ECLI:NL:RBROT:2024:13071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
ROT 24/1427
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van het gebruik van versterkte muziek en straatorkest bij manifestatie op grond van de Wet openbare manifestaties

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2024, wordt het beroep van [naam 1] tegen de burgemeester van de gemeente Goeree-Overflakkee beoordeeld. [naam 1] had een manifestatie gemeld, maar de burgemeester legde beperkingen op het gebruik van versterkte muziek en een straatorkest op grond van artikel 5 van de Wet openbare manifestaties (Wom). De burgemeester verklaarde het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang, omdat de manifestatie al had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt echter dat [naam 1] wel degelijk procesbelang heeft, aangezien de beperking van het gebruik van muziek en een straatorkest invloed heeft op toekomstige manifestaties. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de burgemeester op om opnieuw inhoudelijk op het bezwaar van [naam 1] te beslissen. De rechtbank benadrukt dat het recht op manifestatie en de beoordeling van de rechtmatigheid van de opgelegde beperkingen van groot maatschappelijk belang zijn. De burgemeester moet binnen twaalf weken een nieuw besluit nemen en het griffierecht van € 371,- aan [naam 1] vergoeden. De rechtbank concludeert dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de beperking gerechtvaardigd was, en dat er meer duidelijkheid moet komen over de feiten en de redenen voor de beperking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/1427

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[naam 1], uit [plaatsnaam], hierna: [naam 1],

gemachtigde: mr. E.P. Koevoets,
en

de burgemeester van de gemeente Goeree-Overflakkee, hierna: de burgemeester,

gemachtigde: mr. R. van Achteren.

Procedure

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [naam 1] tegen de beperking door de burgemeester op grond van artikel 5 van de Wet openbare manifestaties (Wom) van een door haar gemelde manifestatie.
1.1.
Met het besluit van 25 augustus 2023 [naam 1] aan de door [naam 1] gemelde manifestatie op grond van artikel 5 van de Wom onder meer de voorwaarde verbonden dat geen versterkte muziek of straatorkest wordt gebruikt (het primaire besluit). Met het besluit van 21 december 2023 op het bezwaar van [naam 1] heeft de burgemeester het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van procesbelang (het bestreden besluit).
1.2.
[naam 1] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van [naam 1], vergezeld van [naam 2], en de gemachtigde van de burgemeester.

