem had gezegd dat hij [slachtoffer 2] dood wilde maken. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat de verdachte ook hem mee had gevraagd om [slachtoffer 2] “van kant te maken”. [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] vertelde dat hij een scheermes langs de polsen wilde halen, zodat het op zelfmoord zou lijken.
Het hof stelt voorts vast dat op de telefoon van verdachte op 14 mei 2021 en 17 mei 2021 verschillende zoektermen in Google zijn ingevoerd, waaronder: ‘moord met voorbedachten rade’, ‘moord’, en ‘how to sharpen a knife’. De verklaring die verdachte desgevraagd daarvoor heeft gegeven acht het hof niet aannemelijk.
Daarnaast heeft de verdachte voorafgaand aan het steekincident een plattegrond gemaakt van de woning en aan [medeverdachte 3] laten zien hoe de woning er van binnen uit zag, waarop de plaats waar [slachtoffer 2] zich zou bevinden was aangeduid. [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat hij in de auto onderweg naar de woning van [slachtoffer 2] heeft gevraagd wat de bedoeling was. De verdachte heeft daarop volgens [medeverdachte 3] geantwoord dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] knock-out zou slaan waarna de verdachte [slachtoffer 2] in de polsen zou snijden om het op zelfmoord te laten lijken. Ook bij de raadsheer-commissaris verklaart [medeverdachte 3] dat er besproken was dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] zou slaan en dat de verdachte met het klaargelegde scheermesje de polsen zou doorsnijden.
Het hof is van oordeel dat uit de feiten en omstandigheden, zoals die hierboven zijn weergegeven, volgt dat de verdachte en de medeverdachten het vooropgezette plan hadden om [slachtoffer 2] te mishandelen en vervolgens van het leven te beroven. De verdachte had alle gelegenheid na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, maar heeft geen andere afweging gemaakt. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachte en/of de medeverdachten zouden hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte ten aanzien van feit 2 en 3 met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat dit bestanddeel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 2 en 3 tenlastegelegde het volgende af.
Zoals hiervoor overwogen volgt uit het dossier dat er vooraf een plan is gemaakt om [slachtoffer 2] te mishandelen en van het leven te beroven. Er zijn afspraken gemaakt over ieders rol en de verdachte en de medeverdachten zijn gezamenlijk naar de woning aan de [adres plaats delict] gegaan. Zij zijn gedrieën naar binnen gegaan. [medeverdachte 3] heeft vooraf een mes gekregen van de verdachte en is meteen door verdachte naar de kamer van [slachtoffer 1] gestuurd, [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 2] vervolgens meermalen met kracht tegen het hoofd geslagen terwijl hij op de knokkels verstevigde handschoenen droeg. [slachtoffer 2] was daardoor minder weerbaar, waardoor [medeverdachte 2] het naar het oordeel van het hof voor de verdachte makkelijker heeft gemaakt om met een scheermes in de arm van [slachtoffer 2] te snijden, zonder dat er van de zijde van [slachtoffer 2] (veel) verzet werd of kon worden gepleegd.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten door de verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten zijn uitgevoerd, naar aanleiding van een gezamenlijk plan.
Conclusie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten, te weten medeplegen van poging tot moord en medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Ten aanzien van feit 1 primair
Voorbedachte raad
Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] met voorbedachten rade is gedood. De verdachte en de medeverdachten hebben verklaard dat zij niet hadden verwacht dat [slachtoffer 1] thuis zou zijn. Voorts blijkt uit het dossier niet dat er vooraf door [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en de verdachte besproken is dat [slachtoffer 1] om het leven gebracht zou moeten worden. Er is uitsluitend gesproken over [slachtoffer 2]. Het hof acht daarom aannemelijk dat [medeverdachte 3] [slachtoffer 1] in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling met een mes heeft gestoken toen hij hem in zijn slaapkamer aantrof.
