ECLI:NL:RBROT:2024:10671
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsrecht wegens verblijf in het buitenland zonder dringende redenen
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024, wordt het beroep van eisers tegen de intrekking van hun recht op bijstand beoordeeld. Eisers, een man en een vrouw uit [woonplaats], hebben sinds 3 januari 2018 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden en hebben twee minderjarige kinderen. Op 12 juli 2023 hebben zij aan verweerder, het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts MVS, doorgegeven dat zij van 13 juli 2023 tot en met 23 augustus 2023 in het buitenland willen verblijven. Verweerder heeft hen op 14 augustus 2023 geïnformeerd dat zij geen recht op bijstand meer hebben als zij na 11 augustus 2023 in het buitenland blijven. Op 24 augustus 2023 meldden eisers dat zij op 22 augustus 2023 terug in Nederland waren, maar verweerder heeft op 29 augustus 2023 hun bijstandsuitkering over de periode van 11 tot en met 22 augustus ingetrokken, omdat zij langer dan vier weken in het buitenland verbleven.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar verweerder heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft op 8 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in een acute noodsituatie verkeerden die een uitzondering op de uitsluitingsgrond rechtvaardigde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.