ECLI:NL:RBROT:2024:11351

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
10/960236-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling inzake gewoontewitwassen en eenvoudig witwassen met gevangenisstraf en taakstraf

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1983, heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 10/960236-18. De verdachte is veroordeeld voor gewoontewitwassen en eenvoudig witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een aantal jaren schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld dat verdiend was met de handel in Encrochat-telefoons. De verdachte heeft geen belastingaangifte gedaan van de omzetten en verdiensten van deze handel, wat leidde tot belastingontduiking. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op geen enkel moment de intentie heeft gehad om aan zijn belastingverplichtingen te voldoen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, en daarnaast tot een taakstraf van 240 uur voor feit 1 en 120 uur voor feit 2 subsidiair. De rechtbank heeft ook beslist over de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen en goederen. De rechtbank heeft de redelijke termijn van berechting overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de op te leggen straf. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden en heeft zijn eigen belang vooropgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960236-18
Datum uitspraak: 12 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 28 oktober 2024 en 29 oktober 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie verwijt de verdachte onder 1. dat hij in de periode van 1 december 2015 tot en met 11 februari 2019 een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van ruim 1,9 miljoen euro. Daarnaast verwijt de officier van justitie de verdachte onder 2. dat hij op 11 februari 2019 ruim 89 duizend euro heeft verworven of voorhanden gehad terwijl hij wist of moest weten dat dit geld van enig misdrijf dan wel enig
eigenmisdrijf afkomstig was.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.M. Egberts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 (medeplegen gewoontewitwassen)
4.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft de verdachte het in de tenlastelegging genoemde geld verdiend met handel in zogenoemde Encrochat-telefoons. Encrochat is een communicatiedienst met als belangrijkste doel om de geheimhouding van de communicatie en de gebruikers te garanderen.
De Encrochat-telefoons worden wereldwijd aangeboden en geleverd door zogenoemde resellers. De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zo’n reseller is geweest. Bewezen kan worden dat het geld waarmee de telefoons zijn gekocht misdaadgeld is en dat de verdachte dit heeft witgewassen door dat geld als betaling voor de telefoons te accepteren, dit te herinvesteren en voor privé-uitgaven te gebruiken.
Dat bewijs is volgens de officier van justitie
enerzijdsgebaseerd op het feit van algemene bekendheid dat de klanten van de verdachte criminelen zijn die hun geld met misdaad verdienen. Voor zover er telefoons zijn gekocht met geld dat niet uit misdaad afkomstig is, gaat dit om zulke kleine hoeveelheden dat dit door vermenging met misdaadgeld ook wordt witgewassen.
Anderzijds, zo begrijpt de rechtbank de officier van justitie, kan witwassen worden bewezen omdat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Daarvan is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sprake als de feiten en omstandigheden waaronder de telefoons werden verkocht een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is, terwijl de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het geld niet van misdrijf afkomstig is. Die feiten en omstandigheden zijn hier aanwezig. En de verdachte heeft ook geen concrete, verifieerbare en min of meer aannemelijke verklaring over een legale herkomst gegeven, waardoor de politie daar ook geen onderzoek naar heeft kunnen doen. De rechtbanken Den Haag en Rotterdam hebben eerder in min of meer vergelijkbare zaken op grond van overeenkomstige redeneringen witwassen bewezen verklaard, waarbij de officier van justitie in het bijzonder heeft gewezen op de Ennetcom-zaak (rechtbank Rotterdam, 21 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9085), die ging over Ennetcom, een vergelijkbare aanbieder als Encrochat.
De feiten en omstandigheden uit het onderzoek waarop de officier van justitie zich beroept zijn, samengevat:
  • het anoniem aanbieden van versleutelde communicatie;
  • het aannemen van grote hoeveelheden contant geld;
  • het rekenen van een veel hogere prijs voor de dienst dan vergelijkbare producten doen (die namelijk gratis worden aangeboden);
  • het verband tussen verkochte telefoons en/of simkaarten en strafrechtelijke onderzoeken;
  • de criminele antecedenten van de verdachte en van een van de medeverdachten;
  • de mogelijkheid tot het op afstand wissen van de telefoons, hetgeen de verdachte in elk geval een keer daadwerkelijk heeft gedaan.
4.1.2.
Beoordeling
De feiten
Over verdachtes broer en medeverdachte is op 22 januari 2018 informatie verstrekt door het Team Criminele Inlichtingen dat hij zich zou bezig houden met handel in Encrochat-toestellen en deze zou verkopen aan “zware criminelen”. Mede op basis van deze informatie is een onderzoek gestart waarin vanaf 16 mei 2018 diens telefoon werd getapt. Op diezelfde dag heeft zijn broer een gesprek gevoerd waaruit kan worden afgeleid dat deze een reseller van Encrochat-telefoons is die werkt onder de verdachte. Uit verdere gesprekken is gebleken dat de verdachte en zijn broer en diens zoon samenwerkten bij de handel in Encrochat-toestellen.
Bij onderzoek naar de communicatie van de verdachte is gebleken dat hij op zijn beurt heeft samengewerkt met de andere medeverdachte. Die had in Amsterdam een telefoonwinkel waar hij in de periode van 15 juli 2017 tot en met april 2018 twintig zendingen met BQ-telefoons en zeven zendingen met SIM-kaarten heeft ontvangen. De medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat deze zendingen waren bestemd voor de verdachte en de verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij met de medeverdachte zaken heeft gedaan en dat deze voor hem telefoons in ontvangst heeft genomen.
Uit onderzoek naar de communicatie is verder gebleken dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een e-mailadres met de naam [naam e-mailadres] . Uit onderzoek naar dit e-mailadres is gebleken dat de verdachte in elk geval in 2016 handelde in versleutelde Blackberry’s.
Vanaf november 2016 is zichtbaar dat de verdachte met behulp van [naam e-mailadres] heeft gecommuniceerd met een e-mailadres van Encrochat. Hij heeft tussen 16 november 2016 en 6 oktober 2017 tenminste vijf e-mails met Excel bestanden gestuurd met daarin IMEI-nummers en met andere gegevens als gebruikersnamen. Vanaf 21 augustus 2017 zijn bij de laatste drie berichten IMEI-nummers en gebruikersnamen gevonden die zijn te herleiden tot de Encrochat-portal van de verdachte, waarover hieronder meer.
Op 4 december 2018 heeft een politieambtenaar die onder dekmantel werkte (hierna: WOD’er) contact opgenomen met het telefoonnummer dat op naam van de verdachte stond en dat werd vermeld bij een Googleadvertentie waarin Encrochat-telefoons werden aangeboden. Hij heeft zes Encrochat-telefoons besteld. Deze zouden 1.500 euro per stuk kosten. Op 7 december 2018 zijn deze aan de WOD’er geleverd door een andere man dan de verdachte. De WOD’er heeft aan die andere man 9.000 euro gegeven. De telefoons waren van het merk BQ. Deze telefoons zijn nader onderzocht en bleken te werken met een applicatie van Encrochat.
In de BQ-telefoons was een helpdeskcontact voorgeprogrammeerd. Op 18 januari 2019 heeft de WOD’er contact gezocht met de helpdesk en een afspraak gemaakt met de persoon achter dit contact. Bij deze afspraak is de verdachte verschenen. Op 11 februari 2019 heeft de WOD’er in de ochtend telefonisch contact opgenomen met de helpdesk, negen Encrochat-telefoons besteld en gevraagd om aan de telefoons bijzondere gebruikersnamen toe te kennen. In de middag heeft de WOD’er opnieuw contact gehad met de helpdesk over toe te kennen bijzondere gebruikersnamen en over een zogenoemde IMEI-changer. Tijdens het gesprek tussen de WOD’er en de verdachte is de politie de verblijfplaats van de verdachte binnengevallen. De verdachte was als enige in de woning en is aldaar aangehouden. De politie heeft beslag gelegd op de laptop van de verdachte die op dat moment was verbonden met een Encrochat-portal met de gebruikersnaam [gebruikersnaam verdachte] . Uit onderzoek is gebleken dat in deze portal, kortgezegd, de administratie van de handel in Encrochat-toestellen wordt bijgehouden en de toestellen en accounts kunnen worden beheerd. Op het moment van aanhouding van de verdachte stond in de Encrochat-portal een bewerkingspagina open van een account met de naam: [accountnaam] . Dit is een van de bijzondere gebruikersnamen die de WOD’er aan de helpdesk had verzocht om toe te kennen.
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande feiten vast dat de verdachte de verkoper is geweest van de BQ Encrochat-toestellen aan de WOD’er. Hij is de persoon achter het contact helpdesk geweest en hij is de gebruiker [gebruikersnaam verdachte] in het Encrochat-portal.
Analyse
Uit analyse van de gegevens in het Encrochat-portal is gebleken dat de verdachte tussen het vierde kwartaal van 2015 en 11 februari 2019 voor 2.298.160 euro aan producten en diensten heeft ingekocht. Uit analyse van de transacties in het Encrochat-portal is in elk geval gebleken dat er over de periode 13 november 2018 en 11 februari 2019 29 contante stortingen op het Encrochat-portal zijn gedaan van in totaal 729.210 euro. Bij gebrek aan enige andere logische verklaring acht de rechtbank bewezen dat de verdachte dit heeft gedaan. Dat uit het opsporingsonderzoek niet duidelijk is geworden op welke wijze dit is gebeurd doet daar niet aan af.
In het onderzoeksdossier is vervolgens een berekening gemaakt van de omzet van de gebruiker [gebruikersnaam verdachte] , lees: de verdachte, op basis van de geschatte inkoop en andere kosten en op basis van de geschatte verkoop en daaruit volgt een omzet van minimaal het in de tenlastelegging genoemde bedrag van ruim 1,9 miljoen euro en maximaal ruim 4 miljoen euro.
De verdachte heeft als gebruiker [gebruikersnaam verdachte] tussen het vierde kwartaal van 2015 tot en met 11 februari 2019 in totaal 1974 nieuwe abonnementen van Encrochat verkocht en 949 verlengingen. Daarnaast heeft de verdachte ook andere Encrochat-diensten verkocht. De politie heeft in het ontnemingsdossier het totaal aan omzet becijferd op ruim 3 miljoen euro. Daarnaast heeft de verdachte royalties ontvangen van resellers die onder hem hebben gewerkt ter waarde van ruim 150 duizend euro. De inkoop- en bedrijfskosten worden door de politie becijferd op bijna 2,3 miljoen euro. Het door de verdachte verkregen voordeel uit de handel in Encrochat-toestellen is daarmee ruim 860 duizend euro.
Bovenstaande feiten en analyse bewijzen dat de verdachte op grote schaal heeft gehandeld in BQ-Encrochat-telefoons, abonnementen/SIM-kaarten en aanverwante diensten over een periode van ongeveer drie jaar, waarbij hij een miljoenenomzet heeft gehad en vele tonnen heeft verdiend.
Van misdrijf afkomstig
Voor zover hier van belang is witwassen het verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten of gebruiken van een voorwerp, waaronder geld, dat uit misdrijf afkomstig is (artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht, hierna: Sr). De eerste vraag die de rechtbank onder ogen ziet, is of kan worden bewezen dat de minimale omzet van de 1,9 miljoen euro zoals is ten laste gelegd, afkomstig is van geld dat door de kopers van de telefoons door misdaad is verkregen.
Het antwoord zal zijn: neen.
Er is een concreet feit ten laste gelegd, namelijk een gewoonte maken van witwassen. Dat feit dient op basis van concrete bewijsmiddelen te worden bewezen. Een combinatie van niet meer dan algemene aannames en algemene vaststellingen en feiten van algemene bekendheid, is onvoldoende voor die bewezenverklaring (vergelijk bijvoorbeeld rechtbank Rotterdam, 22 november 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:11013, wat betreft het bewijs van deelname aan een criminele organisatie bij het uithalen van verdovende middelen uit containers; gerechtshof Amsterdam van 5 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4065, wat betreft het bewijs van witwassen in geval van Hawala bankieren). Dat in de onderhavige zaak concrete bewijsmiddelen voorhanden zijn over de handel in de telefoons door de verdachte maakt dit niet anders. Het door de officier van justitie aangevoerde feit van algemene bekendheid, waarbij de rechtbank uitdrukkelijk in het midden laat of daarvan sprake is, betreft hier immers het constitutieve bestanddeel, zonder welk geen strafbaar feit bestaat. Dat kan niet worden bewezen op basis van een feit van algemene bekendheid.
Daar komt bij dat de door de officier van justitie aangedragen voorbeelden uit de rechtspraak ook niet onderbouwen dat het een feit van algemene bekendheid is dat zo niet alle dan toch bijna alle Encrochat-telefoons door criminelen (de rechtbank geeft de voorkeur aan de neutralere term “misdaadondernemers”) worden gekocht én dat zij deze kopen met geld dat door misdaad is verkregen voorafgaand aan de aanschaf. In de vonnissen wordt overwogen dat versleutelde telefoons vaak worden gebruikt bij het plegen van misdrijven; in de eerder genoemde Ennetcom-uitspraak is het oordeel van de rechtbank Rotterdam voor een belangrijk deel gebaseerd op een statistische analyse van het berichtenverkeer in de applicatie van Ennetcom. De rechtbank heeft in dat vonnis overwogen:
“Dat de telefoons
(van Ennetcom/de rechtbank)daadwerkelijk door criminelen werden gebruikt volgt uit het feit dat in een flink aantal andere strafrechtelijke onderzoeken is geconstateerd dat de verdachten gebruik maakten van producten van Ennetcom. Daarnaast blijkt uit een analyse van de Nederlandstalige berichten in de Ennetcom-data dat bij een steekproef van de inhoud gemiddeld zo’n 75% van de berichten crimineel gerelateerd bleek te zijn. Voorts bleek dat de gebruikers van de 800 emailadressen die op het moment van de analyse geïdentificeerd waren vrijwel allemaal bekend waren in de politiesystemen op basis van langdurige betrokkenheid bij diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit.
Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de geleverde producten en diensten van Ennetcom betaald werden door personen die criminele activiteiten verrichten en daar hun geld mee verdienen, waardoor de omzet – in elk geval gedeeltelijk – afkomstig is uit enig misdrijf en dat Ennetcom en de verdachte dat wisten”.
Ook in de Ennetcom-uitspraak is de bewijsbeslissing dus niet gebaseerd op feiten van algemene bekendheid maar op concreet onderzoek en de rechtbank heeft in dat vonnis bewezen geacht dat de telefoons
daadwerkelijkdoor criminelen werden gebruikt. Hoewel in het opsporingsonderzoek in de onderhavige zaak is gekeken naar de gebruikers van de door de verdachte geleverde telefoons is daarop slechts zeer beperkt zicht gekomen, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te bewijzen dat althans een groot deel van de omzet is gegenereerd door verkoop van telefoons aan personen die met misdaadgeld hebben betaald.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd kan het bewijs van het witwassen ook niet volgen uit de redenering dat het niet anders kan dan dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Terecht heeft de officier van justitie gewezen op de feiten en omstandigheden waaronder de handel in de Encrochat-toestellen heeft plaatsgevonden en dat deze een verdenking van witwassen opleveren. En terecht heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte geen verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld. Dat neemt evenwel niet weg dat die verklaring er wel is. Daarop is de bewijsredenering van de officier van justitie zelfs gebaseerd: de handel in de Encrochat-telefoons.