Medeplegen en opzet
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte enige strafrechtelijke aansprakelijkheid draagt voor de dood van [slachtoffer 1]. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte is, zoals hiervoor overwogen, samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met het voornemen om ernstig geweld te gebruiken tegen [slachtoffer 2] naar de woning aan de [adres plaats delict] te Rotterdam toegegaan. Voordat zij naar die woning gingen, heeft de verdachte bij hem thuis een mes opgehaald en dat aan [medeverdachte 3] gegeven en gezegd dat [medeverdachte 3] het mes bij zich moest houden. [medeverdachte 3] heeft het mes vervolgens tussen zijn broeksband gestopt. Bij binnenkomst in de woning heeft de verdachte [medeverdachte 3] vervolgens, voorzien van dat mes, meteen de kamer van [slachtoffer 1] ingestuurd. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet wist dat [slachtoffer 1] thuis was, maar had naar zijn zeggen van [medeverdachte 4] gehoord dat haar moeder desgevraagd had gezegd dat [slachtoffer 1] waarschijnlijk aan het werk was.
De verdachte kon gelet op die mededeling van [medeverdachte 4], naar het oordeel van het hof, derhalve niet zeker weten of [slachtoffer 1] wel of niet thuis zou zijn. Voorts neemt het hof in aanmerking dat de verdachte tegen [medeverdachte 4] een dag na het incident in een telefoongesprek heeft gezegd: “Niemand kan goed praten wat [medeverdachte 3] heeft gedaan. (…) Kijk want we hebben duidelijk beide gezegd, een klap een stoot is genoeg”. Het hof leidt uit het voorgaande af dat de verdachte er rekening mee hield dat [slachtoffer 1] thuis zou kunnen zijn.
Door [medeverdachte 3] gewapend met een mes de kamer van [slachtoffer 1] in te sturen, ook al wist de verdachte niet zeker of [slachtoffer 1] thuis zou zijn, is het hof van oordeel dat het gebruik van geweld als mogelijkheid — bijvoorbeeld ‘in geval van nood’ — tegen [slachtoffer 1] in het gezamenlijk plan besloten lag. De verdachte kon er immers vanuit gaan dat iemand die in zijn eigen woning wordt overvallen door een onbekende, zich zal gaan verzetten, waarbij geweld met het mes niet is uit te sluiten.
Hoewel het toegepaste geweld tegen [slachtoffer 1] misschien niet expliciet of direct in het originele plan besloten lag, overweegt het hof dat de samenwerking na overschrijding van het oorspronkelijke plan desondanks is voortgezet. Op het moment dat de verdachte [medeverdachte 3] de kamer van [slachtoffer 1] instuurde, zag hij dat [slachtoffer 1] in bed lag en zag hij vervolgens dat [medeverdachte 3] bewegingen maakte met zijn hand. Vervolgens heeft verdachte het plan voortgezet en is [slachtoffer 2] alsnog geslagen en met het scheermes in haar arm gesneden, dit terwijl [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] nog had horen roepen “gun mij het leven”.
Het hof concludeert gelet op het hiervoor overwogene in onderling verband bezien dat de verdachte de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dat [medeverdachte 3] het steekwapen zou gaan gebruiken en potentieel dodelijk geweld zou gebruiken tegen [slachtoffer 1]. Verdachte heeft niet ingegrepen, heeft niet geprobeerd verdere escalatie te voorkomen, maar heeft het originele plan voortgezet. Derhalve is naar het oordeel van het hof sprake van voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van [slachtoffer 1].
Gelet op het samenstel van gedragingen van de verdachte voorafgaand en na het incident, is het hof voorts van oordeel dat de verdachte aan die doodslag een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd, zodat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1].
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan om – indien het hof de verklaring van [slachtoffer 2] met betrekking tot de identiteit van de dader die haar gesneden heeft opzij schuift – [slachtoffer 2] als getuige bij de raadsheer-commissaris te doen horen.
Het hof wijst dit verzoek af, nu het hof zich voldoende geïnformeerd acht en derhalve de noodzaak tot het horen van [slachtoffer 2] als getuige het hof niet is gebleken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde levert op: