ECLI:NL:RBROT:2023:2946

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
ROT 23/1687
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening na besluit tot verlenging van de sluiting van een café na een schietincident

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een besluit van de burgemeester van Rotterdam om een café, gelegen in [plaatsnaam], voor een periode van drie maanden te sluiten na een schietincident dat op 25 februari 2023 plaatsvond. De burgemeester baseerde zijn besluit op de stelling dat de openbare orde nog niet hersteld was, maar deze stelling werd door de verzoeker, vertegenwoordigd door mr. Z.M. Nasir, betwist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom een langere sluiting noodzakelijk was, terwijl de verzoeker had aangetoond dat er geen gevaar voor herhaling was en dat de openbare orde inmiddels hersteld was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de verzoeker toegewezen, waardoor het café voorlopig open mocht blijven tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1687

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] h.o.d.n. [naam horeca-inrichting], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. Z.M. Nasir),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester,

(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 10 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de sluiting bevolen van de horeca-inrichting [naam horeca-inrichting], [adres] voor een periode van drie maanden vanwege een schietincident.
1.2.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester. Tevens is namens de burgemeester [naam] verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.
Inleiding
3. Op zaterdagavond 25 februari 2023 heeft een schietincident plaatsgevonden in [naam horeca-inrichting], waarbij één persoon in het café is neergeschoten en één iemand op het terras is neergeschoten. Naar aanleiding van dit incident heeft de burgemeester het café met een spoedbevel voor de duur van twee weken gesloten. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester besloten het café voor de duur van drie maanden te sluiten, inclusief de spoedsluiting, op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 (APV) in samenhang met artikel 2:28, zesde lid, van de APV.
Spoedeisend belang
4.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij deze procedure. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen.
Beoordelingskader
5. Op grond van artikel 2:28, zesde lid, van de APV kan de burgemeester de exploitatievergunning tijdelijk opschorten indien:
a. naar zijn oordeel in of vanuit de openbare inrichting een feit of feiten hebben voorgedaan of aannemelijk is dat in de toekomst zich een feit of feiten gaan voordoen waardoor de openbare orde en/of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting nadelig zal worden beïnvloed;
b. de exploitant of de beheerder het bij of krachtens de bepalingen in deze paragraaf geregelde overtreedt.
Op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV kan de burgemeester een openbare inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren indien een van de in artikel 2:28, vijfde of zesde lid, van de APV genoemde situaties zich voordoet.
6. De bevoegdheid tot het gesloten verklaren van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:30, eerste lid, van de APV is een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester waarvan de uitoefening door de rechter terughoudend moet worden getoetst.
7. Voor de uitvoering van zijn handhavingsbevoegdheid met betrekking tot horeca-inrichtingen heeft verweerder beleid opgesteld dat is neergelegd in de Horecanota Rotterdam 2017-2021 (de Horecanota). Voor dit beleid zijn de openbare orde en de veiligheid altijd leidend. Dit betekent dat het kan voorkomen dat de ondernemer heeft gedaan wat hij kon, maar dat toch een maatregel getroffen moet worden om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te herstellen. Verder volgt uit de Horecanota dat incidenten waarbij vanuit of in de directe omgeving van het horecabedrijf gebruik is gemaakt of is gedreigd met het gebruik van één of meer explosieven, vuur-, steek-, slag-, of stroomstootwapens worden beschouwd als ernstige geweldsincidenten. Bij ernstige geweldsincidenten is de openbare orde en de veiligheid per definitie aangetast en wordt de horeca-inrichting voor een korte periode gesloten om de openbare orde en veiligheid onmiddellijk te herstellen. In het geval dat de openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit verweerder om het horecabedrijf gesloten te houden voor een periode van drie maanden. De sluiting van het horecabedrijf is bedoeld voor herstel van de openbare orde. De burgemeester kan ook besluiten dat een langere sluiting niet noodzakelijk is. De feiten en omstandigheden moeten hiertoe wel aanleiding geven (bijvoorbeeld dat de horeca-ondernemer overtuigend kan aantonen dat hij maatregelen treft die herhaling voorkomen én de openbare orde en veiligheid niet verder is aangetast of inmiddels is hersteld).
Beoordeling door de voorzieningenrechter
8. Verzoeker heeft betoogd dat de Horecanota in zijn algemeenheid en de toepassing ervan in dit concrete geval onredelijk zijn. Het café en hijzelf hebben geen enkele betrokkenheid gehad bij het schietincident. Het beoogde slachtoffer en de schutter waren voor het eerst in het café. Daarnaast is enige vrees voor herhaling uitgesloten nu de schutter van het incident is opgepakt en hij en het slachtoffer niet meer welkom zijn in het café. Door de spoedsluiting van twee weken is de rust ter plaatse teruggekeerd en voldoende hersteld. Er zijn geen feiten die wijzen op een verdere aantasting van de openbare orde en veiligheid. Verzoeker heeft een petitie van buurtbewoners overgelegd waarin gevraagd wordt om het café per direct weer te openen.
9.1.
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de Horecanota in zijn algemeenheid onredelijk is. Verzoeker heeft immers niet bestreden dat het incident is aangemerkt als een ernstig geweldsincident als bedoeld in het handhavingsarrangement behorende bij de Horecanota en dat de burgemeester in dat geval volgens de Horecanota de bevoegdheid heeft om in beginsel over te gaan tot een sluiting van drie maanden. Eiser heeft uitsluitend feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de burgemeester in dit geval met een kortere sluitingstermijn had moet volstaan. Het Horecabeleid ontbeert die mogelijkheid niet en kan daarom ook niet om die reden als onredelijk worden betiteld.
9.2
Verzoeker betoogt wel terecht dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in dit concrete geval niet met een kortere sluiting is volstaan. Niet in geschil is dat er geen gevaar voor herhaling is en dat verzoeker geen verwijt kan worden gemaakt. Het besluit van de burgemeester berust enkel op de stelling dat de openbare orde nog niet hersteld is. De burgemeester heeft deze stelling niet nader geconcretiseerd, hoewel verzoeker die wel uitdrukkelijk en onderbouwd heeft betwist. De enkele verwijzing van de burgemeester naar de sluitingstermijn van drie maanden in het beleid die in zijn algemeenheid nodig zou zijn om in het geval van een ernstig geweldsincident de openbare orde te herstellen is onvoldoende, gelet op de in datzelfde beleid gegeven mogelijkheid dat een sluiting in een concreet geval korter kan duren indien de openbare orde al is hersteld.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat het café voorlopig open mag, in ieder geval tot twee weken nadat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op
bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
de voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
31 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.