Dat de verdachte niet zelf een verklaring heeft afgelegd mag hem in dit geval niet worden tegengeworpen. Dat vloeit om te beginnen voort uit de algemene beginselen van een goede procesorde. Een van de fundamentele strafprocessuele rechten is dat de verdachte het recht heeft om te zwijgen en niet kan worden gehouden mee te werken aan zijn eigen veroordeling (
nemo tenetur). Dat recht wordt niet doorbroken door de onderhavige bewijsredenering wat betreft witwassen, maar die bewijsredenering zet dat recht wel onder spanning. Het ontbreken van een verklaring zal slechts in het uiterste geval aan de verdachte mogen worden tegengeworpen. En dat uiterste geval doet zich hier niet voor.
Daarbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de jurisprudentie omtrent de zogenoemde zelfplegersexceptie. De Hoge Raad heeft wat betreft het witwassen geoordeeld dat degene die een voorwerp door eigen misdrijf verwerft of zo’n voorwerp voorhanden heeft, zich niet schuldig maakt aan (gewoon) witwassen als bedoeld in artikel 420bis Sr. Of een voorwerp uit eigen misdrijf afkomstig is, zal de feitenrechter volgens HR 7 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:888 en HR 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842 dienen te onderzoeken als:
  • uit de bewezenverklaring rechtstreeks blijkt dat het voorwerp dat wordt witgewassen onmiddellijk is verkregen door een misdrijf dat door de verdachte is gepleegd;
  • rechtstreeks uit de bewijsvoering voortvloeit dat sprake is van – kort gezegd – het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf;
  • door of namens de verdachte met voldoende concretisering is aangevoerd dat het voorwerp door eigen misdrijf is verworven.
Uit deze jurisprudentie volgt dat van de verdachte als het gaat om de zelfplegersexceptie niet onder alle omstandigheden mag worden verwacht dat hij die exceptie aanvoert. Als de zelfplegersexceptie voortvloeit uit de bewezenverklaring of de bewijsredenering zal de rechter deze ambtshalve dienen toe te passen. De rechtbank ziet niet in waarom dit niet ook zou gelden voor de verklaring over de herkomst van geld, in het bijzonder als rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt uit welke bron het geld komt.
Er is derhalve een bron bekend waaruit het in de tenlastelegging genoemde geld afkomstig is: de handel in de telefoons. En vast staat dat die handel op zich niet strafbaar is. Nu er een op zich legale bron bekend is, ligt het op de weg van de officier van justitie onderzoek te doen naar die bron en bewijsmateriaal aan te dragen dat het geld toch misdaadgeld is. Anders gezegd, het ligt op de weg van de officier van justitie om te bewijzen dat de kopers van de telefoons met misdaadgeld hebben betaald. En zo bijt de alternatieve redenering dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte het geld uit misdaad heeft verkregen zich in de staart en komt de redenering toch weer uit bij de eerder verworpen algemene aanname dat de Encrochat-telefoons worden gekocht door criminelen met door misdaad verworven geld.
Conclusie
De rechtbank acht niet bewezen dat het in de tenlastelegging genoemde geld uit misdaad is verkregen door de kopers van de telefoons.
Belastingfraude
Overigens betekent dit niet dat er niet een ander brondelict is aan te wijzen dan de verkoop van de telefoons.
Uit de bovenomschreven feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte gedurende ten minste drie jaar heeft gehandeld in Encrochat-telefoons, tussen de 1,9 en 4 miljoen euro heeft omgezet, ongeveer 2,3 miljoen heeft geïnvesteerd en ongeveer 860 duizend euro heeft verdiend. Uit het politieonderzoek is gebleken dat de verdachte over de jaren 2015-2019 geen belastingaangifte heeft gedaan van de omzetten en verdiensten met de handel in de Encrochat-telefoons. Hij was daartoe wel gehouden. Hij had aangifte moeten doen van omzetbelasting en dat moeten afdragen in de periode volgend op de periode waarin de omzetbelasting in rekening is of had moeten worden gebracht. Hij had een administratie bij moeten houden. Hij had aangifte moeten doen van inkomstenbelasting vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarin de inkomsten zijn genoten of op zijn minst uitstel van aangifte moeten aanvragen. De rechtbank acht, alleen al door het ontbreken van een daartoe strekkende administratie, ook bewezen dat de verdachte op geen enkel moment ook maar de intentie heeft gehad om aan zijn belastingverplichtingen te voldoen. En uit niets is gebleken dat hij dat inmiddels heeft gedaan.
De verdachte heeft dit door eigen misdrijf verkregen geld witgewassen door dit te herinvesteren in zijn bedrijf door dit te storten op de Encrochat-portal en daarvan betalingen te doen en door dit te gebruiken voor privédoeleinden als vakanties, verbouwingen, aanschaf computers en boodschappen. Een deel van het geld is aangetroffen in de woning waar de verdachte is aangehouden.
De verdediging heeft niet betwist dat de verdachte zijn belastingplicht heeft geschonden, maar gesteld dat het niet afdragen van verschuldigde belasting geen verwervingsdelict is, omdat het geld eerst wordt verworven en uitgegeven en de geschonden verplichting tot afdragen aan de Belastingdienst pas later is ontstaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer. In HR 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1377, overweegt de Hoge Raad dat vermogensbestanddelen waarover de verdachte de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, aangemerkt kunnen worden als voorwerpen “afkomstig (...) uit enig misdrijf” in de zin van onder andere artikel 420bis Sr. In deze zaak had het hof vastgesteld dat ongeveer de helft van de gehele omzet van verdachte (een B.V.) niet was verantwoord en niet was betrokken in heffing van vennootschapsbelasting en omzetbelasting, waardoor een belangrijk en niet te verwaarlozen bedrag aan belasting niet was afgedragen aan Belastingdienst. Volgens de Hoge Raad “moet dat aan belasting ontdoken bedrag worden aangemerkt als uit enig misdrijf afkomstig voorwerp”. Dat er vervolgens vermenging is opgetreden met geld dat niet behoefde te worden afgedragen betekende overigens niet dat het gehele bedrag vervolgens was witgewassen. Het hof had dit wel bewezenverklaard en om die reden heeft de Hoge Raad gecasseerd.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte een substantieel deel van het verkregen voordeel van ruim 860 duizend euro aan inkomstenbelasting heeft ontdoken. De verdachte heeft ook geen belasting afgedragen over zijn omzet. Weliswaar zou hij betaalde omzetbelasting hebben mogen verrekenen, als dat door zijn leveranciers in rekening zou zijn gebracht, maar desalniettemin gaat het ook hier om een substantieel bedrag aan omzetbelasting dat de verdachte niet heeft afgedragen. Alles bij elkaar levert dit bewijs op dat de verdachte een groot geldbedrag heeft witgewassen. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij met de verdediging de tenlastelegging zo leest dat bedoeld is ten laste te leggen de som van meer kleinere bedragen, al was het maar omdat in het andere geval er geen sprake zou kunnen zijn van gewoontewitwassen, dat immers een meervoud aan gedragingen veronderstelt (HR 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702).
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 december 2015 tot 11 februari 2019 heeft schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van voorwerpen tot een groot bedrag.
4.2.
Feit 2 (eenvoudig witwassen)
4.2.1.
Standpunt van de officier van justitie
Het geld is aangetroffen in de woning waar de verdachte verbleef. Nu het gaat om geld dat door de kopers uit misdaad is verkregen, is dat geld ook van misdaad afkomstig en heeft de verdachte dat voorhanden gehad.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte een substantieel deel van zijn vermogen heeft verkregen door belastingontduiking. Tegelijkertijd is een mogelijk even groot deel van zijn vermogen niet door belastingontduiking verkregen. De vraag is nu wat dit betekent voor de ruim 89 duizend euro die zijn gevonden in de woning waar de verdachte verbleef. Het betekent in elk geval dat het geld dat is aangetroffen hooguit uit eigen misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal dan ook vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is wel bewezen. Het vermogen van de verdachte kan niet worden gesplitst in een deel dat legaal is verkregen en een deel dat illegaal is verkregen, waarbij dan zou moeten worden onderzocht of het aangetroffen geld tot het legale of tot het illegale gedeelte behoort. Als gezegd, is er sprake van vermenging van het geld. Tegen die achtergrond zal de rechtbank bewezen verklaren dat de verdachte op 11 februari 2019 voorhanden heeft gehad “een voorwerp, te weten een geldbedrag, afkomstig uit eigen misdrijf”.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 december 2015 tot 11 februari 2019 in Nederland op één of meer tijdstippen een groot geldbedrag heeft heeft overgedragen en/of heeft omgezet en van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte van bovengenoemde feit een gewoonte heeft gemaakt;
2.