Het geschil

2. Op 8 september 2023 heeft de gemeente een vrijwilligersfestival georganiseerd aan de achterzijde van het gemeentehuis aan [adres] voor inwoners die zich in de gemeente inzetten als vrijwilliger. Op 15 augustus 2023 heeft [naam 1] overeenkomstig de meldplicht in de gemeentelijke verordening op grond van de Wom een (tegen)manifestatie bij dit evenement gemeld. [naam 1] is het niet eens met de wijze waarop de gemeente vrijwilligers en uitkeringsgerechtigden inzet als chauffeurs op busjes voor personenvervoer: zij meent dat hierdoor sprake is van verdringing van betaald werk. Gemeld is dat de manifestatie op de [locatie] zal plaatsvinden tussen 16.00 en 18.00 uur en dat gebruik zal worden gemaakt van sprekers met microfoons op een podium, versterkte muziek en een straatorkest.
3. Met het primaire besluit van 25 augustus 2023 heeft de burgemeester voor de manifestatie van [naam 1] het parkeerterrein achter de [naam school] (basisschool) aangewezen schuin tegenover de voorzijde van het gemeentehuis en met toepassing van artikel 5 van de Wom bepaald dat bij de manifestatie geen gebruik mag worden gemaakt van versterkte muziek en/of een straatorkest. Reden voor deze beperking is volgens verweerder in dit besluit de openbare orde: “Er is een evenementenvergunning verleend voor een vrijwilligersfestival op 8 september 2023. Het is niet de bedoeling dat twee podia tegen elkaar ingaan met muziek, dit is voor de scholen, bedrijven en omwonenden van [adres] onevenredig belastend. Ook zit er op de [locatie], tegenover het gemeentehuis te Middelharnis, een opvanglocatie voor vluchtelingen uit Oekraïne Deze mensen wonen naast het parkeerterrein van de [naam school]. Ook voor hen zou het onevenredig belastend zijn als er versterkte muziek en een straatorkest komt te staan.”
4. Met het bestreden besluit van 21 december 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van [naam 1] tegen het primaire besluit, onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften van 18 december 2023, niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang bij een beoordeling van dit bezwaar. De burgemeester heeft erop gewezen dat ten tijde van het indienen van het bezwaar de manifestatie door [naam 1] al had plaatsgevonden en dat dus het resultaat dat met het bezwaar wordt nagestreefd, niet meer kan worden bereikt. In (reputatie)schade heeft de burgemeester geen procesbelang gezien, nu niet aannemelijk is gemaakt dat schade is geleden.
5. [naam 1] voert in beroep tegen het bestreden besluit aan wel procesbelang te hebben bij een inhoudelijk oordeel over haar bezwaar. Zij is het niet eens met de door de burgemeester gestelde beperking ten aanzien van het gebruik van muziek en/of een straatorkest en stelt belang te hebben bij een oordeel over de rechtmatigheid daarvan, alleen al omdat verweerder jaarlijks een vrijwilligersfestival organiseert, het beleid van verweerder op het punt van de inzet van vrijwilligers niet is gewijzigd en [naam 1] onveranderd strijdt tegen verdringing van arbeidsplaatsen door inzet van vrijwilligers en uitkeringsgerechtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft [naam 1] nog procesbelang?
6. Het is vaste rechtspraak dat een bestuursorgaan of de bestuursrechter niet gehouden is een inhoudelijk oordeel te geven in een procedure die uitsluitend nog wordt gevoerd om principiële redenen. Degene die de procedure voert en een inhoudelijk oordeel verlangt, moet aannemelijk maken dat dat oordeel feitelijk betekenis kan hebben voor zijn of haar rechtspositie (procesbelang). Het willen verkrijgen van een proceskostenvergoeding is onvoldoende. Wel kan procesbelang zijn gelegen in relevantie voor de inhoudelijke beoordeling van toekomstige aanvragen van de betrokkene. Het aanwezig zijn van procesbelang wordt ambtshalve beoordeeld. Zie in dit verband de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1298, 5 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2024:2323, en 24 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3003.
7. De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] procesbelang heeft bij een beoordeling van het verbod door verweerder op het gebruik van versterkte muziek en/of een straatorkest voor in de toekomst te organiseren manifestaties in de gemeente Goeree-Overflakkee of elders. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt. De relevante regels zijn vermeld in de bijlage bij de uitspraak.
7.1.
Gelet op de toelichting die [naam 1] ter zitting heeft gegeven, merkt de rechtbank de versterkte muziek en/of straatorkest aan als onderdeel van de door [naam 1] in Goeree-Overflakkee georganiseerde en te organiseren manifestaties tegen de inzet van vrijwilligers en uitkeringsgerechtigden. [naam 1] heeft toegelicht dat de versterkte muziek en/of het straatorkest bijdraagt aan het trekken en vasthouden van aandacht voor de uit te dragen boodschap en dat de boodschap ook als zodanig wordt uitgedragen in de met muziek te brengen liederen (met bijvoorbeeld de schurende tekst “Fuck the Participatiewet”). Beperking van de gekozen vorm van een manifestatie die daaraan functioneel is en om die reden onder het grondrecht van manifestatie valt, betekent beperking van dat grondrecht.
7.2.
In de uitspraak van 6 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4479, heeft de Afdeling overwegingen gewijd aan het procesbelang bij zaken over een verbod op of beperkingen gesteld aan een demonstratie. Het ging in die zaak om een termijn waarbinnen niet met landbouwvoertuigen mocht worden gedemonstreerd die ten tijde van de behandeling van de zaak al lang was verlopen. Toch beantwoordt de Afdeling de vraag naar het procesbelang in hoger beroep bevestigend. De Afdeling overweegt daartoe dat besluiten die beperkingen aan demonstraties stellen, betrekking hebben op de uitoefening van een grondrecht en er meestal weinig tijd ligt tussen het besluit zelf en de demonstratie waar het besluit betrekking op heeft. Het zal dus vaak voorkomen dat een demonstratie al voorbij is voordat een partij het besluit door de rechter ten gronde kan laten toetsen. Een oordeel van de rechter is van belang voor demonstranten en initiatiefnemende organisaties om duidelijkheid te krijgen of die beperkingen terecht waren en daarmee ook een indicatie te hebben of zulke beperkingen bij toekomstige demonstraties toelaatbaar zijn. Dat oordeel is, mede met het oog op het algemeen belang en eventuele individuele belangen van derden, volgens de Afdeling ook voor het bestuur van belang, om zo te weten welke beperkingen het wel of niet aan demonstraties mag stellen. Op die manier wordt ook voldaan aan het recht op een effectief rechtsmiddel van artikel 13 van het EVRM, aldus de Afdeling. De Afdeling voegt daar voor het beoordeelde geval nog aan toe dat niet onwaarschijnlijk is dat de organisatie achter deze demonstratie ook in de toekomst zal willen demonsteren tegen in haar ogen ongunstig beleid.
7.3.
