ECLI:NL:RBROT:2024:11746

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
ROT 23/6539
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een horecagelegenheid na schietincident en de proportionaliteit van de sluitingstermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de sluiting van zijn horecagelegenheid, [naam café], voor drie maanden behandeld. De sluiting volgde op een schietincident op 25 februari 2023, waarbij twee bezoekers ernstig gewond raakten. De burgemeester van Rotterdam had de horecagelegenheid aanvankelijk voor twee weken gesloten, maar besloot na een bestuurlijke rapportage en een zienswijze van eiser om de sluiting te verlengen tot drie maanden. Eiser betwistte de sluiting en stelde dat de burgemeester niet bevoegd was om deze maatregel te nemen, en dat de sluiting niet evenredig was gezien de omstandigheden.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de horecagelegenheid te sluiten, maar dat de duur van de sluiting van drie maanden niet evenwichtig was. De rechtbank concludeert dat er geen gevaar voor herhaling bestond, aangezien de dader was opgepakt en eiser geen verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het sluitingsbesluit, waarbij wordt bepaald dat de horecagelegenheid slechts voor de periode van 26 februari 2023 tot 31 maart 2023 gesloten mocht zijn. Eiser krijgt zijn griffierecht terug en een vergoeding voor proceskosten in bezwaar en beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6539

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [naam café], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de sluiting voor drie maanden van horeca-inrichting [naam café], [adres] (het café).
1.1.
Hangende bezwaar heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening [1] te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 31 maart 2023 toegewezen. [2]
1.2.
Met het bestreden besluit van 17 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij het besluit tot sluiting gebleven.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.5.
Zoals besproken op de zitting heeft de burgemeester na de zitting een kopie van de Horecanota Rotterdam 2017-2021 (Horecanota) overgelegd.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 25 februari 2023 heeft een schietincident plaatsgevonden bij het café, waarbij één bezoeker in het café in zijn rug is geschoten en een andere bezoeker op het terras in zijn hoofd is geschoten. Beide bezoekers zijn als gevolg hiervan ernstig gewond geraakt. De politie heeft de burgemeester van dit schietincident met een bestuurlijke rapportage van 26 februari 2023 op de hoogte gesteld. De dader is kort na het incident aangehouden. De burgemeester heeft met het besluit van 26 februari 2023 het café voor de duur van twee weken gesloten (spoedsluiting). Op 28 februari 2023 heeft de politie de definitieve bestuurlijke rapportage van het incident aan de burgemeester gestuurd. Op 7 maart 2023 heeft eiser een zienswijze ingediend. Met het besluit van 10 maart 2023 heeft de burgemeester het café voor de duur van drie maanden gesloten (sluitingsbesluit). De twee weken van de spoedsluiting zijn inbegrepen in de drie maanden. De burgemeester heeft zich in het sluitingsbesluit, onder verwijzing naar de Horecanota, op het standpunt gesteld dat de openbare orde en het woon- en leefklimaat dusdanig ernstig zijn verstoord dat de heropening na twee weken niet verantwoord is. Een sluiting van drie maanden is na dit ernstig geweldsincident noodzakelijk en proportioneel om de openbare orde te herstellen, het woon- en leefklimaat te beschermen en herhaling te voorkomen. Daarbij spelen met name de ernst van het incident (levensbedreigende verwonding) en de impact op de omgeving (bezoekers en omstanders aanwezig bij incident) een rol. Dat de dader is opgepakt, laat de verstoring van de openbare orde onverlet. Ook het ontbreken van verwijtbaarheid van de exploitant doet geen afbreuk aan de aantasting van de openbare orde. Tot slot heeft de burgemeester er op gewezen dat het café in een veiligheidsrisicogebied ligt en dat in de wijk waar het café ligt (Feijenoord) een speciaal team voor excessief geweld actief is.
2.1.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht het sluitingsbesluit te schorsen hangende bezwaar. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft geoordeeld dat in het sluitingsbesluit onvoldoende is gemotiveerd waarom in dit concrete geval niet met een kortere sluiting dan drie maanden is volstaan, gelet op de in de Horecanota gegeven mogelijkheid daartoe. Als gevolg van de uitspraak van de voorzieningenrechter is het café vanaf 31 maart 2023 opengesteld, in ieder geval tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
2.2.