Subsidiair:
Hij op 11 februari 2019 te Amsterdam, een voorwerp, te weten een geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1.Van het plegen van witwassen een gewoonte maken;

2.subsidiair,

eenvoudig witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een aantal jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en aan eenvoudig witwassen. De verdachte heeft gehandeld in crypto-telefoons en daarmee een groot geldbedrag verdiend. De verdachte heeft geen belastingaangifte gedaan van de omzetten en verdiensten van deze handel, terwijl hij daartoe wel was gehouden. Hij heeft zijn verplichting tot het betalen van belastingen ontdoken. De verdachte heeft op deze manier door misdrijf verkregen geld witgewassen door de bedragen waarover hij belasting had moeten betalen te herinvesteren in zijn bedrijf en daarvan privébetalingen te doen. Een deel van het geld is aangetroffen in de woning waar de verdachte is aangehouden.
Witwassen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en ondermijnt de legale economie. De verdachte heeft daarbij op geen enkel moment, ook niet op de terechtzitting, enige blijk gegeven van de strafwaardigheid van het bewust niet doen van belastingaangifte (en daarmee het bezitten en gebruiken van zwart geld) in te zien en stelt uitsluitend zijn eigen belang voorop; hij was kennelijk slechts uit op zijn eigen financiële gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte heeft grote geldbedragen witgewassen en met zijn handelen de legale economie ondermijnd. De rechtbank dient echter ook rekening te houden met een aantal omstandigheden. Eén daarvan betreft het tijdsverloop in deze zaak.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. In een zaak als deze, waarin er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, geldt als uitgangspunt een redelijke termijn voor de behandeling van twee jaar. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 11 februari 2019, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van vijfeneenhalf jaar verstreken.
Dat betekent dat de redelijke termijn ruimschoots is overschreden. Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal compensatie plaatsvinden door vermindering van de op te leggen straf.
Waar de bewezenverklaarde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigen, acht de rechtbank gelet op het tijdsverloop een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer opportuun. In plaats daarvan wordt een zeer forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dit voorwaardelijk strafdeel is bedoeld om tot uitdrukking te brengen dat de verdachte zeer ernstige strafbare feiten heeft gepleegd. Daarnaast dient het voorwaardelijk strafdeel er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen geldbedragen (euro’s, dirham, Zwitserse francs en ponden), de personenauto’s, de Macbook, de iPhone, de geldtelmachine, de digitale harde schijf en een vijftal simkaarten verbeurd te verklaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd om de beslaggenomen BQ telefoons te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag niet kan worden gehandhaafd en dat de in beslag genomen cryptotelefoons dienen te worden geretourneerd aan de verdacht, nu het bezit van dergelijke telefoons niet strafbaar is. Dit geldt ook voor het geld, nu het aangetroffen geld bedrag van de verdachte zelf is en het geen criminele herkomst heeft.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen geldbedragen zullen worden verbeurd verklaard. Het in beslag genomen geld is geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.
Dat de rechtbank belastingfraude als brondelict van het witwassen heeft aangemerkt en niet de handel in Encrochat-telefoons brengt mee dat de BQ-telefoons niet aangemerkt kunnen worden als vrucht van de gepleegde strafbare feiten. Evenmin zijn deze vervaardigd of bestemd tot het plegen van deze feiten. Zoals hiervoor overwogen is het bezitten van de telefoons op zichzelf niet in strijd met de wet en zonder directe link met concrete delicten kan evenmin gesproken worden van strijd met het algemeen belang. Anders dan de officier van justitie heeft bepleit zal dus een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte van de BQ-telefoons en simkaarten.