Uit de onder 7.2 weergegeven uitspraak van de Afdeling volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het grote maatschappelijke gewicht dat toekomt aan een beoordeling van de rechtmatigheid van de beperking van het grondrecht van manifestatie, maakt dat bij de vraag naar procesbelang minder zwaar wordt getild aan de vaststelling dat de organisator van de demonstratie een concreet plan heeft om precies diezelfde manifestatie op dezelfde plaats te organiseren. Het belang dat de Afdeling hieraan hechtte in een eerdere, door de burgemeester aangehaalde uitspraak van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1439, kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet langer doorslaggevend worden geacht. Beoordeeld naar de meest recente maatstaf had en heeft [naam 1] procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar tegen de beperking van het ten gehore brengen van muziek en/of gebruik van een straatorkest bij te organiseren manifestaties in Goeree-Overflakkee. Daarbij betrekt de rechtbank dat [naam 1] onweersproken heeft gesteld dat het gemeentelijk beleid op het punt van inzet van vrijwilligers en uitkeringsgerechtigden en de inzet van [naam 1] tegen verdringing van arbeidsplaatsen ongewijzigd zijn, zodat toekomstige manifestaties van [naam 1] in de gemeente Goeree-Overflakkee niet onaannemelijk zijn. Onder deze omstandigheden doet het feit dat het vrijwilligersfestival in de gemeente Goeree-Overflakkee nu op een andere locatie en intern wordt georganiseerd, aan het procesbelang van [naam 1] bij een inhoudelijk oordeel over de oplegde beperking niet af.
8. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit waarin de burgemeester het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang, in rechte geen stand kan houden. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.
Inhoudelijk oordeel over de opgelegde beperking
9. [naam 1] heeft de rechtbank verzocht het geschil finaal de beslechten en een inhoudelijk oordeel te geven over de door de burgemeester opgelegde beperkingen. De burgemeester heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is naar aanleiding van de bespreking op de zitting tot het oordeel gekomen dat het geschil zich in dit stadium niet leent voor een inhoudelijke beoordeling door de rechtbank en ook niet voor een bestuurlijke lus. De rechtbank volstaat daarom met de vernietiging van het bestreden besluit. De burgemeester zal opnieuw op het bezwaar moeten beslissen. De reden daarvoor is dat de feiten in de zaak en de gronden van verweerder om de beperking te stellen, onvoldoende duidelijk zijn.
9.1.
Naar de rechtbank begrijpt uit wat de burgemeester in het verweerschrift van 21 november 2024 en ter zitting heeft aangevoerd, deden de redenen die de burgemeester in het primaire besluit heeft aangevoerd, niet of nauwelijks ter zake. Het vrijwilligersfestival maakte tussen 16.00 uur en 18.00 uur geen gebruik van muziek, zodat van tegen elkaar ingaande podia geen sprake zou zijn. Ook was het gebruik van muziek door [naam 1] volgens de burgemeester ter zitting niet onevenredig belastend voor de omliggende scholen of de naastgelegen vluchtelingenopvang. De burgemeester heeft verklaard met toepassing van de Wom de beperking met name te hebben gesteld vanwege de vrees voor wanordelijkheden als het straatorkest ‘Firma Ongeregeld’ zou optreden bij het vrijwilligersfestival. Er was volgens de burgemeester op verzoek van vrijwilligers voor gekozen het evenement tussen 16.00 uur en 18.00 uur rustig en zonder muziek te laten plaatsvinden. Berichten op sociale media en uitingen richting de gemeente door (leden van) dit straatorkest voorafgaand aan de melding van de [naam 1]-manifestatie, als ook de reacties daarop, waren volgens de burgemeester aanleiding om ter bescherming van de openbare orde een optreden van dit straatorkest te beperken, dit in samenspraak met de politie. [naam 1] heeft ter zitting aangegeven vaker met het straatorkest ‘Firma Ongeregeld’ samen te werken. Over de rol van het straatorkest, de dreigende onrust en de afwegingen die de burgemeester in dit verband over de [naam 1]-manifestatie heeft gemaakt, bevat het dossier echter (nog) onvoldoende informatie.
Met het oog op de feitenvaststelling en de functie van heroverweging kan een beslissing op het bezwaar niet gemist worden. De rechtbank ziet daarom geen ruimte de zaak inhoudelijk te beoordelen. De burgemeester zal in bezwaar de feiten inzichtelijk moeten maken en aan de hand van de eisen van artikel 5 van de Wom moeten motiveren dat een beperking gerechtvaardigd is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit waarin de burgemeester het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk heeft verklaard, niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt dat besluit en draagt de burgemeester op opnieuw en nu inhoudelijk op het bezwaar van [naam 1] te beslissen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank bepaalt de termijn hiervoor op twaalf weken.
11. Omdat het beroep gegrond is, moet de burgemeester het door [naam 1] betaalde griffierecht aan haar vergoeden (€ 371,-). [naam 1] krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten, nu niet is gebleken van proceskosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. [naam 1] heeft voor de procedure gebruik gemaakt van een van haar eigen advocaten. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan een vergoeding van proceskosten alleen betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Een eigen advocaat kwalificeert niet als een derde (Hoge Raad 13 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1319, r.o. 2.4.1, en Gerechtshof Amsterdam 24 januari 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:259, r.o. 6).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt de burgemeester op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw, inhoudelijk besluit op het bezwaar van [naam 1] te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 371,- aan [naam 1] moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Lammerse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante regels

EVRMArtikel 11 Vrijheid van vergadering en vereniging
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.
2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat.
Artikel 13 Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel
Een ieder wiens rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie, ook indien deze schending is begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie.
Grondwet
Artikel 9
1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Wet openbare manifestaties
Artikel 2
De bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Artikel 5
1. De burgemeester kan naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.
2. Een verbod kan slechts worden gegeven indien:
a. de vereiste kennisgeving niet tijdig is gedaan,
b. de vereiste gegevens niet tijdig zijn verstrekt:
c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.