De burgemeester heeft vervolgens het bestreden besluit genomen. Daarin heeft hij besloten, in afwijking van het advies van de algemene bezwaaradviescommissie [3] (bezwaaradviescommissie) van 8 juni 2023, dat het bezwaar tegen het sluitingsbesluit ongegrond is. Daartoe heeft de burgemeester aanvullend gemotiveerd dat de openbare orde op 10 maart 2023 nog niet was hersteld en het ernstig verstoorde woon- en leefklimaat verder herstel behoefde. Hij ziet daarom geen aanleiding om af te zien van het sluitingsbesluit of om in afwijking van het beleid (de Horecanota) te volstaan met een kortere vervolgsluiting. De burgemeester heeft de volgende omstandigheden van belang geacht:
  • Dat geen gevaar voor herhaling bestaat (de schutter is kort na het schietincident opgepakt en het slachtoffer is niet meer welkom in het café), en dat eiser geen verwijt kan worden gemaakt, laat onverlet dat de openbare orde en het woon- en leefklimaat niet hersteld waren na afloop van de spoedsluiting;
  • Het café is gelegen in een wijk (Feijenoord) waar de openbare orde en het woon- en leefklimaat al onder druk staat en dat de wijk is aangewezen als veiligheidsrisicogebied, mede vanwege geweldsincidenten zoals schietpartijen;
  • In Rotterdam hebben veel (vuurwapen)geweldsincidenten plaatsgevonden (151 in 2023), waarvan een aantal in Feijenoord (20). In totaal zijn er 47 incidenten (in 2023) geweest die het woon- en leefklimaat zeer negatief hebben beïnvloed;
  • De Afrikaanderwijk (in Feijenoord) heeft een beneden gemiddelde score op het onderdeel veiligheid binnen het wijkprofiel;
  • Uit de bestuurlijke rapportage van 28 februari 2023 komt naar voren dat er mogelijk een verband is tussen het schietincident in het café en de sluiting (voor drie maanden) medio februari 2023 van een ander café in het gebied Feijenoord. Bij dat andere café werden een vuurwapen en een verboden mes aangetroffen en was sprake van het spelen van een illegaal kansspel;
  • In mei 2023 hebben schietincidenten plaatsgevonden in twee horeca-inrichtingen, waarvan één in het gebied Feijenoord en één op ruim 300 meter afstand van het café (net over de grens van het gebied Feijenoord);
  • In juli 2023 is een steekincident geweest in een horeca-inrichting in het gebied Feijenoord.
Ook heeft de burgemeester in het bestreden besluit besloten dat de sluiting niet meer zal worden geëffectueerd.
2.3.
Eiser is het met het sluitingsbesluit niet eens en is in beroep gekomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester op goede gronden het sluitingsbesluit heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
Met het bestreden besluit heeft het college ook beslist dat de spoedsluiting rechtmatig was. Eiser heeft daartegen geen beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt dat daarom niet.
3.2.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat vindt eiser?
4. Eiser heeft naar voren gebracht dat de burgemeester niet bevoegd was om (na de twee weken spoedsluiting) tot sluiting van het café over te gaan. Als hij al bevoegd was, dan is de sluiting van drie maanden volgens eiser niet evenredig en had de burgemeester een kortere sluiting moeten toepassen. Daartoe stelt eiser dat de openbare orde en het woon- en leefklimaat na twee weken waren hersteld. Dit blijkt volgens eiser uit de overgelegde verklaring van direct omwonenden van het café. Eiser wijst er verder op dat tussen partijen niet in geschil is dat er geen gevaar voor herhaling bestaat omdat de schutter vrijwel direct is opgepakt en omdat eiser heeft verklaard dat de betrokkenen niet meer welkom zijn in het café. Ook is van belang dat niet in geschil is dat eiser geen verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het geweldsincident. Ook wijst eiser er op dat geen verband bestaat tussen het geweldsincident en het café en/of eiser. Volgens eiser is het bestreden besluit ook onjuist omdat de burgemeester enerzijds besluit het sluitingsbesluit in stand te laten, maar anderzijds besluit dat de sluiting niet verder zal worden geëffectueerd. Ter zitting heeft eiser gewezen op een uitspraak [4] waaruit volgt dat de burgemeester dan het sluitingsbesluit had moeten herroepen. Eiser wijst er verder op dat niet in geschil is dat in de periode tot aan het bestreden besluit geen sprake is geweest van aantasting van de openbare orde in of vanuit het café. De schietincidenten die in mei en juli 2023 in de wijk Feijenoord hebben plaatsgevonden had de burgemeester volgens eiser niet aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen omdat deze dateren van na de datum van het bestreden besluit.
