ECLI:NL:RBROT:2023:12401
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de gegrondheid van een woningsluiting op basis van de Opiumwet
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.H. van Tongerlo, en de burgemeester van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. C.W. de Jong en mr. J.P. Langenbach. De zaak betreft een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning van eiseres op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 7 september 2022 besloten om de woning voor drie maanden te sluiten, na een bestuurlijke rapportage van de politie waarin werd vermeld dat er cocaïne in de woning was aangetroffen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester handhaafde zijn besluit in een daaropvolgend besluit van 30 november 2022.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 27 oktober 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de woningsluiting niet heeft geëffectueerd, wat betekent dat hij de noodzakelijkheid en evenwichtigheid van de sluiting heeft heroverwogen. De rechtbank oordeelt dat eiseres nog procesbelang heeft, omdat het sluitingsbevel tegen haar gebruikt kan worden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 30 november 2022 voor zover het het primaire besluit handhaaft, en herroept het primaire besluit. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.
De rechtbank concludeert dat, hoewel de burgemeester niet daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot sluiting, de heroverweging van de sluiting en de beslissing om een waarschuwing te geven, de rechtbank dwingen om het beroep gegrond te verklaren. Eiseres heeft met haar beroep bereikt wat zij wilde, en de rechtbank komt niet meer toe aan de inhoudelijke beoordeling van de waarschuwing.