Hetzelfde geldt voor de overige in beslag genomen goederen, te weten de personenauto’s, de Macbook, de iPhone, de geldtelmachine en de digitale harde schijf zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 63, 420bis, 420ter en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 subsidiair tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 (tweehonderdvierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
117 (honderdzeventien) dagen;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 2 subsidiair tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2 subsidiair:
1. Geld Euro 49700.00
- 11-02-19 / 18009_517572 49.700)
2. Geld Euro 22250.00
- 11-02-19 / 18009_517573 22.250)
3. Geld Euro 2835.00
- 11-02-19 / 18009_517577 2835)
4. Geld Euro 565.00
- 11-02-19 / 18009_517578 565eur)
5. Geld Euro 1100.00
- 11-02-19 / 18009_517589 1100eur)
6. Geld Euro 2095.00
- 11-02-19 / 18009_517593 2095eur)
7. Geld Euro 5200.00
- 11-02-19 / 18009_517609 5200 eur)
8. Geld Euro 935.00
- 11-02-19 / 18009_517610 935eur)
9. Geld Euro 720.00
- 11-02-19 / 18009_517611 720 eur)
10. Geld Euro 3605.00
- 11-02-19 / 18009_517625 3605 eur)
11. Geld Euro 600.50
- 11-02-2019 18009_517666 600,50)
17. Geld Euro 75.89
- IBN 11-02-2019 18009_518178 340 dirham 75,89 eur
18. Geld Euro 872.61
- IBN 11-02-2019 18009_517612 1000 zw fr 872,61 eur
19. Geld Euro 54.75
- IBN 11-02-2019 18009_518186 50 pond = 54,75 eur
- gelast de teruggave aan verdachte van:
12. 1.00 STK Personenauto _517570 765.00
- PL2600-18009_517570 1x opel astra 73XTVP, Met papieren, Met sleutels)
13a. 1.00 STK Kentekenbewijs
- hoort bij [kentekennummer 1] (517571,volgnr 13: 517591)
13. 1.00 STK Personenauto 9569
- PL2600 18009_517571 1x VW golf [kentekennummer 2] , Met papieren, Met sleutels)
20. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ 517246
21. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos: 517576
22. 25.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos 4376: 517579
23. 25.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos 4441: 517580
24. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos Brasil: 517581
25. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos Bogota: 517582
26. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos: 517583
27. 2.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos: 517584
28. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ werkend met hoesje: 517585
29. 9.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos: 517587
30. 2.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos: 517598
31. 5.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos: 517600
33. 1.00 STK Computer
- MACBOOK 517602
34. 4.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos: 517603
35. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- IPHONE 517605
36. 1.00 STK GSM zaktelefoon Kl: zwart
- BQ AQUARIS 517606
37. 25.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ nieuw in doos 4440: 517607
38. 1.00 STK Telmachine 0.00
- geldtelmachine: 517608
41. 1.00 STK Harddisk
- WESTERN DIGITAL externe harde schijf: 517621
44. 5.00 STK Simkaart
- in doosje: 517624
45. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ AQUARIS X 517632
46. 1.00 STK GSM zaktelefoon
- BQ AQUARIS X5 plus 517633.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2015
tot en met 11 februari 2019 te Amsterdam , althans in Nederland
(telkens)
tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,
op één of meer tijdstippen in totaal minimaal 1.910.300 euro, althans
1.596.060 euro, althans een groot geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van dat/die
geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van bovengenoemd(e) feit(en)
een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair:
Hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van Euro 89.005, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en/of gebruik van heeft gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf;
Artikel 420bis lid 1, sub b WvSr
Subsidiair:
Hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Amsterdam, althans in nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van Euro 89.005, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Artikel 420quater 1 WvSr