In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 februari 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 maart 2022 de WOZ-waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.093.000,- per 1 januari 2021. Eiseres, eigenaar van de woning, had deze woning op 1 december 2020 gekocht voor € 1.125.000,-. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld en dat het beroep ongegrond is. Eiseres had ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn is overschreden en kent eiseres een schadevergoeding van € 1.000,- toe, te betalen door de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden. De rechtbank wijst ook de vergoeding van het griffierecht en proceskosten toe aan eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke verzendadministratie en de criteria voor het vaststellen van de WOZ-waarde.