Wat vindt de burgemeester?
5. In het verweerschrift en ter zitting heeft de burgemeester er op gewezen dat uit de Horecanota volgt dat indien hij van oordeel is dat heropening niet verantwoord is, een sluitingsduur van drie maanden volgt. Uit de Horecanota volgt volgens de burgemeester niet dat hij moet motiveren waarom niet met een kortere sluitingsduur kan worden volstaan. Als wordt afgeweken van het beleidsuitgangspunt van sluiting voor drie maanden, moet de grondslag daarvoor gelegen zijn in bijzondere omstandigheden. [5] Nu als gevolg van het ernstig geweldsincident de openbare orde nog niet was hersteld op 10 maart 2023, en sprake is van de in overweging 2.2 hierboven opgesomde omstandigheden, was geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van de Horecanota moet worden afgeweken. De omstandigheid dat de sluiting ten tijde van het bestreden besluit niet wordt geëffectueerd, hangt (enkel) samen met het tijdsverloop.
Wat is het toetsingskader?
6. De rechtbank stelt vast dat met het bestreden besluit een herstelsanctie [6] is opgelegd in de vorm van een sluiting voor drie maanden van het café. De bevoegdheid voor het nemen van een sluitingsbesluit is gelegen in artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (APV) in samenhang met artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, van de APV en artikel 172 van de Gemeentewet. Op grond van deze bepalingen kan de burgemeester een horecagelegenheid tijdelijk gesloten verklaren als zich in of vanuit die horecagelegenheid een feit of feiten hebben voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting nadelig zal worden beïnvloed. Deze bevoegdheid is een zogenaamde discretionaire bevoegdheid: de burgemeester beschikt over beleidsvrijheid om de horecagelegenheid al dan niet gesloten te verklaren.
6.1.
Voor de uitvoering van zijn discretionaire handhavingsbevoegdheid heeft de burgemeester beleidsregels opgesteld, [7] die zijn neergelegd in de Horecanota. Voor dit beleid zijn de openbare orde en de veiligheid leidend. In de Horecanota heeft de burgemeester in hoofdstuk 6 (Handhaving) in de paragrafen ‘spoedsluiting’ (p. 34) en ‘ernstig geweld’ (p. 35) invulling gegeven aan de wijze waarop hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid. Van een ‘ernstig geweldsincident’ is volgens de Horecanota in ieder geval sprake bij gebruik van een vuurwapen en wanneer één of meer slachtoffers ernstig gewond zijn geraakt. Bij ernstige geweldsincidenten zijn de openbare orde en veiligheid in en rondom het betreffende horecabedrijf per definitie aangetast, zo staat in de Horecanota. In dat geval volgt een spoedsluiting van twee weken. Die periode is bedoeld om de openbare orde en veiligheid te laten herstellen en om meer informatie over de toedracht van het geweldsincident te krijgen. Dan, zo volgt uit de Horecanota, kunnen zich twee scenario’s voordoen:
- als het gevaar voor de openbare orde en veiligheid voldoende is weggenomen, kan de horecagelegenheid weer open. [8] De feiten en omstandigheden moeten daar wel aanleiding toe geven. [9] Als voorbeeld wordt genoemd de situatie dat de horecaondernemer overtuigend aantoont dat hij maatregelen treft die herhaling voorkomen én de openbare orde en veiligheid niet verder is aangetast of inmiddels is hersteld;
- als er nog gevaar is voor de openbare orde en veiligheid en/of een kans op herhaling van een incident, dan kan de burgemeester besluiten dat een “(aanvullende) maatregel” noodzakelijk is. [10] De rechtbank leest hierin dat de burgemeester de sluiting tot drie maanden kan verlengen, zoals is verwoord in de paragraaf ‘ernstig geweld’. [11] Uit die paragraaf volgt ook dat de burgemeester besluit het bedrijf gesloten te houden als de “openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is”.
