ECLI:NL:RBROT:2023:12401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
ROT 22/5973
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gegrondheid van een woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.H. van Tongerlo, en de burgemeester van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. C.W. de Jong en mr. J.P. Langenbach. De zaak betreft een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning van eiseres op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 7 september 2022 besloten om de woning voor drie maanden te sluiten, na een bestuurlijke rapportage van de politie waarin werd vermeld dat er cocaïne in de woning was aangetroffen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester handhaafde zijn besluit in een daaropvolgend besluit van 30 november 2022.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 27 oktober 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de woningsluiting niet heeft geëffectueerd, wat betekent dat hij de noodzakelijkheid en evenwichtigheid van de sluiting heeft heroverwogen. De rechtbank oordeelt dat eiseres nog procesbelang heeft, omdat het sluitingsbevel tegen haar gebruikt kan worden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 30 november 2022 voor zover het het primaire besluit handhaaft, en herroept het primaire besluit. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

De rechtbank concludeert dat, hoewel de burgemeester niet daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot sluiting, de heroverweging van de sluiting en de beslissing om een waarschuwing te geven, de rechtbank dwingen om het beroep gegrond te verklaren. Eiseres heeft met haar beroep bereikt wat zij wilde, en de rechtbank komt niet meer toe aan de inhoudelijke beoordeling van de waarschuwing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5973

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. D.H. van Tongerlo),
en

de burgemeester van Rotterdam (de burgemeester),

(gemachtigde: mr. C.W. de Jong en mr. J.P. Langenbach)
en
als derde-partij is aangemerkt:
Stichting Vestia,te Rotterdam.

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 7 september 2022 (het primaire besluit) heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan eiseres een last onder bestuursdwang opgelegd tot sluiting van de woning aan de [adres] te Hoogvliet-Rotterdam (de woning) voor de periode van drie maanden.
1.2.
Met het bestreden besluit van 30 november 2022 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van de burgemeester deelgenomen. Eiseres en de gemachtigde van eiseres hebben zich afgemeld voor de zitting.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres woont met haar vier minderjarige kinderen in de woning.
2.2.
De politie, eenheid Rotterdam, heeft een bestuurlijke rapportage van 18 augustus 2022 aangeboden aan de burgemeester. Hierin is vermeld dat de politie op 16 augustus 2022 drie mannen uit de woning zag komen die 0,4 gram cocaïne bij zich bleken te hebben. Vervolgens is de woning doorzocht. Hierbij zijn onder meer in bakpapier gewikkeld wit poeder, drie weegschalen met residu en een portemonnee met contant geld aangetroffen. Het poeder bleek in totaal 14,2 gram cocaïne te zijn. Ook het residu op de weegschalen werd positief getest op cocaïne.
2.3.
Op basis van deze rapportage heeft de burgemeester het besluit van 7 september 2022 genomen.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 28 september 2022 het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen. Wel bepaalde de voorzieningenrechter dat de woningsluiting niet eerder mocht worden geëffectueerd dan twee weken na de uitspraak.
2.5.
Op 4 oktober 2022 heeft de algemene bezwaarschriftcommissie (de commissie) een advies uitgebracht over het bezwaar van eiseres. Daarin heeft de commissie geadviseerd dat het primaire besluit niet in stand kan blijven, onder meer omdat niet inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze de (woon)belangen van de minderjarige kinderen van eiseres zijn meegenomen in de besluitvorming.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft bij mondelinge uitspraak van 12 oktober 2022 het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij het primaire besluit is geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van eiseres.
2.7.
De burgemeester heeft vervolgens beslist zoals onder het kopje “Inleiding” staat weergegeven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Procesbelang
4.1.
De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft, nu de sluiting van de woning niet is geëffectueerd.
4.2.
Eiseres betoogt dat zij nog wel belang heeft bij de beoordeling van het besluit van de burgemeester, omdat het sluitingsbevel tegen haar gebruikt kan worden en de burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing.
4.3.
Gelet op het betoog van eiseres en haar verzoek om een proceskostenvergoeding in bezwaar heeft eiseres nog procesbelang bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het sluitingsbevel.
Beoordeling van het sluitingsbevel
5. Eiseres betoogt dat de burgemeester niet bevoegd is om de woning te sluiten.
5.1.
In de bestuurlijke rapportage staat dat eiseres is gehoord en daarbij heeft erkend dat zij dealt vanuit de woning. Gelet op deze verklaring en wat is aangetroffen was de wettelijke bevoegdheid voor de burgemeester om de woning te sluiten in beginsel gegeven.
6. Eiseres betoogt dat sluiting van de woning onevenredig is.
6.1.
Aangezien de burgemeester heeft bepaald de woningsluiting niet te effectueren, heeft de burgemeester dus niet daadwerkelijk gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid tot het sluiten van de woning. Het moet ervoor worden gehouden dat de burgemeester de noodzakelijkheid en/of evenwichtigheid van de sluiting heeft heroverwogen, aldus is teruggekomen van het met het primaire besluit beoogde rechtsgevolg van sluiting en heeft volstaan met een waarschuwing, zodat eigenlijk sprake is van het herroepen van het primaire besluit. De burgemeester had daarom het bezwaar gegrond moeten verklaren, het primaire besluit moeten herroepen en een proceskostenvergoeding moeten toekennen. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen voor zover de burgemeester het primaire besluit heeft gehandhaafd en zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen. Ook zal de rechtbank een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toekennen.
Beoordeling waarschuwing
7. Nu er sprake is van een waarschuwing en de rechtbank een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toekent, heeft eiseres met haar beroep bereikt wat zij wilde bereiken. De rechtbank komt daardoor niet meer toe aan de inhoudelijke beoordeling of de waarschuwing al dan niet terecht is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.031,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 november 2022 voor zover daarin het primaire besluit is gehandhaafd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 30 november 2022, wat inhoudt dat het primaire besluit wordt herroepen;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 2.031,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2023.
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: juridisch kader

Opiumwet
Artikel 13b:
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II (…) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3̊ of artikel 11a voorhanden is.
[…]