ECLI:NL:RBROT:2024:10671

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 3163
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsrecht wegens verblijf in het buitenland zonder dringende redenen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 oktober 2024, wordt het beroep van eisers tegen de intrekking van hun recht op bijstand beoordeeld. Eisers, een man en een vrouw uit [woonplaats], hebben sinds 3 januari 2018 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden en hebben twee minderjarige kinderen. Op 12 juli 2023 hebben zij aan verweerder, het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts MVS, doorgegeven dat zij van 13 juli 2023 tot en met 23 augustus 2023 in het buitenland willen verblijven. Verweerder heeft hen op 14 augustus 2023 geïnformeerd dat zij geen recht op bijstand meer hebben als zij na 11 augustus 2023 in het buitenland blijven. Op 24 augustus 2023 meldden eisers dat zij op 22 augustus 2023 terug in Nederland waren, maar verweerder heeft op 29 augustus 2023 hun bijstandsuitkering over de periode van 11 tot en met 22 augustus ingetrokken, omdat zij langer dan vier weken in het buitenland verbleven.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar verweerder heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft op 8 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in een acute noodsituatie verkeerden die een uitzondering op de uitsluitingsgrond rechtvaardigde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3163

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2024 in de zaak tussen

[de man] en [de vrouw] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en

Het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts MVS, verweerder

(gemachtigde: mr. N.E. Bensoussan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de aanpassing van hun recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Met het besluit van 29 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder over de periode 11 tot en met 22 augustus 2023 het recht op bijstand van eisers ingetrokken.
1.2.
Met het besluit van 5 maart 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. El Idrissi, als waarnemer van de gemachtigde van eisers, en namens verweerder de gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers ontvangen sinds 3 januari 2018 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Eisers hebben 2 minderjarige kinderen.
2.1.
Op 12 juli 2023 hebben eisers aan verweerder doorgegeven dat zij over de periode 13 juli 2023 tot en met 23 augustus 2023 in het buitenland willen verblijven.
2.2.
In reactie hierop heeft verweerder eisers op 14 augustus 2023 bericht dat geen recht op bijstand meer bestaat als zij na 11 augustus 2023 nog in het buitenland verblijven.
2.3.
Op 24 augustus 2023 hebben eiseres gemeld dat zij terug zijn na verblijf in het buitenland. Uit de overgelegde bewijsstukken blijkt dat het gezin op 22 augustus 2023 in Nederland is teruggekeerd.
2.4.
Verweerder heeft in deze reactie van eisers aanleiding gezien met het besluit van 29 augustus 2023 de bijstandsuitkering van eisers over de periode van 11 tot en met 22 augustus (de periode) in te trekken omdat zij gedurende de periode te lang in het buitenland waren. Om recht op de uitkering te hebben, mogen eisers maximaal vier weken per kalenderjaar naar het buitenland. Eisers waren daarom op grond van artikel 13, eerste lid, onder e, van de Pw gedurende de periode uitgesloten van het recht op bijstand. Tegen het intrekkingsbesluit van 29 augustus 2023 hebben eisers bezwaar gemaakt.
2.5.
Met het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de commissie voor de bezwaarschriften, kamer sociale zaken, (de commissie) de intrekking gehandhaafd. In het advies staat dat eisers langer dan toegestaan in het buitenland hebben verbleven, nu zij pas op 22 augustus 2023 zijn teruggekeerd. Van zeer dringende redenen op grond waarvan alsnog aan eisers over de periode van 11 tot en met 22 augustus 2023 bijstand had moeten worden verleend, is volgens de commissie geen sprake.