Voorts bevat de Horecanota een tabel [12] waarin is opgenomen dat na de spoedsluiting van twee weken ofwel het sluitingsbevel wordt ingetrokken of wel het pand voor drie maanden wordt gesloten.
6.2.
Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt wat het toetsingskader voor de rechter is in geval van uitoefening van een discretionaire handhavingsbevoegdheid op basis van een beleidsregel, om te beoordelen of de burgemeester binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid is gebleven. In het bijzonder zijn dan van belang de uitspraak over toepassing van herstelsancties, de zogenaamde Greenpeace-uitspraak [13] en de zogenaamde Harderwijk-uitspraak [14] over de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid op basis van beleidsregels.
6.2.1.
Uit de Greenpeace-uitspraak volgt voor zover hier van belang dat een herstelsanctie moet leiden tot een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving van de desbetreffende norm. Daarbij geldt dat in de heroverweging in bezwaar mede moet worden bezien of handhaving daarvan nog steeds opportuun is (uit het oogpunt van een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving). Voorts volgt uit deze uitspraak dat het kader voor de heroverweging die de burgemeester op basis van artikel 7:11 van de Awb moet maken een samenspel is tussen:
a. a) een heroverweging (ex nunc) op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de heroverweging en op basis van het op dat moment geldende recht en beleid én
b) een zogenaamde tijdvakbeoordeling (ex tunc) naar de toestand op grond van omstandigheden die zich binnen een bepaalde periode hebben voorgedaan. [15]
6.2.2.
Uit de Harderwijk-uitspraak volgt voorts, voor zover hier van belang, dat de evenredigheidstoets van artikel 3:4, tweede lid, Awb betekent dat de rechtbank oordeelt over aan de ene kant het met het besluit beoogde doel en aan de andere kant de (nadelige) gevolgen van het besluit. Het gaat daarbij om het voorkomen van onnodig nadelige gevolgen. De rechtbank moet daartoe aan de hand van de bij het sluitingsbesluit betrokken belangen en in het licht van de ingrijpendheid daarvan, bepalen of het sluitingsbesluit geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. [16]
Was de burgemeester bevoegd om het sluitingsbevel te nemen?
7. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt dat bij het café met een vuurwapen is geschoten en dat twee bezoekers als gevolg hiervan ernstig gewond zijn geraakt. In deze feiten en omstandigheden heeft de burgemeester aannemelijk kunnen achten dat bij het café sprake is geweest van een ernstig geweldsincident als gevolg waarvan de openbare orde en veiligheid in en rondom het café zo ernstig nadelig is beïnvloed dat deze na twee weken spoedsluiting nog niet (voldoende) was hersteld. Naar het oordeel van de rechtbank was de burgemeester dan ook bevoegd het café op 10 maart 2023 te sluiten. Dat buurtbewoners hebben verklaard dat zij geen last hebben van het café en dat het café wat hen betreft weer open kan, zoals eiser stelt, leidt niet tot een ander oordeel. De burgemeester heeft er ter zitting terecht op gewezen dat het primair aan de burgemeester is om bij de uitoefening van zijn bevoegdheden een beoordeling te maken van de vraag of de openbare orde en veiligheid zijn aangetast. [17] Naar het oordeel van de rechtbank is de burgemeester in dit geval zijn beoordelingsruimte daarbij niet te buiten gegaan.
Was het sluitingsbevel voor drie maanden op 10 maart 2023 evenredig?