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht het recht op uitkering van eisers over de periode heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eisers betogen in beroep dat zij zich hebben gehouden aan hun inlichtingenplicht. Op 12 juli 2023 hebben zij toestemming gevraagd om in de periode van 13 juli 2023 tot en met 23 augustus 2023 naar het buitenland te gaan. Eisers moesten met spoed naar het buitenland gaan in verband met hun zieke kind en hebben de noodzaak om naar het buitenland te reizen onderbouwd met bewijsstukken van hun zieke kind. Zij zijn een dag eerder teruggekomen dan aangegeven in het aanvraagformulier. Volgens eisers is sprake van zeer dringende redenen om langer in het buitenland te blijven. Verweerder diende eisers over de periode dan ook op grond van artikel 16, eerste lid, van de Pw een uitkering te verstrekken, nu het kind van eisers in het buitenland ernstig ziek is geraakt en in een acute noodsituatie verkeerde. Eisers zijn direct naar het buitenland vertrokken. Eisers stellen dat zij als ouders van het kind een zorgplicht hebben en moesten het kind dan ook in deze periode verzorgen en helpen, voordat zij weer naar Nederland konden terugkeren.
6. Niet in geschil is dat eisers langer dan vier weken aaneengesloten in de periode buiten Nederland hebben verbleven. Dit betekent dat het college eisers op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Pw in zoverre terecht heeft uitgesloten van het recht op bijstand. Gelet op het dwingendrechtelijke karakter van genoemde bepaling is de (in dit geval medische) reden van het langduriger buitenlands verblijf niet van belang (onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 12 mei 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1083) – en dus evenmin het al of niet verwijtbaar hebben gehandeld van eisers – en bestaat voor de door eisers voorgestane weging van hun belangen geen ruimte, zodat het college daarin ook niet onzorgvuldig is geweest. In beginsel kan slechts in geval van artikel 16, eerste lid, van de Pw een uitzondering worden gemaakt op de uitsluitingsgrond (onder meer de uitspraak van de Raad van 5 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:788).
7. Zeer dringende redenen als bedoeld in deze bepaling doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1028. Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend, ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Een acute noodsituatie doet zich voor als het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985 en van 27 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1192.
8. Omdat eisers met hun beroep op artikel 16, eerste lid, van de Pw een beroep doen op een uitzondering op de hoofdregel van, in dit geval, artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Pw, moeten zij aannemelijk maken dat aan de voorwaarden voor die uitzondering is voldaan. Dit volgt uit de uitspraak van 27 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1192. Eisers zijn daarin niet geslaagd. Dit oordeel berust op het volgende.
9. Eisers hebben als toelichting op de door hen gestelde zeer dringende redenen - kort samengevat – naar voren gebracht dat hun kind in het buitenland ziek is geworden en er alleen voor stond. Zij hebben als ouders een zorgplicht. Eisers zijn de dag na dat zij hiervan hoorden vertrokken en zodra dit weer kon teruggekomen.
10. Met deze toelichting hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat zij in de te beoordelen periode in een acute noodsituatie verkeerden als bedoeld in 7. Uit de brief van de werkleider van 11 juli 2023 kan geconcludeerd worden dat het kind van eiseres ten tijde van hun vertrek naar het buitenland ziek was. Niet bekend is hoe de medische situatie van het kind op dat moment was en hoe het met het kind na aankomst van eisers in het buitenland is verlopen. Uit de brief van de maatschappelijk werker van het Franciscus Gasthuis & Vlietland van 12 juni 2023 en de brief van de huisarts van 21 juni 2023 valt alleen af te leiden dat sprake is van al langer bestaande medische klachten bij eiseres, maar niet dat bij haar in de periode van 13 juli 2023 tot en met 22 augustus 2023 sprake was van een medische situatie die levensbedreigend was of tot ernstig letsel of invaliditeit, dan wel andere ernstige gevolgen voor haar gezondheid kon leiden. Verder zijn er geen andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat in die periode sprake was van een dergelijke acute noodsituatie voor een of meer (andere) leden van het gezin. Niet is gebleken dat de behoeftige omstandigheden waarin het gezin verkeerde op geen enkele andere wijze dan door bijstandsverlening waren te verhelpen. Daarbij is van belang dat de kosten voor de reis en verblijf in Irak door de familie van eiser zijn gedragen

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet
Geen recht op bijstand heeft degene die een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland..
Artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet
Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.