Tijdvakbeoordeling
8. De rechtbank oordeelt dat gelet op de Horecanota, die uitgaat van een nadere sluiting van drie maanden ná een geweldsincident, sprake is van een zogenaamde tijdvakbeoordeling in de zin van de Greenpeace-uitspraak. Met andere woorden, in het bestreden besluit moest de burgemeester beoordelen of op 10 maart 2023 een sluiting van drie maanden (minus de twee weken spoedsluiting vanaf 28 februari 2023) een doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig handhavingsbesluit was. Daarbij diende de burgemeester ten aanzien van de evenredigheid te bepalen of het besluit geschikt, noodzakelijk en evenwichtig was. [18]
Noodzaak van de sluiting
8.1.
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is zij van oordeel dat de burgemeester het schietincident bij het café als een ernstig geweldsincident heeft kunnen kwalificeren, als gevolg waarvan de openbare orde dermate is geschokt dat deze na twee weken spoedsluiting nog niet was hersteld. De burgemeester heeft bij zijn besluitvorming mogen betrekken dat in de wijk Feijenoord waar het café in is gelegen de openbare onder druk staat vanwege de ernstige geweldincidenten die daar plaatsvinden. In een kwetsbare wijk is de noodzaak om tot sluiting over te gaan groter omdat een zichtbare sluiting van een dergelijk café een signaal is dat de overheid optreedt tegen dit soort geweldsincidenten. [19] Dat de schutter op 10 maart 2023 was opgepakt en eiser geen verwijt kan worden gemaakt doet geen afbreuk aan de noodzaak van de sluiting. Anders dan eiser, is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het met het oog op het herstel van de openbare orde in dit geval noodzakelijk was om het café te sluiten en dat hij niet heeft kunnen volstaan met een waarschuwing.
Evenwichtigheid van de termijn van de sluiting
8.2.
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. De rechtbank verwijst daartoe naar een uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019. [20] Dat een sluiting nadelige gevolgen heeft, maakt het niet per definitie onevenwichtig. Bij het beoordelen van de evenwichtigheid spelen factoren een rol zoals de persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokken horecaondernemer.
8.3.
De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op 10 maart 2023 niet in redelijkheid kon besluiten het café voor de duur van drie maanden te sluiten. Daartoe acht de rechtbank in het bijzonder van belang dat tussen partijen vaststaat dat er geen gevaar voor herhaling is, dat de schutter kort na het incident was opgepakt, dat eiser geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij het incident op 28 februari 2023, hem van het incident geen verwijt kan worden gemaakt, en dat eiser had verklaard dat de betrokkenen niet langer welkom waren in het café. Juist gelet op deze feiten ziet de rechtbank niet in dat het belang van de openbare orde en veiligheid dwingt tot een sluiting van drie maanden. Volgens de rechtbank kon de burgemeester ten aanzien van de evenwichtigheid van het sluitingsbesluit dan ook niet volstaan met de motivering dat de openbare orde op 10 maart 2023 nog niet volledig was hersteld en uit de Horecanota volgt dat in die situatie een sluiting van drie maanden dien te worden opgelegd. De duur van drie maanden wordt in de Horecanota niet verder toegelicht. Ter zitting heeft de gemachtigde van de burgemeester toegelicht dat in de praktijk in geval van een besluit tot verdere sluiting altijd wordt gekozen voor de duur van drie maanden en dat daarin niet verder wordt gedifferentieerd naar de mate van ernst van het geweldsincident of anderszins. De keuze voor drie maanden is bedoeld om duidelijkheid te bieden over de te verwachten maatregelen. De rechtbank overweegt dat de duidelijkheid die een vaste sluitingstermijn van drie maanden biedt, in dit geval niet opweegt tegen de genoemde feiten en omstandigheden. Dat geldt ook voor de door de burgemeester aangevoerde omstandigheid dat het café gelegen is in een veiligheidsrisicogebied en dat zich in de wijk veel incidenten voordoen. In zoverre is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb genomen.
8.4.
De omstandigheid dat zich ná 10 maart 2023 nog incidenten (twee schietincidenten in mei 2023 en een steekincident in juli 2023) hebben voorgedaan in de wijk Feijenoord, heeft de burgemeester in het bestreden besluit ten onrechte aan het sluitingsbesluit ten grondslag gelegd gelet op de tijdvakbeoordeling die gemaakt moest worden. Deze incidenten hadden zich ten tijde van het sluitingsbesluit immers nog niet voorgedaan. Het genoemde mogelijke verband tussen het schietincident in het café en de sluiting (voor drie maanden) medio februari 2023 van een ander café in de wijk Feijenoord, staan naar het oordeel van de rechtbank in een te ver verwijderd verband met deze zaak om aan het sluitingsbesluit ten grondslag te leggen. In zoverre is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Awb en met de vereiste zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb.
Effectuering van de sluiting na bestreden besluit
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, hoeft op wat eiser heeft aangevoerd over dat de burgemeester het sluitingsbesluit enerzijds in stand heeft gelaten en anderzijds niet heeft geëffectueerd, niet meer te worden ingegaan.
Wat betekent het oordeel van de rechtbank voor het bestreden besluit?
10. Het beroep slaagt. De burgemeester heeft het café niet in redelijkheid voor drie maanden kunnen sluiten. Dat betekent dat het bestreden besluit voor wat betreft het sluitingsbesluit vernietigd wordt.
10.1.
De rechtbank zal in deze zaak geen tussenuitspraak doen of een bestuurlijke lus toepassen. Het café is (na de spoedsluiting) tussen 10 maart 2023 en 31 maart 2023 – en dus voor ongeveer drie weken – gesloten geweest als gevolg van het sluitingsbevel. Als gevolg van de uitspraak van de voorzieningenrechter is het café daarna weer geopend. Gelet op de beslissing van de burgemeester in het bestreden besluit dat het sluitingsbevel niet meer geëffectueerd zal worden, is er geen reden de burgemeester in de gelegenheid te stellen om het geconstateerde gebrek te herstellen. De rechtbank ziet aanleiding, mede gelet op wat zij onder 8.1 tot en met 8.4 hierboven heeft overwogen, zelf in de zaak te voorzien [21] door het sluitingsbesluit te herroepen en te bepalen dat café voor de periode van 26 februari 2023 tot 31 maart 2023 (dus inclusief de spoedsluiting) gesloten mocht worden. Deze duur komt overeen met de effectieve duur van de sluiting.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser het griffierecht terug van de burgemeester. Hij krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten in bezwaar ter hoogte van € 1.248,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde van € 624,- per punt en wegingsfactor 1). Hij krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten in beroep ter hoogte van € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • zelf in de zaak voorziend, herroept het sluitingsbesluit, en bepaalt dat het café voor de duur van 26 februari 2023 tot en met 31 maart 2023 gesloten mocht worden, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
  • veroordeelt de burgemeester tot vergoeding van proceskosten in bezwaar van eiser ter hoogte van € 1.248,-;
  • veroordeelt de burgemeester tot vergoeding van proceskosten in beroep van eiser ter hoogte van € 1.750,-;
  • gelast de burgemeester aan eiser het griffierecht van € 184,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.R. Lautenbach, rechter, in aanwezigheid van
D.E. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2024.
De griffier is niet in staat
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de zin van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBROT:2023:2946.
3.Commissie in de zin van artikel 7:13 van de Awb.
4.Uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 december 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:12401.
5.In de zin van artikel 4:84 van de Awb.
6.In de zin van artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.
7.In de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb.
8.Paragraaf ‘spoedsluiting’ (p. 34).
9.Zo volgt uit de paragraaf ‘ernstig geweld’ (p. 35).
10.Paragraaf ‘spoedsluiting’ (p. 34).
11.Paragraaf ‘ernstig geweld’ (p. 35).
12.In de paragraaf ‘ernstig geweld’ (p. 35).
13.Uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571 (Greenpeace).
14.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (Harderwijk).
15.Zie hiervoor de rechtsoverwegingen 6.2.3 en 6.2.4 van de Greenpeace-uitspraak.
16.Zie rechtsoverwegingen 7.4, 7.6, 7.8-7.9 van de Harderwijk-uitspraak.
17.Vergelijk ook r.o. 5.1 van de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2993.
18.Zie rechtsoverwegingen 7.4, 7.6, 7.8-7.9 van de Harderwijk-uitspraak.
19.Vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2444.
20.Uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, r.o. 4.2.
21.Op grondslag van artikel 8:72, derde lid onderdeel b, van de Awb.